direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oost/Oranjebuurt, deelplan Linhorst Homanstraat/Julianastraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Julianastraat 5 en Linthorst Homanstraat 2 was tot begin 2012 het bedrijf Wams Techniek gevestigd. Dit bedrijf hield zich bezig met alles op het gebied van installatietechniek. Op de locatie was het kantoor en de werkplaats met magazijnen alsmede een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijfsactiviteiten van het bedrijf Wams Techniek zijn begin dit jaar overgenomen door Eshuis Installatietechniek. Hierdoor is het bedrijf op deze locatie beëindigd. Het bedrijf had op deze locatie ook geen toekomstmogelijkheden meer. De eigenaar heeft het pand afgelopen zomer in de verkoop gezet. Op onderstaande foto 1 en luchtfoto 2 is de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: huidige situatie locatie hoek Linthorst Homanstraat 2 en Julianastraat 5

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0002.png"

Afbeelding 2: huidige situatie locatie hoek Linthorst Homanstraat 2 en Julianastraat 5

1.2 Opgave bestemmingsplan

De nieuwe eigenaar wil de aanwezige bedrijfswoning aan de Julianastraat 5 weer als woning gaan gebruiken en wil de bestaande bedrijfsbebouwing aan de Linthorst Homanstraat 2 verbouwen tot woning. In de toekomst wil men eventueel de bestaande bebouwing verder in de hoogte kunnen uitbreiden. Het is de bedoeling aansluiting te zoeken bij de bestaande woonbestemmingen in de directe omgeving en de daarbij behorende bouwmogelijkheden. Vandaar dat voorliggend bestemmingsplan is opgesteld.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plan heeft betrekking op de hoek van de Julianastraat en de Linthorst Homanstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: Overzicht van het plangebied

2.2 Vigerend recht

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009. Dit bestemmingsplan is op 4 juli 2012 onherroepelijk geworden. Binnen dit bestemmingsplan rust op deze locatie de bestemming Bedrijf, met de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie. Daarnaast liggen over de locatie de gebiedsaanduidingen geluidszone Industrie en vrijwaringszone – Molenbiotoop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0004.png"

Afbeelding 4: uitsnede verbeelding Oost/Oranjebuurt 2009

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

2.3.1 Bebouwing

Het plangebied bestaat uit een vrijstaande woning gelegen aan de Julianastraat 5 met voor- en achtertuin en een kantoor/bedrijfspand gelegen aan de Linthorst Homanstraat 2. De locatie ligt in het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009. Het plangebied ligt nabij voorzieningen, strategisch tussen het centrum en het Bentinckspark.

2.3.2 Parkeren

Bij het bedrijf van Wams werd geparkeerd op eigen terrein en op de in het openbaar gebied gelegen parkeerplaatsen. De parkeerdruk neemt ten gevolge van de functieverandering van kantoor/bedrijfsruimte naar wonen niet toe. Het aantal verkeersbewegingen neemt af doordat het dagelijkse bedrijfsverkeer er niet meer is en vervangen wordt door het verkeer van slechts enkele huishoudens.

2.4 Functionele structuur plangebied

2.4.1 Wonen

De directe omgeving van het plangebied heeft voornamelijk een woonfunctie. Behalve de woonfunctie zit recht tegenover de locatie een school voor voortgezet onderwijs. Deze school gaat binnenkort nieuwbouw plegen, waardoor de locatie in de nabije toekomst een nieuwe bestemming zal krijgen. Het meest voor de hand ligt dat de locatie ook een woonfunctie gaat krijgen. Het beeld bij de woningen wordt in de Julianastraat en de Linthorst Homanstraat vooral bepaald door een afwisseling van vrijstaande en half vrijstaande woningen en deels aaneengebouwde woningen. Het parkeren geschiedt bij de vrijstaande en half vrijstaande woningen voornamelijk op eigen terrein en voor het overige zijn er een aantal parkeerstroken of -terreintjes aangelegd.

2.4.2 Verkeer

De Notaris Mulderstraat met aansluitend de Schoolstraat zijn onderdeel van de Centrumruit in het drieringenstelsel. De Grote Kerkstraat, de Vos van Steenwijklaan, de Kanaalweg en Het Haagje zijn binnen dit stelsel zogenaamde verbindende radialen. Deze wegen kunnen als doorgaande wegen worden bestempeld en zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen. De Julianastraat en de Linthorst Homanstraat hebben in het algemeen slechts een functie voor de aanliggende bebouwing in het verblijfsgebied, zodat deze een beperkte verkeersfunctie vervullen. Deze wegen behoren alle tot het 30 km/h-gebied en worden gecategoriseerd als erftoegangswegen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EUlanden, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. In deze ruimtelijk onderbouwing is rekening gehouden met dit verdrag.

3.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten. In deze ruimtelijk onderbouwing is rekening gehouden met deze wet.

