direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hollandscheveld, wijzigingsplan Hollandscheveldse Opgaande 77
Status: vastgesteld
Plantype:
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2013BPW8024001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Op 23 juli 2013 heeft de gemeente Hoogeveen een verzoek ontvangen een woning te realiseren op het perceel Hollandscheveldse Opgaande 77 te Hollandscheveld. De gemeente wordt daarmee verzocht de bestemming van het betreffende perceel te wijzigen in de bestemming 'wonen'. Hiertoe dient een wijzigingsprocedure zoals omschreven in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening (Wro) te worden doorlopen.

Het plangebied van het wijzigingsplan Hollandscheveld Opgaande 77, bestaat uit het perceel kadastraal bekend gemeente Hoogeveen sectie D, nummer 5894, plaatselijk bekend als Hollanscheveldse Opgaande 77 te Hollandscheveld. Dit perceel heeft, volgens het vigerende bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 de bestemming wro-zone wijzigingsgebied 3.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied beslaat het perceel Hollandscheveldse Opgaande 77 te Hollandscheveld. De straat Hollandscheveldse Opgaande is gelegen ten westen van de dorpskern van Hollandscheveld.

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Hoogeveen vastgesteld op 16 mei 2013. Hieronder is een uitsnede van de vigerende verbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BPW8024001-VG01_0001.png"

Afbeedling 1: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Hollandscheveld 2011

2.3 Toelichting bestaande situatie

Het perceel is gelegen aan de Hollandscheveldse Opgaande 77 te Hollandscheveld. Het perceel heeft in bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 de bestemming “wonen” en “tuin” met wro-zone wijzigingsgebied 3.

Hoofdstuk 3 Gewenste ontwikkeling

Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven heeft het perceel de bestemming wro-zone wijzigingsgebied 3.  Het bestemmingsplan Hollandscheveld biedt in middels artikel 23.2 van de regels de mogelijkheid om het de bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'wonen' en 'tuin', met dien verstande dat:

  • het plan voldoet aan de uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 4.2.2. van de toelichting van bestemmingsplan Hollandscheveld
  • Alleen één vrijstaande woning mag worden gebouwd die qua bouwaanduiding overeenkomt met de specifieke bouwaanduiding (sba-1) uit het bestemmingsplan Hollandscheveld.
  • Parkeren op eigen terrein wordt opgelost
  • Dat na wijziging het bepaalde in artikel 'Tuin' en artikel 'Wonen' van toepassing is op de voor 'Tuin', en de voor 'Wonen' aangewezen gronden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Sigma Bouw & Milieu heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Verkennend milieukundig bodemonderzoek Hollandscheveldse Opgaande sectie D, nr. 5894 (ged.) te Hollandscheveld' (kenmerk: 13-M6634) van 14 augustus 2013 (Bijlage 1 Bodemonderzoek).

Uit de resultaten blijkt dat in de bovengrond het gehalte aan PAK licht verhoogd is vastgesteld. In de ondergrond zijn van de geanalyseerde parameters geen verhoogde gehalten aangetoond.
In het grondwater is het gehalte aan koper matig verhoogd aangetoond en zijn de gehalten aan barium en naftaleen licht verhoogd vastgesteld.
Een aanvullend onderzoek naar koper in het grondwater is niet noodzakelijk, omdat in de omgeving (Buitenvaart en Riegmeer) ook plaatselijke gehalten aan koper in het grondwater zijn aangetoond in dezelfde orde van grootte als in het plangebied. Koper komt met name in landbouwgebieden vaker in verhoogde concentraties in het grondwater voor. Meestal is de oorzaak de jarenlange mestbelasting op de percelen. Volgens de Milieudiagnose 1991 (Deel III grond en grondwaterkwaliteit, uitgegeven door het RIVM) wordt in onverdachte gebieden koper gemeten in gehalten tot aan of zelfs hoger dan de interventiewaarde. In de grond is geen verhoogd gehalte aan koper vastgesteld, waardoor er geen directe relatie bestaat met het gehalte aan koper dat is aangetroffen in het grondwater.

Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de nieuwbouw. Geadviseerd wordt om het grondwater ter plaatse niet te gebruiken voor bijvoorbeeld de besproeiing van de tuin en consumptieve doeleinden (veedrenking).

Grondverzet

Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.
Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij de afdeling Advies (team Bodem) van de gemeente Hoogeveen en bij Rijkswaterstaat Leefomgeving.

4.2 Archeologie en Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden. Op de IKAW is het plangebied aangegeven als een zone met lage trefkans voor archeologische waarden.

