direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Barger-Compascuum, Verlengde Oosterdiep WZ 29
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak97742-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door BA Mencke Holding B.V. is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van het akkerbouwbedrijf Verlengde Oosterdiep WZ 29 te Barger-Compascuum met een opslagloods en een verhard oppervlak. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen:

  • 1. Bouwen;
  • 2. Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening.
  • 3. Werk of werkzaamheden uitvoeren

Gezien de groeiende omvang van het bedrijf in de afgelopen jaren, is het noodzakelijk de opslagcapaciteit van de pootaardappelen te vergroten. Binnen de huidige begrenzing van het bouwvlak zijn geen mogelijkheden om de opslagcapaciteit te vergroten. De aanvrager wenst daarom een aardappelloods aan de westzijde van het bedrijf te bouwen, buiten het bouwvlak. Tevens wordt verzocht de bijbehorende verharding te mogen aanbrengen.

De landschappelijke- en milieutechnische inpassing van het plan is geborgd. Om deze reden kan medewerking worden verleend aan de gevraagde omgevingsvergunning.

De aanvraag is genoteerd onder zaaknummer 97742. De bijbehorende verbeelding met het besluitvlak heeft nummer NL.IMRO.0114.Zaak97742-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak97742-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Locatie besluitvlak binnen gemeente Emmen (rode vierhoek)

1.2 Planologische regeling

Het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" is door de raad vastgesteld op 30 mei 2013 en inmiddels inwerking getreden. De aanvraag is in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige veenontginningen", aangezien het bouwen van een loods en het aanbrengen van verharding hierbinnen zijn uitgesloten.

De aanvraag is wel passend binnen de uitgangspunten voor wijziging van het bestemmingsplan voor de vergroting van het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf.

Voor het verzoek om het aanbrengen van oppervlakteverharding ten behoeve van buitenopslag van gewassen en werktuigen geldt een plicht tot het aanvragen van een "Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden".

De aanvrager heeft echter gekozen voor een uitgebreide WABO procedure. Hiervoor is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Bij de beoordeling van de aanvraag zijn diverse aspecten getoetst en betrokken bij de afweging omtrent medewerking.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel, kadastraal bekend "Gemeente Emmen, sectie AD, nummer 205" te Barger-Compascuum. De aanvraag betreft de realisatie van een opslagloods en het aanbrengen van een oppervlakte-verharding. Het perceel is gelegen aan de weg Verlengde Oosterdiep WZ, een landbouwweg ten noorden van de kern Barger-Compascuum.

De bebouwingsstructuur langs het Verlengde Oosterdiep ten noorden van de kern Barger-Compascuum kent een gevarieerde opzet: voornamelijk burgerwoningen aan de oostzijde van het kanaal en een beperkt aantal vrijliggende agrarische bedrijven aan de westzijde. De westzijde van het kanaal (omgeving van de agrarische bedrijven) kenmerkt zich door een opvallende openheid van het landschap.

Het ooit herkenbare Veenkoloniale wijkenpatroon, dat tevens de verkavelingsstructuur van het landschap markeerde, is tegenwoordig aan de westzijde van het kanaal vrijwel niet meer waarneembaar. De wijken zijn gedempt. Ooit lag de bedrijfslocatie Verlengde Oosterdiep WZ 29 direct aan een wijk. Het bedrijfserf is echter door de jaren heen in zuidelijke richting uitgebreid. De wijk is hierdoor niet meer herkenbaar.

De bedrijfsbebouwing staat zeer compact op het perceel. De kaprichtingen van de loodsen staan overwegend parallel op de straat / het kanaal. Dit is afwijkend binnen het Veenkoloniale landschap.

De meest nabijgelegen woning van derden bevindt aan de oostzijde van het Oosterdiep, op meer dan 50 m van het bedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak97742-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto omgeving. In rood indicatief het besluitvlak waarbinnen

de bedrijfsuitbreiding zal plaatsvinden

2.2 Beleid

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie "Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef" is op 24 september 2009 door de raad vastgesteld. Het is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities, gesteld in de Strategienota Emmen 2020.

De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden.

In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt (wanneer relevant voor het plan):

Landschap
Versterken van het landschap door het koesteren van de landschappelijke openheid en de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten.

Werken:
De koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden mogelijk maken in aansluiting op het landschap.

Verder wordt binnen de structuurvisie aangegeven dat de belangrijkste uitgangspunten en ontwikkelingsprincipes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen bestaan uit:

  • "Kwaliteit voor kwantiteit". Centraal staat een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit.
  • "Keuze voor een duurzame inrichting van de ruimte". Wijzigingen in de ruimtelijke opbouw worden geënt op de zogenaamde lagenbenadering;
  • "Rekening houden met de klimaatverandering".