3.2 Rijksbeleid

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio's, land overschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling. Op nationaal niveau zijn diverse beleidsvoornemens verschenen, zoals de Nota wonen in de 21eeeuw en de Nota Ruimte, waarover veelal met de provincie overleg is gevoerd. Het rijksbeleid komt voornamelijk, voor zover van toepassing, in de milieuparagraaf aan de orde.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de 'Omgevingsvisie Drenthe' vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijke-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De omgevingsvisie is ingevuld vanuit de wetenschap dat er een nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, waarin de rol van de provincie anders is gedefinieerd. Deze nieuwe rol brengt met zich mee dat de provincie zijn eigen perspectieven en belangen helder moet benoemen. De provincie doet dit vanuit een basishouding 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en op basis van gelijkwaardigheid met en vertrouwen in haar partners, waaronder de twaalf Drentse gemeenten. De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang.

Er zal een goede samenwerking met de gemeenten moeten plaatsvinden met betrekking tot het behoud en de verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Het is een gemeentelijke taak om bij het ontwerpen en het inrichten van de fysieke leefomgeving rekening te houden met milieuaspecten als water, bodem en luchtkwaliteit, geluid-, geur- en lichthinder en externe veiligheid. Van provinciaal belang zijn milieueffecten en externe veiligheidseffecten die de gemeentegrenzen overschrijden of samenhangen met provinciale verantwoordelijkheden. Daarom is leefomgevingskwaliteit een structureel onderwerp van overleg tussen provincie en gemeenten. Hierdoor kunnen gezamenlijk in een vroegtijdig stadium kansen gesignaleerd worden voor het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit en mogelijke knelpunten voorkomen en aangepakt worden. Er kunnen zich situaties voordoen waarin een gewenste ruimtelijke ontwikkeling alleen mogelijk is als de grenswaarden voor een goede milieukwaliteit worden overschreden, zelfs na het treffen van overlastbeperkende maatregelen. Voor dit soort gevallen wordt de stad- en milieu benadering toegepast (een integrale benadering van milieu en ruimtelijke ordening in de ruimtelijke planvorming). Het uitgangspunt daarbij is dat de betrokken partijen al het redelijke moeten doen om overschrijding van de grenswaarden te voorkomen.

3.4 Regionaal beleid

Gelet op de demografische ontwikkelingen is het belangrijk dat woningbouwprogramma's in een bovenlokale strategie worden opgenomen. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en de diversiteit in het regionale aanbod te vergroten, worden regionale afspraken gemaakt. Voor de onderbouwing van deze afspraken wordt van de regio's een regionale woonvisie gevraagd, waarin kwantiteit en kwaliteit van bouwprogramma's op elkaar is afgestemd, waarbij gemeentelijke woonplannen een belangrijke basis vormen voor regionale woonvisies. Deze worden opgesteld voor gebieden met een samenhangende woningmarkt. Op basis van verhuisbewegingen en woon-werkverkeer zijn in Drenthe drie regio's gedefinieerd, waarbij Hoogeveen in de regio Zuidwest-Drenthe ligt (samen met de gemeenten De Wolden, Meppel en Westerveld). Op basis van de bevolkingsprognose is voor elke regio een maximum bepaald voor de woningbehoefte (kwantitatief plafond), waarbij voor de regio Zuidwest-Drenthe een netto toename van 5.100 woningen is opgenomen. In de stedelijke gebieden zal de bevolking in de komende periode doorgroeien. De steden moeten een adequate strategie hebben om zorgvuldig met de ruimtevraag om te gaan, variatie in woonmilieus te bieden, bereikbaarheid duurzaam te organiseren en het voorzieningenniveau op peil te houden. De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft daarom naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische- of gebiedskenmerken. Nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen is dat steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn. De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties. Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarriëre. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren.

Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisie of in het Woonplan, waarin op planmatige en samenhangende wijze het woonbeleid van de gemeente invulling krijgt en eigen keuzes inzichtelijk worden gemaakt. Zij moeten daarbij rekening houden met de huidige kernenstructuur in de gemeente, de behoefte aan verschillende woonmilieus waarbij de toedeling van de woonopgave gebeurt op basis van de functie van de kern. Hierbij moet de woonopgave van deze kernen worden benut om de dorpsranden 'af te hechten'. Bij de woonopgave moet een goede regionale samenwerking en afstemming plaatsvinden.

3.5 Gemeentelijk beleid

In het kader van dit initiatief zijn van belang de Toekomstvisie voor Hoogeveen, De Structuurvisie 2.0 en de Woonvisie 2011 - 2020

3.5.1 Toekomstvisie voor Hoogeveen

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft met name betrekking op het wonen, het werken, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.5.2 Structuurvisie 2.0

In oktober 2012 is de Structuurvisie 2.0 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de bestaande structuurvisie ‘Hoogeveen ruim gezien 2015]2030’. Er is bewust voor gekozen om de structuurvisie alleen op onderdelen bij te stellen. De kern van de originele visie, namelijk duurzame kwaliteit, blijft recht overeind. Een aanvulling doet ook meer recht aan de visie die in 2004 is vastgesteld na een gedegen samenspraak tussen inwoners, organisaties, bedrijven, gemeenteraad en college. Duurzame kwaliteit is de rode draad voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Hoogeveen in de jaren tot 2030. De gemeente gaat uit van een beheerste groei naar 57.000 tot 58.000 inwoners in 2030. De oude prognose van 59.000 is daarmee bijgesteld. Om deze groei te kunnen realiseren is ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid nodig. De structuurvisie beschrijft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en geeft antwoord op vragen als: welke ontwikkelingen zijn gewenst, wat is realistisch en uitvoerbaar en waar moeten ontwikkelingen plaatsvinden? De structuurvisie geeft aan hoe Hoogeveen in de toekomst omgaat met thema’s als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Beperkte financiële middelen dwingt de gemeente de komende jaren keuzes te maken. De overheid zal steeds meer terugtreden en initiatieven over laten aan de markt. Doorwerking van de Structuur visie vindt plaats in bestemmingsplannen, dat zijn juridisch bindende plannen met rechten en plicht en voor zowel overheid als burger. De thema’s zijn: wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid.