Het archeologisch adviesbureau De Steekproef heeft voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 een bureauonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Hoogeveen, 7 plangebieden Gemeente Hoogeveen (Dr.)' (kenmerk: 2008-12/05) van maart 2009 (Bijlage 2 Archeologisch onderzoek).
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in Hollandscheveld en uit de directe omgeving ervan geen archeologische meldingen bekend zijn. De bodem bestaat voornamelijk uit podzolgronden. Daar waar veen aanwezig is, heeft zich onder het veen een podzolprofiel gevormd. Dit houdt in dat het ten tijde van de prehistorie hoogstwaarschijnlijk droog genoeg is geweest voor bewoning of andere menselijke activiteiten, zoals vuursteenbewerking of jacht.
Geadviseerd werd bij ontwikkelingen in het plangebied die in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde plaats gaan vinden, een inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren.

Aangezien het plangebied sectie D, nr 5894 in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde ligt, is er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Wel blijft op grond van artikel 53 van de Monumentenwet de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

4.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is doorlopen voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011, waarin het plangebied is opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid.

Bij de realisatie van de nieuw te bouwen woning in het plangebied dienen de volgende uitgangspunten in acht genomen te worden:
- regenwater mag niet op het openbaar riool worden geloosd. Dit water dient zoveel mogelijk in het gebied vastgehouden te worden, voordat het afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater;
- de berging van regenwater zal zoveel mogelijk binnen het uitwerkingsgebied opgelost moeten worden.

4.4 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011, waar het plangebied in is opgenomen, is een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten van de natuurtoets zijn opgenomen in het rapport 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie Hollandscheveld' (kenmerk: 08376/07) van 14 maart 2011 (Bijlage 3 Ecologisch onderzoek).

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van belangrijke ecologische structuren.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aanwezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets kwam naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het Hollandscheveld beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn – met uitzondering van broedvogels, zoogdieren, Alpenwatersalamander en Groene glazenmaker – geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora- en faunawet Tabel 2/3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend. Uit de natuurtoets is naar voren gekomen dat de locaties aan de Hollandscheveldse Opgaande waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 geen nader onderzoek behoeven.

Op basis van de Nationale databank flora en fauna (NDFF) zijn geen waarnemingen bekend in het plangebied van middelzwaar tot zwaar beschermde soorten (tabel 2 of 3-soorten) uit de Flora en faunawet.

Op basis van de resultaten van de natuurtoets en de NDFF wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De meest kritische parameters in Nederland zijn stikstofdioxide en fijn stof. De overige parameters leiden niet tot overschrijdingen in Nederland.

Voor de herziening van het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Luchtkwaliteitsonderzoek, Bestemmingsplan Hollandscheveld' (kenmerk: 080185.08L) van 22 april 2011 (Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek).
Uit het onderzoek blijkt dat het met name het verkeer een bijdrage kan leveren aan de luchtkwaliteit in het plangebied. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de concentratie NO2 en PM10 als gevolg van het wegverkeer op de Hollandscheveldse Opgaande niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden die zijn opgenomen in de Wet luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

4.6 Geluid

Het plangebied is opgenomen in de Structuurvisie Hollandscheveldse Opgaande van 2005. Ten behoeve van deze structuurvisie is in 2005 reeds akoestisch onderzoek (kenmerk: HO/RT/2005-07) uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden voor de bouwlocatie in het plangebied. In 2006 is voor deze locatie een hogere grenswaarde aangevraagd bij en verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe (kenmerk: 10/MB/A3/2006002163 van 6 maart 2006) van 57dB voor wegverkeerslawaai als gevolg van de Hollandscheveldse Opgaande.

Voor het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 heeft Ingenieursbureau Spreen een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Hollandscheveld' (kenmerk: 080185-08W) van 15 april 2011 (Bijlage 5 Akoestisch onderzoek). In dit onderzoek is ook de geluidbelasting als gevolg van de Hollandscheveldse Opgaande inzichtelijk gemaakt voor het jaar 2021. Gebleken is dat de geluidbelasting niet hoger is dan de vastgestelde hogere waarde van 57 dB, indien de woning gerealiseerd word in de rooilijn van de reeds bestaande bebouwing.

 Overige geluidbronnen
Overige geluidbronnen zoals industrie, railverkeer of luchtvaart vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.7 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met het gestelde in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Verder hoeft bij dit plan ook geen rekening gehouden te worden met de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS).

Buisleidingen
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een hoge druk aardgasleiding die ten noordwesten van het plangebied loopt. Om te bepalen of de risico's acceptabel zijn, wordt getoetst aan de normen zoals die zijn vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (hierna Bevb).
Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten mogen bevinden binnen de plaatsgebonden risico (PR) contour van 10-6 per jaar. Voor (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten geldt de norm PR 10-6 als richtwaarde.
Voor het groepsrisico zijn geen grenswaarden opgenomen in het Bevb. Hiervoor geldt een oriëntatiewaarde. Deze waarde zegt iets over de kans dat een calamiteit optreedt en het effect daarvan op de omgeving. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht, waarbij het de gemeente verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij de Hulpverleningsdienst Drenthe omtrent aspecten als bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij een eventuele calamiteit.