In de Structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. In de grootschalige gebieden krijgt de landbouw voldoende mogelijkheden om op te schalen. Nieuwbouw c.q. vestiging in de als waardevol aangemerkte open ruimte is in principe alleen mogelijk indien er een ruimtelijke en economische meerwaarde is.

De Structuurvisie gaat uit van een lagenbenadering. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden. Het plangebied ligt binnen "Deelgebied A (de Monden)". Dit is het noordoostelijk, Veenkoloniale deel van de gemeente. Dit deelgebied kent een sterk agrarisch karakter.

2.2.2 Ruimtelijke Waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een in september 2011 door de raad vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. Het biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden, evenals monumenten, worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.

De ruimtelijke waardenkaart kent drie onderdelen:

  • 1. In beeld brengen ontwikkelingsgeschiedenis;
  • 2. Vastleggen van de kenmerken, kwaliteiten en knelpunten van het huidige landschap;
  • 3. Aanreiken van handvatten ten aanzien van hoe met deze waarden om te gaan.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt verder een onderscheid in drie deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het "landschap van de grootschalige verveningen". De hoogveenontginningen vormen een uitzonderlijk monumentaal landschap. De lange kanalen die zwaar in de beplanting staan, de gestrekte linten en de ritmiek van kanalen, wijken en sloten verschaffen dit landschap voor Nederlandse begrippen een unieke monumentaliteit. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij ‘maken’ de ruimten.

De RWK omvat een drietal kaarten.

  • 1. "Ruimtelijke aspecten", genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Beekdal Runde
  • 2. "Visuele aspecten", genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • 1. Robuuste ruimte hoogveenontginning.
  • 3. "Elementen": Voor het plangebied worden geen aspecten genoemd.

Behoud, versterking en ontwikkeling
De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd.

Binnen het landschap van de grootschalige verveningen wordt ingezet op behoud van archeologische waarden/vindplaatsen, het stelsel van kanalen en wijken, de robuuste, krachtig omzoomde ruimten en de verscheidenheid aan details. De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap en de levendigheid op en aan het kanaal kunnen bij ontwikkelingen versterkt worden.

2.2.3 Bestemmingsplan Buitengbied Emmen

Op 30 mei 2013 is het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. Het plan is inmiddels inwerking getreden. Binnen het plan heeft de bedrijfslocatie de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" binnen de gebiedsbestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen".

De bestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen" kent een wijzigingsbevoegdheid voor het uitbreiden van de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" en de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 ha, waarbij een aantal voorwaarden gelden. De aanvraag voor de omgevingsvergunning voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Tevens kent de bestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen" een omgevingsvergunningen-stelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbinnen is het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen opgenomen, waarbij een aantal voorwaarden gelden. De aanvraag voor de omgevingsvergunning voldoet aan de gestelde voorwaarden.

2.2.4 Omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe vastgesteld.

Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van grondgebonden veehouderijen wordt binnen artikel 3.22 lid 1 van de Omgevingsverordening bepaalt dat een ruimtelijk plan een grondgebonden veehouderij een bouwblok van maximaal 1,5 hectare geeft, waaronder mede begrepen alle voor de bedrijfsvoering noodzakelijke voorzieningen en de landschappelijke inpassing ervan.

2.2.5 Conclusie

De aanvraag voor de vestiging van een melkveehouderij past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef" en het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen". De aanvrager heeft er voor gekozen om een uitgebreide WABO vergunning aan te vragen.

Bij de inpassing van het bedrijf dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig-, landschappelijk- en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft het de inpassing in het landschap dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken van de omgeving.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

Het akkerbouwbedrijf is de laatste jaren aanzienlijk in omvang toegenomen. Er is recent 150 ha landbouwgrond aangekocht, waarna op in totaal 350 ha bedrijfsgronden aardappelen, suikerbieten en uiten worden verbouwd. De aardappelen worden opgeslagen binnen bewaarschuren, de suikerbieten en uien worden vanaf het land rechtstreeks afgevoerd naar de fabriek.

Het is noodzakelijk de opslagcapaciteit van pootaardappelen te vergroten. De te bouwen opslagloods met afmetingen van 23,5 x 50 m biedt ruimte voor de opslag van 2.500 ton aardappelen.

 

3.2 Omgeving

Historie
Het westen van het Verlengde Oosterdiep is verveend door middel van het "enkel kanaal systeem". De voor grootschalige hoogveenontginning ongebruikelijke glooiende westrand van het gebied is te verklaren uit de beekloop van de Runde, een beekloop die op het veen lag. Al ver voordat de omgeving van Barger-Compascuum werd bewoond en het veen werd ontgonnen, was het gebied van de Runde in gebruik als weidegronden door zowel Duitse als Drentse boeren.