Door veranderende marktomstandigheden, demografische veranderingen, ontwikkelingen rondom duurzaamheid en nieuwe regelgeving, is woonbeleid noodzakelijk. De Woonvisie is een instrument waarmee de gemeente kan sturen, regisseren en faciliteren. Hiertoe is de Woonvisie 2011–2020 ‘Focus op een aantrekkelijke stad’ in december 2011 vastgesteld. Deze woonvisie vervangt de Nota Wonen 2005-2015. De economische crisis van de afgelopen jaren heeft invloed gehad op de inkomenspositie van mensen, de arbeidszekerheid en financieringsmogelijkheden en de woningprijzen. We hebben te maken met een andere woningmarkt dan in 2005. Dat blijkt ook uit onderzoeken, zoals het woon- en leefbaarheidsonderzoek 2007 en de verhuisstroomenquête 2001-2006. In het centrum is groei van het aantallen woningen voorzien.

3.5.3 Wonen

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op inbreiding in de stad. Er is behoefte aan wervende woonmilieus met daarin ook betaalbare, levensloopbestendige woningen. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone. De oude plannen van havens in de kanalenzone en grote landschapsinvesteringen wordt losgelaten. Er wordt ingezet op kleinschalige initiatieven. Daarnaast kiest de gemeente voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Dit initiatief waarbij de bestaande bebouwing in de kern van Hoogeveen wordt ingezet t.b.v. extra woonfuncties past daarom geheel in het gemeentelijk beleid, zoals neergelegd in de structuurvisie 2.0, waarin juist wordt ingezet op inbreiding in de kern van Hoogeveen.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Huidige en toekomstige situatie

Op de locatie Julianastraat 5 en Linthorst Homanstraat 2 was tot begin 2012 het bedrijf Wams Techniek gevestigd. Dit bedrijf hield zich bezig met alles op het gebied van installatietechniek. Op de locatie was het kantoor en de werkplaats met magazijnen alsmede een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijfsactiviteiten van het bedrijf Wams Techniek zijn begin dit jaar overgenomen door Eshuis Installatietechniek. Hierdoor is het bedrijf op deze locatie beëindigd. Het bedrijf had op deze locatie ook geen toekomstmogelijkheden meer. De eigenaar heeft het pand afgelopen zomer in de verkoop gezet.

De nieuwe eigenaar wil de aanwezige bedrijfswoning aan de Julianastraat 5 weer als woning gaan gebruiken en wil de bestaande bedrijfsbebouwing aan de Linthorst Homanstraat 2 verbouwen tot woning. In de toekomst wil men eventueel de bestaande bebouwing verder in de hoogte met 1 of 2 lagen kunnen uitbreiden. Om een evenwichtig straatbeeld te garanderen wordt aansluiting gezocht bij de bestaande woonbestemmingen in de directe omgeving en de daarbij behorende bouwmogelijkheden.

Op basis van de huidige bestemming “Bedrijf” mogen de goot en de bouwhoogte 8 meter bedragen. Bij de bestemming “Wonen”, bouwklasse 1 mag Julianastraat 7 nu goot op max. 3,5 meter en bouwhoogte max. 10 meter. Bij de bestemming “Wonen”, bouwklasse 6 mag linthorst Homanstraat 4 nu goot op max. 6 meter en bouwhoogte max. 10 meter.

Bij de nieuwe bestemming “Wonen” wordt daarom gekozen voor maximaal 3 woningen (inclusief Julianastraat 5) met een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter. Dit sluit goed aan bij de woonbestemmingen van de omliggende panden. Door de goothoogte te verlagen naar 6 meter dient de 2e verdieping als een bouwlaag met kap en goot op 6 meter hoogte gerealiseerd te worden. Hierdoor blijft de schaal van de bebouwing in evenwicht met de omliggende bebouwing. Analoog aan de rest van de woningen aan de Julianastraat wordt aan de tuin voor de woning Julianatraat 5 de bestemming “Tuin” gegeven.

Het bestaande bouwblok blijft gehandhaafd, met dien verstande dat het bouwblok naar de hoek Linthorst Homanstraat 2 en Julianstraat 5 iets wordt verruimd. Hierdoor kan bij eventuele toekomstige bouwplannen de bebouwing meer tot de hoek van beide straten worden doorgetrokken, waardoor een betere afronding van de bebouwing gerealiseerd kan worden.

