direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, schuur Valterbospad
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.zaak75854-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door de heer Robben is een aanvraag ingediend voor de legalisatie van zijn schuur aan het Valterbospad te Emmen. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen bouw en strijdigheid met het bestemmingsplan. Daarom is verzocht om de gewenste legalisatie via één omgevingsvergunning, inclusief het deel "afwijking van het bestemmingsplan", te kunnen realiseren.

Het bouwplan betreft een schuur van 50 m2 en met een nokhoogte van 4.8 meter. De aanvraag is genoteerd onder zaaknummer 75854 De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.zaak75854--V701

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.zaak75854-V701_0001.jpg"

Figuur 1.1: Locatie plangebied in omgeving (rode vlak).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel Valtherbospad 52, kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie T, nummer 74. Het perceel is gelegen aan de rand van het bos Emmerdennen, ten noorden van de woonwijk Emmermeer en te oosten van de Odoornerweg, zie afbeelding 1 en 2. De bebouwing zoals op de luchtfoto is te zien is illegaal geplaatst. Via voorliggende procedure wordt medewerking verleend aan de legalistatie van 1 schuur van 50 m2 en maximaal 4,8 meter hoog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.zaak75854-V701_0002.jpg"

Figuur 2.1: Luchtfoto met locatie (rode cirkel).

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. In de omgeving waarin het voorliggend plan Emmen, schuur Valterbospad, NL.IMRO.0114.zaak75854-V701 wordt gerealiseerd is landschap van belang. De bouw van een schuur past binnen het provinciaal beleid.

2.2.2 Bestemmingsplan

Het perceel Valtherbospad 52 is gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied Emmen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 2013. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Agrarisch met waarden – Esdorpenlandschap", wat is bedoeld voor een onbebouwd gebied.
Het aangevraagde is in strijd met het vigerende bestemmingsplan.Het bestemmingsplan kent een afwijkingsregeling voor de realisatie van schuilplaatsen voor vee. Een voorwaarde voor verlening van de afwijking is onder andere dat er minimaal 1 ha aaneengesloten grond in gebruik is ten behoeve van de activiteiten. Hiervan is in deze situatie sprake. Daarbij dient:

  • 1. De oppervlakte van de bebouwing maximaal 50 m2 te bedragen;
  • 2. De hoogte van de bebouwing maximaal 3,5 m te bedragen;
  • 3. De landschappelijke waarde niet aangetast te worden.

Qua nokhoogte past de aangevraagde schuur niet in dit bestemmingsplan. Echter, gelet op de locatie in het landschap en de beslotenheid van dit landschap, is het mogelijk om via een uitgebreide WABO-procedure medewerking te verlenen.

2.2.3 Conclusie

De aanvraag voor de legalisatie van een schuur past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef". Door het plan zal het landschap niet aangetast worden.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Het gebouw is volgens de archeologische beleidsadvieskaart gelegen in een gebied met een middellage archeologische waarde op de beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.zaak75854-V701_0003.png"

figuur 3.1: Waarde - archeologie 3 en 4: Gebieden met hoge of middelhoge archeologische waarden

Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. In Emmen zijn dit globaal het gedeelte op de Hondsrug, de beekdalen en de delen van het veengebied dat niet tot in de ondergrond zijn ontgonnen.

Voor deze categorieën is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.

Ondanks de archeologisch verwachtingen is het voor deze legalisatie niet nodig om een archeologisch onderzoek uit te voeren.

3.2 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat de aanvraag het inpandig verbouwen van een bestaand gebouw betreft is er geen kans dat de flora en fauna in de omgeving wordt aangetast. Om die reden is geen flora en fauna-onderzoek noodzakelijk geacht.
Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van afwijking op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.3 Milieu

3.3.1 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bouwplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.3.2 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

De bouwaanvraag betreft het legaliseren van een schuur, waardoor wordt de grond nauwelijks geroerd. Daarnaast betreft het een functie waarvoor geen hoge bodemkwaliteit noodzakelijk is, mede omdat de schuur niet voor bewoning of langdurig verblijf geschikt is. Om die reden is geen bodemonderzoek uitgevoerd.

3.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

De schuur betreft geen geluidsgevoelige bestemming. Eveneens is de schuur niet voor bewoning of langdurig verblijf geschikt.

3.3.4 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

3.3.5 Externe veiligheid

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van deze schuur op deze locatie.

3.4 Waterparagraaf

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

De schuur aan het Valtherbospad betreft een bestaande schuur. Voordat is overgegaan tot legalisatie van deze schuur, is de overige bebouwing op dit perceel verwijderd. Door legalisatie is het verhard oppervlak verkleind.

Het percel ligt niet in de nabijheid van een rioolstelsel. Gelet op de locatie op de Hondsrug is infiltratie van hemelwater ter plaatse de meest voor de handliggende en gewenste optie.

Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Vooraf is geen contact geweest met het waterschap.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

In het kader van het project om om de illegale situaties langs het Valtherbospad op te lossen is ook het perceel aan de Valtherbospad 52 onder de loep genomen. Met de heer Robben is inmiddels overeengekomen dat de illegale situatie moet worden beëindigd door de sloop van diverse gebouwen en een aanvraag voor een schuur van maximaal 50 m2 en met een maximale nokhoogte van 4.8 meter.

Deze schuur mag alleen voor hobbymatig, agrarisch gebruik worden ingezet. Dit gebruik dient zodanig te zijn dat er geen verstoring aan de omgeving van het perceel en aan de landschappelijke waarde plaatsvindt. Het is niet toegestaan om materiaal in de openlucht op te slaan, geen detailhandels- of bedrijfsmatische activiteiten te ontplooien en geen volière te plaatsen of hekwerk hoger dan 1 meter te plaatsen.

Daar de schuur aan de bosrand is gesitueerd, de overige strijdige zaken zijn opgelost is een hogere nok dan 3,5 meter uitzonderlijk gerechtvaardigd. Ook het oorspronkelijke bouwplan uit 1983 gaat uit van een nok van 4,8 meter. In het kader van maatwerk is het in dit geval mogelijk om een schuur van maximaal 50 m2 en maximaal 4.8 meter hoog (nokhoogte)


Het gebouw dient te voldoen aan alle technische vereisten van een schuur en moet gelet op het akoestisch onderzoek voldoende geluidgeisoleerd worden. Het terrein rondom het gebouw wordt niet aangepast. Het terrein is voorzien van een fietsenstalling en er is voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van het ontwerpbesluit is op 11 februari 2014 gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant.

Met ingang van 12 februari 2014 heeft het ontwerp van de vergunning g voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Bij de inpassing dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig-, landschappelijk- en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft het landschappelijke dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken. Het aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan. Daartoe is een aanvraag gedaan tot een WABO-vergunning in strijd met het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning via leges. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.