Het gebied is als één van de laatste binnen de gemeente Emmen verveend. Dit heeft te maken met het feit dat het gebied vanuit het zuiden is ontsloten vanaf de Verlengde Hoogeveensche Vaart die pas in 1894 de Duitse grens bereikte. Vanuit het noorden bereikte men vanaf het Stads Compascuum Kanaal en via het Oosterdiep pas na 1900 "het Barger-Compascuum".

In 1955 waren delen van het gebied nog steeds in vervening. In de periode 1975 – 1985 zijn enkele wijken, vooral ten noorden van Barger-Compascuum gedempt. Zodoende is de wijkenstructuur nog beperkt herkenbaar.

Bebouwing
Overeenkomstig het enkel kanaal systeem zijn er na de vervening boerderijen op grotere afstand van elkaar geplaatst. Bij Barger-Compascuum staan ze voornamelijk aan de westkant van het kanaal. Er bestaat nog steeds een groot contrast tussen de burgerwoningen in linten aan de oostzijde van het kanaal en de boerderijen op afstand van elkaar aan de westzijde van het kanaal.

Groen
In de loop der tijd zijn aan oostzijde van het kanaal bomenrijen aan één- of beide zijden van de weg geplaatst. Er is geen sprake van een doorgaande eenduidige structuur met bomen die in één keer zijn aangeplant, zij het dat over het gehele traject wel bomen staan.

Tot voor kort stonden overeenkomstig de karakteristieken van het enkelkanaal systeem geen bomen aan de westzijde/boerderijkant en bepaalde hier het aanwezige privé-groen het beeld. In het kader van de Herinrichting Veenkoloniën zijn ten noorden van het dorp bomenrijen aan de westzijde van het kanaal geplaatst.

3.3 Stedenbouwkundig plan

Het bedrijf heeft zich door de jaren heen steeds verder ontwikkeld. Het is vrij gelegen aan de westzijde van het Verlengde Oosterdiep. Op het erf staan twee bedrijfswoningen, diverse opslagloodsen voor aardappelen en een werktuigenberging. De bedrijfsbebouwing staat dicht op elkaar, waarbij opvallend is dat de nokrichtingen evenwijdig aan de weg liggen.

De aanvraag betreft de realisatie van een opslagloods van 1175 m2 (23,5 x 50 m) achter de bestaande bedrijfsbebouwing. De nokrichting, afmetingen en hoogte zijn gelijk aan de naastgelegen loods. Tussen de bestaande- en nieuwe loods blijft een vrije ruimte van 25 m beschikbaar.

Ruimtelijk gezien is de loods op de voorgestelde wijze inpasbaar. Het bebouwingspatroon sluit aan op de bestaande bebouwing. In de hoogte en kleurstelling is afstemming gezocht op de naastgelegen bedrijfsloods. Tevens wordt op zo compact mogelijke wijze aangesloten op de bestaande bedrijfsbebouwing. De ruimte van 25 m tussen de loodsen is minimaal benodigd voor het bereiken van het erf en de loodsen door vrachtwagens en werktuigen. De maximale bouwhoogte van de loods bedraagt 8,4 m, de goothoogte 4,9 m.

Ten noorden van het bedrijf is een verharde buitenopslag voor gewassen in de oogsttijd gerealiseerd. Deze wordt tevens gebruikt als toegang voor werktuigen en vrachtwagens tot het bedrijfserf. Als gevolg van de uitbreiding van bebouwing wil men de bestaande verharding doortrekken.

3.4 Landschappelijke inpassing

Er wordt geen beplanting aan het erf toegevoegd. Het toevoegen van een beplanting aan de noordzijde van het erf (ten noorden van de verharding), heeft gezien de afstand naar de bedrijfsbebouwing vanuit visueel opzicht geen effect. Daarnaast zou op deze wijze een bouwvlakvergroting worden gesuggereerd die niet aan de orde is; de oppervlakteverharding ligt buiten het agrarische bouwvlak van het bestemmingsplan.

Inpassing van de nieuwe loods in het open Veenkoloniale landschap vindt plaats door de samenhang er is tussen het bouwplan en het bestaande bedrijfserf in de gekozen bouwvorm (afmetingen, goothoogte, bouwhoogte) en de kleurstelling. Deze afstemming is in deze situatie voldoende voor de inpassing in het landschap.

3.5 Verkeer

De ontsluitingsroute van het bedrijf loopt via het Verlengde Oosterdiep WZ in noordelijke richting. Via de brug wordt het Verlengde Oosterdiep WZ bereikt. Door de bedrijfsuitbreiding neemt het aantal vrachtbewegingen beperkt toe. Door de grotere opslagcapaciteit kunnen er namelijk grotere vrachten vervoerd worden ten opzichte van de bestaande situatie.