In afbeelding 5 zijn de nieuwe bestemmingen verbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0005.png"

Afbeelding 5: Gewijzigde bestemmingen plangebied: Wonen en Tuin

4.1.1 Parkeren

Volgens de parkeernota moet er voldoende parkeerruimte per functie zijn. De parkeernota bestaat uit drie delen. Deze locatie valt onder de parkeernota, deel 'wijken en dorpen”. Daarin staat dat de parkeernorm van de CROW wordt gehanteerd. Thans hanteren we die op 1,8 parkeerplaats per woning. De parkeerbehoefte zal, uitgaande van de gemaakte berekening, niet hoger worden. Aan parkeerruimte zijn op dit moment 2 plaatsen op eigen terrein aanwezig en 4 plaatsen in het openbaar gebied (deze waren aangelegd ten dienste van het voorheen gevestigde installatiebedrijf).

4.2 Landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing

4.2.1 Beleid binnen het vigerende bestemmingsplan

Het beleid voor het gebied binnen het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009 komt kort geformuleerd neer op het behoud en versterking van de kwaliteit van het woonmilieu. Die kwaliteit komt ook tot uiting in de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken. De bebouwing bestaat uit eenvoudige woningen in de vorm van rijenbouw, dubbele woningen en een aantal grotere vrijstaande woningen. De hoogte is niet meer dan twee bouwlagen met een kap. De wandvorming van de bebouwing geeft een stedelijk karakter, de beperkte perceelbreedte versterkt dit effect en door de beperkte hoogte en de aanzetten tot wandvorming bepalen de ruimtelijke werking van dit gebied. De wandvormende bebouwing staat strak in een rooilijn aan de straat.
De aanwezige schaal en parcellering van de bestaande bebouwing zijn uitgangspunten voor nieuwe invullingen en vervangende nieuwbouw. De gebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op de straat en zichtbaar samenvoegen van panden is ongewenst.

4.2.2 Karakteristieke panden en cultuurhistorische gebieden

Het gemeentelijk beleid voorziet in de bescherming van het nog aanwezige historische cultuurgoed. Hierbij wordt verwezen naar de rijksmonumentenlijst, de provinciale monumentenlijst, de gemeentelijke nota "Hoogeveens Monumentaal" en naar de notitie van sectorale monumentenzorg naar integraal omgevingsbeleid. Om karakteristieke kenmerken en cultuurhistorische waarden te kunnen beschermen en versterken zijn de provinciale monumenten en gemeentelijke monumenten in het bestemmingsplan extra beschermd. De gebieden met een cultuurhistorische betekenis worden voorzien van een dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie". Dit betekent dat in beginsel een pand niet gesloopt mag worden. Handhaving is het uitgangspunt. Mocht dit toch het geval zijn, na bijvoorbeeld een calamiteit als brand, dan is in geval van sloop en herbouw van het pand, een vergunning nodig. De oorspronkelijke hoofdvorm moet weer in ere hersteld worden. Dit om de bouwmassa en uitstraling in dit gebied te garanderen. Voor verbouwingen aan de panden geldt het regime van de Welstandsnota.

4.2.3 Bedrijven en detailhandel

Uitgangspunt van het beleid van de gemeente ten aanzien van bedrijfsactiviteiten is dat sterk milieuhinderlijke en/of grootschalige bedrijven niet in de wijken thuis horen doch slechts kunnen worden toegestaan op een industrieterrein. Het bedrijf Wams Techniek is overgenomen door Eshuis Installatietechniek die de bedrijfsactiviteiten voortzet vanaf hun bedrijfslocatie op Industrieterrein De Wieken. Doordat de nieuwe eigenaar de bedrijfsbestemming wil wijzigen naar een woonbestemming wordt voldaan aan het beleidsuitgangspunt om bedrijfsactiviteiten te weren uit woonwijken.

4.2.4 Landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing

Bij de nieuwe bestemming “Wonen” is daarom gekozen voor een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter. Dit sluit goed aan bij de woonbestemmingen van de omliggende panden. Door de goothoogte te verlagen naar 6 meter dient de 2e verdieping als een bouwlaag met kap en goot op 6 meter hoogte gerealiseerd te worden.

Hierdoor blijft de schaal van de bebouwing in evenwicht met de omliggende bebouwing en wordt voldaan aan het geformuleerde beleid uit het bestaande bestemmingsplan.
Bij verbouwingen en uitbreidingen van de bestaande bebouwing zal het regime van de Welstandsnota als leidraad genomen worden.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Het plan betreft het wijzigen van de bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin”. De woning Julianastraat 5 wordt niet verbouwd. Het kantoor/bedrijfspand aan de linthorst Homanstraat 2 zal in eerste instantie alleen intern verbouwd worden. Mogelijk zal in de toekomst op de bestaande bebouwing 1 of 2 bouwlagen worden toegevoegd. Sigma Bouw & Milieu heeft op 11 mei 2012 een verkennend milieukundig bodemonderzoek (kenmerk 12-M 6136) (verkennend milieukundig bodemonderzoek) uitgevoerd voor de locatie Linthorst Homanstraat 2 en Julianastraat 5 te Hoogeveen. Het betreft een onderzoek in het kader van de aan- en verkoop van de locatie. Het onderzoeksterrein is beperkt tot de niet bebouwde gedeelten van het plangebied (zie afbeeldeing 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0006.png"

Afbeelding 6: Overzicht onderzoekslocatie

De locatie Julianastraat 5 heeft voor zover bekend in het verleden hoofdzakelijk een woonfunctie gehad. De locatie Linthorst Homanstraat 2 was in het verleden in gebruik als bedrijfs- en kantoorruimte. In het verleden was een ondergrondse tank voor benzine met een inhoud van 6000 liter en een afleverpomp aanwezig. De situering van het vulpunt en de ontluchtingsleiding blijken niet te achterhalen. Waarschijnlijk is de tank ook in een later stadium gebruikt voor de opslag van huisbrandolie. Voor zover bekend is de tank in 1986 verwijderd en verschroot.