Plaatsgebonden risico
De belemmerende zone, zoals bedoeld in artikel 14 van het Bevb bedraagt 5 meter aan weerszijden van een hoge druk aardgasleiding met een druk vanaf 40 bar of meer, gemeten uit het hart van de leiding. Binnen deze zone mag geen bebouwing worden opgericht. Voor de buisleidingen rondom het plangebied is geen plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour berekend die buiten de belemmeringenstrook ligt. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico en de belemmeringenzone zijn er voor de planontwikkeling geen belemmeringen.

Groepsrisico
Binnen het invloedsgebied van hoge druk aardgasleidingen moet het groepsrisico verantwoord worden. Dit is een bestuurlijke afweging. De verantwoording van het groepsrisico heeft reeds plaatsgevonden bij het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011. Voor dit plan is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd, waar ook de ontwikkellocaties aan de Hollandscheveldse Opgaande zijn betrokken. Uit deze risicoanalyse is gebleken dat de oriëntatiewaarde voor geen enkele ontwikkellocatie werd overschreden. Het groepsrisico speelt kwantitatief gezien dan ook geen enkele rol. Vanuit kwantitatief oogpunt is er geen belemmering voor deze ontwikkeling.

De Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) is bij het bestemmingsplan Hollandscheveld 2011 in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen inzake de kwalitatieve risicobeoordeling, waarbij de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid van personen wordt betrokken. De HVD heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een advies uit te brengen. Aangenomen mag worden dat de ontwikkeling acceptabel geacht wordt.

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

Hoogspanningslijnen
In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van VROM 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).

4.8 Milieuzonering bedrijven

Het plangebied ligt in lintbebouwing ten westen van Hollandscheveld. Het lint bestaat voornamelijk uit woningbouw. Op ca. 105 meter van het plangebied ligt een veehouderij (Hollandscheveldse Opgaande 67). Het plangebied ligt op voldoende afstand van deze veehouderij. Er zijn reeds bestaande woningen aanwezig tussen deze veehouderij en het plangebied. Er liggen geen overige bedrijven in de nabijheid van het plangebied die eventueel een belemmering kunnen vormen de ruimtelijke ontwikkeling. Ook andersom belemmert een nieuwe woning niet de omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering.

4.9 MER beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.


In het plangebied is sprake van een nieuw te bouwen woning. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.

Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 1 woning ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

De onderzoekslocatie ligt op meer dan 3 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De woning wordt gerealiseerd in bestaande lintbebouwing van de kern Hollandscheveld. Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

4.10 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.
Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren in de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Er zijn in de praktijk verschillende mogelijkheden om energieneutraal te bouwen en rekening te houden met het gebruik van duurzame materialen.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier een particulier initiatief waarvan de kosten door de initiatiefnemer worden gedragen. Voor de andere kosten, zoals het inrichten van de openbare ruimte, moet ingevolge artikel 6.12 Wro een exploitatieplan worden opgesteld, tenzij het verhaal van deze kosten anderszins is verzekerd. In dit geval is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierdoor is het opstellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

Op het wijzigingsplan is het ter zake bepaalde in de voorschriften van het bestemmingsplan Hollandscheveld (vastgesteld 16 mei 2013), van overeenkomstige toepassing.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

6.3.1 Tuin

Het gedeelte van het perceel waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, heeft deze bestemming gekregen. Deze grond ligt tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de openbare weg.

6.3.2 Wonen

In de woonbestemming is voor de bouwstrookdiepte een maat van twaalf meter aangehouden, zodat de woning nog naar achteren kan uitbreiden (zolang de uitbreiding binnen het bouwvlak plaatsvindt). Er mag één vrijstaande woning worden gebouwd die qua bouwaanduiding overeenkomt met de specifieke bouwaanduiding (sba-1) uit de regels van het bestemmingsplan Hollandscheveld.Dat wil zeggen dat de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen, en de goothoogte maximaal 3,5 meter.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het ontwerpwijzigingsplan ligt van 23 oktober 2013 voor de duur van zes weken ter inzage. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden een zienswijze op het ontwerp indienen (afd. 3.4 Awb). Nadat burgemeester en wethouders het wijzigingsplan hebben vastgesteld bestaat de mogelijkheid voor beroep tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 8 Inspraak en vooroverleg

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 23 oktober tot en met 3 december 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon een zienswijze op het ontwerp worden ingediend (afd. 3.4 Awb). Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.