Door de vergroting van de erfverharding naast het bedrijf hebben vrachtwagens voldoende manoeuvreerruimte en ook toegang tot de te bouwen loods.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Bedrijfsplan

Door Countus Accountants + Adviseurs is een bedrijfsplan opgesteld, waarin nader wordt ingegaan op de achtergronden voor de gewenste bedrijfsuitbreiding.

Gezien de groeiende omvang van het akkerbouwbedrijf in de afgelopen jaren én de recente aankoop van 150 ha landbouwgrond in 2013, is het noodzakelijk de opslagcapaciteit van de pootaardappelen te vergroten.

Opslag van de producten op eigen terrein is wenselijk om de transportkosten laag te houden en het klimaat binnen de loodsen tijdig te kunnen sturen. Door de opslag te concentreren op één locatie kan er efficiënter gewerkt worden.

Het door Countus opgestelde bedrijfsplan is opgenomen in Bijlage 3.

4.2 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

Het plangebied heeft deels een lage verwachting op de op 30 mei 2013 door de raad vastgestelde archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen. Gezien de lage verwachtingswaarde hoeft geen archeologisch inventariserend uitgevoerd te worden.

4.3 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Door Milieu Adviesbureau Ecoreest BV is een bureauonderzoek verricht naar de effecten van realisatie van de aanvraag. Deze is opgenomen in Bijlage 4.

Ter plaatse van het onderzoeksterrein worden geen beschermde flora en fauna verwacht. Verder onderzoek of maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. Voorafgaand aan de ontwikkeling dient de locatie wel vrij te zijn van nesten van weidevogels.

4.4 Milieu

4.4.1 WABO Milieu

Voor de beoogde bedrijfsuitvoering dient een melding te worden gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit. Voldaan wordt aan de geldende afstandseisen.

4.4.2 Geluid

Door Ingenieursbureau Spreen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de omgeving als gevolg van de bedrijfsuitbreiding.

Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) ten gevolge van de activiteiten behorende bij de uitbreiding van de aardappelschuur ter hoogte van demeest relevante beoordelingsposities ten hoogste 35, 17 en 17 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. De bijdrage van de uitbreiding is derhalve minimaal 10 dB(A) lager dan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit die gelden voor de inrichting als geheel van 45, 40 en 35 dB(A) in respectievelijk de dag-,avond- en nachtperiode. Hiermee is debijdrage van de uitbreiding als verwaarloosbaar te beschouwen.

Het maximale geluidniveau (LAmax) ten gevolge van de uitbreiding bedraagt ter hoogte vande meest relevante beoordelingsposities woningen ten hoogste 60, 19 en 19 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermeewordt voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit van 70, 65 en 60 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

Hetgeluidsbelasting (LAeq) ten gevolge van het rijden van devoertuigen op de openbare weg (indirecte hinder) van en naar de inrichting bedraagt ten hoogste 41 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden volgens de VROMcirculairevan 50 dB(A) etmaalwaarde.

Het akoestisch onderzoek is akkoord. De geluidsbelasting (langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, maximaal geluidsniveau en indirecte) ten gevolge van de uitbreiding voldoet aan het gehanteerde toetsingskader.

Het akoestisch onderzoek (Bijlage 5) en de beoordeling van de RUD (Bijlage 6) zijn opgenomen in de bijlagen.

4.4.3 Externe veiligheid

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het uitbreiding van het akkerbouwbedrijf op deze locatie. Er zijn geen bronnen aanwezig.

4.5 Waterparagraaf

4.5.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

4.5.2 Ligging plangebied

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. In februari 2014 heeft overleg plaatsgevonden door het aanvragen en afgeven van de watertoets. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

4.5.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 7.500 m2. Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen adviseert het waterschap om voor een vloerpeil te kiezen die tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.
 

4.5.4 Afvoer van water

Bedrijfsafvalwater
Niet van toepassing in het kader van de aanvraag.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater dient in principe waterberging op eigen terrein gerealiseerd te worden.

Voor dit plan dient circa 750 m3 waterberging worden aangelegd. Dit kan plaatsvinden door de aanleg van extra ruimte in het oppervlaktewater, te realiseren door de aanleg van een sloot direct achter het bedrijfserf. Deze heeft voldoende capaciteit.

4.5.5 Wateradvies waterschap

De aanvrager heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente op de hoogte gesteld van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

De uitgangspuntennotitie van het Waterschap Hunze en Aa's met de reactie van het Waterschap is opgenomen in Bijlage 7.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op 15 april 2014 gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant. Tijdens de terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.