5.1.1 Bodemonderzoek

Uit het rapport van Sigma Bouw & Milieu van 11 mei 2012 blijkt dat de ondergrond en het grondwater ter plaatse van de voormalige ondergrondse brandstoftank en het voormalige afgiftepunt is verontreinigd met minerale olie. Gelet op deze verontreiniging heeft Sigma Bouw & Milieu op 3 juni 2013 een nader milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd (rapport kenmerk 13-M6552) (nader milieukundig bodemonderzoek). Doel van dit nader onderzoek was om de geconstateerde verontreiniging in de grond en het grondwater ter plaatse van de buitengebruik gestelde ondergrondse brandstoftank af te perken en daarbij afdoende conclusies te kunnen verbinden aan de kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie.

Uit dit nader milieukundig bodemonderzoek (fase 1) blijkt dat in de grond en in het freatisch grondwater onder het pand aan de Linthorst Homanstraat 2 geen verhoogde gehalten minerale olie, vluchtige minerale olie en/of vluchtige aromaten worden gemeten. Op basis van deze gegevens worden inpandig geen humane risico's verwacht. Ook is komen vast te staan dat er een grond en grondwater verontreiniging in de ondergrond ter plaatse van het buitenterrein aanwezig is. De grondwater verontreiniging is nog niet volledig afgeperkt.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt verwacht dat het volumecriterium voor een ernstig geval van bodemverontreiniging in de grond en het grondwater niet wordt overschreden.

Op de locatie is vanaf 1928 een benzineverkooppunt gevestigd geweest. Voor zover bekend zijn de verontreinigingen met minerale olie en vluchtige aromaten in de grond en het grondwater ontstaan door op- en overslag en handelingen met brandstof. Aannemelijk is dat de verontreiniging door de jaren heen is ontstaan, naar verwachting grotendeels voor 1987. Aangezien er in dit geval naar verwachting geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging in het kader van de Wet Bodembescherming hoeft geen bepaling omtrent de spoedeisendheid van het geval van bodemverontreiniging te worden opgesteld.

Indien in de toekomst wordt overgegaan tot een eventuele sanering van de verontreiniging of voor het treffen van sanerende maatregelen dient vooraf een saneringsplan, waarin de voorgenomen saneringswerkzaamheden worden beschreven, te worden opgesteld. Het saneringsplan dient voorafgaand aan de werkzaamheden ter goedkeuring te worden ingediend bij het bevoegd gezag. Opgemerkt wordt dat alvorens een saneringsbeschikking kan worden verleend meestal een duidelijke afperking van de verontreiniging noodzakelijk is. Geadviseerd wordt de grondwater verontreiniging door middel van een nader onderzoek (fase 2) verder af te perken.

5.1.2 Conclusie

Uit de conclusies en aanbevelingen blijkt dat er inpandig geen humane risico's worden verwacht. Aangezien er alleen een interne verbouwing gaat plaatsvinden en er geen werkzaamheden in de bodem plaatsvinden, kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van het aspect bodem er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen.

5.1.3 Grondverzet

Bij eventueel toekomstig grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans.In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij. Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kunnen worden verkregen bij de afdeling Advies (team bodem) van de gemeente Hoogeveen en ministerie van Infrastructuur en Milieu/Rijkswaterstaat Leefomgeving.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

Het adviesbureau De Steekproef heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in de bebouwde kom van Hoogeveen. Hiervan is verslag gedaan in rapport 2006-03/16. Dit verslag is onderdeel van het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009 vastgesteld 4 juli 2012. Uit het uitgevoerde bureauonderzoek is gebleken dat Hoogeveen in een veengebied ligt waarvan weinig prehistorische vondsten bekend zijn. Als dorp is Hoogeveen aan het begin van de 17e eeuw gesticht en kent sindsdien een continue bewoning. Uit de directe omgeving van Hoogeveen zijn niet veel meldingen bekend van archeologisch waardevolle terreinen. Echter de vondsten die wel bekend zijn, geven aan dat het gebied, en dan met name de zandgronden ten noorden en zuidwesten van Hoogeveen, ook voor de Nieuwe Tijd (1500 - 1950 nC) bewoond en bezocht is geweest.
Aangezien het plangebied in de niet gekarteerde delen van de bebouwde kom van Hoogeveen ligt, is het van belang bij bodemingrepen die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, de gaafheid van de bodem vast te stellen. Indien uit de voorgeschiedenis van het terrein niet blijkt dat eerdere bodemingrepen hebben plaatsgevonden - waarmee vaststaat dat de gaafheid van de bodem is verstoord - dient een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
De locatie Julianastraat 5 en de Linthorst Homanstraat 2 zijn reeds bebouwd. Er is alleen sprake van een interne verbouwing, waarbij geen verstorende bodemingrepen plaatsvinden. Het uitvoeren van een inventariserend archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. De meldplicht blijft wel van kracht als tijdens graafwerkzaamheden archeologische sporen of vondsten worden aangetroffen. In dat geval dienen de werkzaamheden onmiddellijk te worden stilgelegd. De provinciaal archeoloog en de gemeente dienen hiervan op de hoogte te worden gebracht.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect archeologie en cultuurhistorie er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen.

5.3 Water

In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's:

  • 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
  • 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede reden – de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken – niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
  • 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.


Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt voor gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, de verdroging wordt tegengegaan en er rekening wordt gehouden met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Bij planvorming dient het waterschap tijdig te worden ingelicht. Hierdoor kan het waterschap de initiatiefnemer goed op de hoogte stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Indien tijdens de uitvoering waterhuishoudkundige aspecten aan bod komen, wordt het Waterschap daarover ingelicht. Het plan bestaat uit het wijzigen van de bedrijfsbestemming naar de bestemming Wonen en Tuin. De bestaande bebouwing blijft gehandhaafd. De bedrijfsbebouwing wordt intern omgebouwd tot een of meer woningen/appartementen.

In het kader van deze planontwikkeling is een watertoets uitgevoerd.
Waterschap Reest en Wieden komt tot het volgende advies d.d. 18 februari 2013 (bijlage 3 Watertoets):
Er is geen sprake van een waterschapsbelang. Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect water er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen.

5.4 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europees en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming dient rekening gehouden te worden met de effecten van het plan op Natura 2000 gebieden, EHS etc.
Bij soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.

Gezien de kleinschaligheid van het plan, het huidige gebruik als woning en kantoor/bedrijfspand en het feit dat er alleen inpandig verbouwd gaat worden, zullen de ecologische kwaliteiten van het plangebied niet bijzonder zijn. Wel zullen zogenaamde 'algemene soorten' als egel, mol etc. (de zogenaamde "Tabel 1 soorten) in het plangebied kunnen voorkomen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van verbodsartikelen en hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt bij ingrepen die effecten kunnen hebben op deze soorten de zorgplicht van artikel 2 uit de Flora- en faunawet waar in is opgenomen dat optredende negatieve effecten zoveel mogelijk vermeden of geminimaliseerd dienen te worden.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect natuur en ecologie er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen.

5.5 Geluid

Bij de beoordeling van het aspect geluid kunnen de volgende drie voor deze locatie relevante deelgebieden worden onderscheiden: Geluid ten gevolge van wegverkeerslawaai, industrielawaai en geluid afkomstig van vliegverkeer. Alle drie zullen hieronder afzonderlijk worden behandeld.

5.5.1 Wegverkeerslawaai

Bij alle aanpassingen en/of herzieningen wordt een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder. Ingenieursbureau Spreen heeft voor het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai bestemmingsplan Oost - Oranjebuurt' (kenmerk 080185-04W) van 26 november 2009. In afbeelding 7 is de berekende geluidcontour weergegeven van de Grote Kerkstraat die voor deze locatie de relevante straat is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0008.png"

Afbeelding 7: Berekende geluidcontouren Grote Kerkstraat (bron: Spreen kenmerk 080185-04W)

De overige wegen binnen het plangebied hebben in het algemeen slechts een functie voor de aanliggende bebouwing in het verblijfsgebied, zodat deze een beperkte verkeersfunctie vervullen. Deze wegen behoren tot het 30 km/h-gebied en worden gecategoriseerd als erftoegangswegen.

In het rapport is de geluidcontour bepaald van de nabijgelegen Grote Kerkstraat. Uit de plankaart blijkt dat geen van de geluidscontouren over de locatie Julianstraat 5 en Linthorst Homanstraat 2 loopt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Ook ten gevolge van de autonome groei van het wegverkeer zal de voorkeursgrenswaarde in de planperiode niet worden overschreden.

5.5.2 Industrielawaai

Rondom het industrieterrein De Wieken ligt een geluidcontour van 50 dB(A) als gevolg van het industrielawaai. Het plangebied ligt binnen deze geluidcontour (zie afbeelding 8). Buiten deze geluidcontour mag de geluidbelasting als gevolg van industrielawaai afkomstig van het industrieterrein De Wieken niet hoger zijn dan 50 dB(A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0010.png"

Afbeelding 8: Geluidszone Industrie

Uit een akoestische berekening blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van het industrielawaai 51dB(A) bedraagt op de woning aan Linthorst Homanstraat 2. De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai wordt op deze woning overschreden. De geluidbelasting op de woning aan de Julianastraat 5 voldoet wel aan de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. Op grond van de Wet geluidhinder heeft college van B&W een hogere waarde vastgesteld van 51 dB(A) voor industrielawaai voor de woning aan Linthorst Homanstraat 2.

5.5.3 Geluidszone vliegveld

In het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009 is nog een geluidcontour van 47 BKL op basis van het Besluit geluidbelasting kleine luchthavens opgenomen. Op 21 december 2011 is het Luchthavenbesluit Luchtsportcentrum Hoogeveen vastgesteld. Als gevolg van het Luchthavenbesluit is de geluidcontour rondom het vliegveld verkleind. Het plangebied ligt buiten het aanvullende beperkingengebied voor geluid, zoals deze is opgenomen in het Luchthavenbesluit.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect geluid er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen.

5.6 Milieuzonering bedrijven

Er is sprake van geringe bedrijvigheid in de directe omgeving van het plangebied. In de directe omgeving ligt een school voor middelbaar onderwijs alsmede op iets grotere afstand twee cafetaria's en een tandartspraktijk. Deze bedrijven hebben een relatief lage milieubelasting en kunnen samengaan met de omringde woonfuncties alsmede met de nieuwe in het plangebied toe te voegen woonfuncties.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect milieuzonering er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen.

5.7 Luchtkwaliteit

Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes als PM10 (ook wel fijn stof genoemd).
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009 van 4 juli 2012. In het kader van dit recente bestemmingsplan heeft Ingenieursbureau Spreen een berekening gemaakt van de luchtkwaliteit ten gevolge van verkeersbewegingen voor het referentiejaar 2010 en 2020. De verkeersbewegingen zjin bepalend voor de luchtkwaliteit in het gebied. Alleen stikstofdioxide en fijn stof zijn gemodelleerd, omdat dit de meest kritische parameters zijn. Uit het rapport van
26 januari 2010 met nummer 080185.04L blijkt dat gedurende de planperiode geen overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvindt.
Daarnaast is uit een eerder uitgevoerd luchtkwaliteitsonderzoek aangetoond dat de bijdrage van de industriële bronnen afkomstig van industrieterrein De Wieken verwaarloosbaar is. De aanwezige industriële bronnen zullen dan ook geen significant negatief effect hebben op de luchtkwaliteit.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen.

5.8 Externe veiligheid

Uit het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009 van 4 juli 2012 blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied, op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), geen inrichtingen (als bedoeld in de Wet milieubeheer, artikel 2, lid 1) aanwezig zijn die verhoogde risico's met zich meebrengen voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten en waarvoor veiligheidsafstanden in acht moeten worden genomen. Op grotere afstand liggen 3 bedrijven die wel onder het Bevi vallen. Het gaat hier om het LPG-tankstation aan Het Haagje, het LPG-tankstation aan de Industrieweg en Hody Coatings aan de Industrieweg. Ten opzichte van dit recente bestemmingsplan zijn er geen wijzigingen met betrekking tot Bevi inrichtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0012.png"

Afbeelding 9: PR10-6 contour (rood), invloedsgebied GR (groen)

Uit bovenstaande kaart blijkt dat het plangebied binnen geen van de invloedsgebieden van deze drie bedrijven ligt.

5.8.1 Overige risicobronnen

Binnen het bestemmingsplan of in de omgeving van het bestemmingsplan zijn geen andere risicobronnen aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen vastgestelde transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg waarvoor, op basis van de 'Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (WVGS) en de 'Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (RNVGS), veiligheidsafstanden in acht moeten worden genomen bij eventuele planontwikkeling.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect externe veiligheid er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen.

5.9 Molenbiotoop

Molens worden als landschap verfraaiende en cultuurhistorisch belangrijke elementen in onze omgeving gezien. De molens die er nog over zijn, worden daarom beschermd. Of ze ook daadwerkelijk nog in bedrijf kunnen zijn hangt af van de ruimte rond de molen. Voor windmolens is het behoud van een vrije ruimte voor onbelemmerde windvang van groot belang. De voor de windvang van belang zijnde ruimte rond de molen wordt het molenbiotoop genoemd.

Naast bepalingen over de hoogte en de massa van gebouwen in de omgeving van de molen is ook het groenbeheer van groot belang. Ook hoge bomen kunnen veel wind wegvangen.

In het plangebied aan de Van Echtenstraat 47, bevindt zich de stellingmolen De Zwaluw. De molen stamt uit 1834 en is draaivaardig. In het bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt heeft de molen een eigen bestemming. Daarnaast is een vrijwaringszone rond de molen bestemd. Tot 250 meter rond de molen mogen de obstakels niet hoger zijn dan 9 meter. Met een grotere afstand vanaf de molen mogen de obstakels ook hoger zijn, op 300 meter circa 10 meter hoog, op 400 meter circa 12 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013BP8013002-VG01_0014.png"

Afbeelding 10: Molenbiotoop

In het vigerende bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009 wordt binnen de beschermingszone van de Zwaluw geen nieuwbouw mogelijk gemaakt met een grotere bouwhoogte dan de bestaande bebouwing. De bouwhoogte van de bestaande bebouwing is in het plan als zodanig bestemd. De beschermingszone is opgenomen in figuur 11. Binnen de bestemming 'groen' en 'verkeer' dient de toe te voegen en bestaande beplanting tevens te voldoen aan de molenbiotoop.

Het plangebied ligt op ± 235 meter afstand van de molen, zodat, op basis van hetgeen in het bestemmingsplan is opgenomen, de bouwhoogte circa 9 meter mag bedragen. Binnen de nieuwe bestemming “Wonen” zal aansluiting gezocht worden bij de bouwhoogtes die zijn toegestaan in de directe omgeving. Op basis van de huidige bestemming “Bedrijf” mag de bouwhoogte maximaal 8 meter bedragen.  Bij de direct naastgelegen bebouwing mag volgens de bestemming “Wonen” van de Julianastraat 7 en de Linthorst Homanstraat 4 de bouwhoogte max. 10 meter bedragen. Omdat van de direct naastgelegen woningen de bouwhoogte al bij rechte op 10 meter is bepaald kan met de nieuwe bestemming “Wonen” op deze locatie aansluiting worden gezocht bij deze bouwhoogte. De mogelijkheid om de huidige bebouwing van 8 meter naar maximaal 10 meter te kunnen verhogen zal daarom geen nadelige gevolgen hebben voor de windvang van de molen. Verder mag de naastgelegen school volgens het geldende bestemmingsplan tot een hoogte van maximaal 15 meter bouwen.

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect Molenbiotoop er geen belemmeringen bestaan om de huidige bestemming “Bedrijf” naar de bestemming “Wonen” en “Tuin” te wijzigen, waarbij de maximale bouwhoogte 10 meter zal bedragen.

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. Dit kan zich in verschillende vormen uiten. Een van de meest bekende begrippen is het duurzaam bouwen. Hierbij wordt bij nieuwbouw of renovatie van gebouwen vooral gelet op de gebruikte materialen en het energieverbruik. Dit kan ook breder worden getrokken tot duurzame stedenbouw of duurzame ontwikkeling. Dan gaat ook de inrichting van de omgeving een rol spelen.

Aandachtspunten op het gebied van duurzaamheid bij de ontwikkelingen in het plangebied Oost / Oranjebuurt zijn het stimuleren van het energieneutraal bouwen, het gebruik van duurzame materialen en het zoveel mogelijk vermijden van uitlogende materialen, zoals koper, zink en lood. Ook bij de inrichting van niet bebouwde ruimte dient rekening te worden gehouden met de duurzaamheidsaspecten op het gebied van onder meer materialisering van verhardingen, kansen voor infiltratie en waterberging, verlichting en de grondstructuur.

In het klimaatbeleid dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen is een van de  doelen om in 2040 CO2-neutraal te zijn als gehele gemeente.

Het betreft hier een locatie met relatief oude bebouwing. Bij de verbouwing c.q. het opknappen van de aanwezige bebouwing zal door de initiatiefnemers zeker aandacht worden gegeven aan het aspect duurzaamheid. Dit zal zijn door het aanbrengen van diverse isolerende maatregelen. Ook wordt gedacht aan het aanbrengen van zonnepanelen enz.

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan wordt opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. Deze standaard is per januari 2010 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

7.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruik- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen van de bestemming zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

7.3 Verklaring van de bestemmingen

7.3.1 Wonen

Binnen deze bestemming kunnen twee woningen gebouwd worden, elk met een eigen specifieke bouwaanduiding. Door middel van deze specifieke bouwaanduidingen zijn passende maxima voor de goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm aangegeven.

In het algemeen mogen woningen en de daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat slechts maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

7.3.2 Tuin

Het gedeelte van het perceel waar geen (bij)gebouwen mag worden gebouwd heeft deze bestemming gekregen. Deze grond ligt tussen de voorgevel van het pand Julianastraat 5 en de Julianastraat.

7.3.3 Overige bestemmingen

De overige bestemmingen met bijbehorende regels uit het vigerende bestemmingsplan Oost/Oranjebuurt 2009 blijven onverkort gehandhaafd. Het betreft de volgende bestemmingen:

Geluidszone - industrie
Het noordelijke gedeelte van het plangebied valt binnen de geluidszone van het industrieterrein 'De Wieken', waarvoor een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Binnen deze zone is het niet toegestaan om geluidsgevoelige bebouwing op te richten, tenzij aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan of een hogere grenswaarde is verkregen.

Waarde - cultuurhistorie
Dit betreft een dubbelbestemming "Waarde - cultuurhistorie". Binnen deze zone is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders gebouwen (gedeeltelijk) te slopen. Dit om te voorkomen dat de uitstraling van de wijk verloren gaat.

Vrijwaringszone - molenbiotoop
In verband met de aanwezigheid van korenmolen 'De Zwaluw' gelegen aan de Van Echtenstraat is een gebiedsaanduiding op de verbeelding aangebracht, waarbinnen het gebied vrij moet blijven van obstakels die de windvang zouden kunnen beïnvloeden. Deze zone heeft een cirkel van
400 meter gemeten uit het hart van de molen.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van de begraafplaats Zevenberg. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen voorschriften worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de voorschriften toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de voorschriften activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogd tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

8.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

8.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding hiervan zijn geen reacties binnengekomen. Vervolgens is een ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dit ontwerpbestemmingsplan heeft van 11 september tot en met 22 oktober 2013 ter inzage gelegen. Daarnaast was het plan te raadplgen via www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen op het ontwerpbestemmingsplan. Daarvan heeft niemand gebruik gemaakt.

Gezien het voorgaande wordt het bestemmingsplan als maatschappelijk uitvoerbaar gezien.

9.2 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier een particulier initiatief waarvan de kosten door de initiatiefnemer worden gedragen. Voor de andere kosten, zoals het inrichten van de openbare ruimte, moet ingevolge artikel 6.12 Wro een exploitatieplan worden opgesteld, tenzij het verhaal van deze kosten anderszins is verzekerd. In dit geval is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierdoor is het opstellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.