direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Insteekwegen Nieuw-Schoonebeek
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak2021197100-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Prolander is voornemens volgens het Inrichtingsplan Nieuw-Schoonebeek twee insteekwegen (Anw en Bnw) aan te leggen ten behoeve van de ontsluiting van de landbouwgronden. Daarnaast zal in opdracht van Prolander voor zeven (C t/m I) af te stoten NAM-wegen de deklaag worden vervangen of zal een deel van de verharding worden verwijderd. Verder wordt langs de ecologische verbindingszone Koelveen een recreatief fietspad aangelegd als verbinding tussen Schoonebeek en het Bargerveen.

Het bestemmingsplan Buitengebied 2011 voorziet niet in de mogelijkheid om de werkzaamheden mogelijk te maken. Gezien de omvang van het project wordt het project met een uitgebreide procedure voorbereid.

De aanvraag is genoteerd onder Zaak2021197100. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak2021197100-V701

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op diverse kadastrale percelen.Het betreft insteekwegen die uitkomen op de Europaweg. Een deel van de wegen ligt bij Koelveen. Een ander gedeelte ligt nabij de Duitse grens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021197100-V701_0001.png"

Figuur 1: Locatie plangebied in omgeving (rode vlak).

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald.

De ruimtelijke hoofdstructuur in de structuurvisie is gestoeld op de 'lagenbenadering'. Deze benadering gaat uit van een logische opbouw van het landschap in drie lagen:

Laag 1: de ondergrond: de natuurlijke basis; water, bodem, landschap en natuur.

Laag 2: de netwerklaag: verbindingen; systeem van wegen, kanalen, spoorlijnen en andere verbindingen.

Laag 3: de occupatielaag: wonen, werken, recreëren en voorzieningen.

Met de voorliggende omgevingsvergunning wordt het vernieuwen, verwijderen en aanleggen van insteekwegen mogelijk gemaakt. Dit past binnen de ambities werkgelegenheid en bereikbaarheid.

2.2.2 Ruimtelijke waardenkaart

In het uitvoeringsprogramma behorende bij de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is de Ruimtelijke waardenkaart opgenomen. In september 2011 is de Ruimtelijke waardenkaart vastgesteld door de gemeenteraad. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van landschap in relatie tot cultuurhistorie. De Ruimtelijke waardenkaart biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie; de 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer binnen de gemeente. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied

De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied 'Randveenontginning Schoonebeek' (kleinschalige veenontginningen). Het landschap van de hoogveenontginningen gaat naar het zuiden over in het Bargerveen, één van de laatste levende hoogveengebieden van het land. Aan de zuidzijde ligt het Schoonebeekerdiep, met daarin de Wilms Boo, en op de overgang naar het (voormalig) veencomplex uitzonderlijk gaaf bewaarde middeleeuwse dorpen als Westerse Bos, Middendorp en Oosterse Bos. Het landschap van Schoonebeek bestaat uit een reeks van zeer smalle oost-west gerichte dekzandruggen/dekzandkopjes welke langs het beekdal liggen. Op deze ruggen / koppen zijn de buurtschappen tot ontwikkeling gekomen. Daarmee weerspiegelt de bebouwing de opbouw in de ondergrond. Kenmerkend is de lichte waaiervorm van de percelering. Hierin is te herkennen hoe de landmeters bij de uitgifte van het blok zich hebben gericht op één punt, oostelijk van Ter Apel. In contrast tot de beslotenheid van de dorpen en buurtschappen staat de openheid van het beekdal van het Schoonebeekerdiep.

De Ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:

a. lintdorp/veendorp/nederzetting op zandopduiking;

2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:

a. robuuste ruimte veenontginning

b. veenrestant

3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:

a. markegrens

De RWK geeft accenten voor behoud, versterking en ontwikkeling van nieuwe waarden. Voor de randvervening Schoonebeek is behoud en ontwikkeling onder andere gericht op het microreliëf van de zandkoppen, boerenerven en erfbeplanting, opstrekkende verkaveling en in samenhang daarmee een opstrekkend sloten- en houtwallenpatroon.

2.2.3 Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022

De Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen betreft een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische waarden en bestaat uit een beleidskaart, bronnenkaart en een toelichtende rapportage. Aansluitend is een beleidsnota geschreven: Erfgoednota Emmen 2017-2022. De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022 zijn op 28 september 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.

De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota hebben de volgende systematiek gebaseerd op beleidskeuzes. Er is op basis van analyse gekozen voor een drietal beleidskeuzen met bijbehorend maatregelenpakket, welke afloopt naar zwaarte:

  • Beschermen;
  • Herkenbaar houden;
  • Respecteren en rekening mee houden.

De maatregel 'Beschermen' heeft betrekking op erfgoed met een zeer hoge cultuurhistorische waarde, zoals monumenten (Rijk, provincie, gemeente), monumentale en waardevolle bomen en beschermde dorpsgezichten (Rijk). 'Herkenbaar houden' heeft betrekking op gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde, te weten:

  • Landschappelijke gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Stedenbouwkundige gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Groenstructuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Infrastructuur en waterwegen van hoge cultuurhistorische waarde

Ten slotte is de maatregel 'Respecteren en rekening mee houden' geformuleerd. Deze maatregel heeft betrekking op beeldbepalende bouwwerken, Canon van Emmen, inventarisatie ErfgoedNetwerk, tradities en de top vijf bewonersavonden. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het plangebied aangeduid als gelegen binnen landschappelijke gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde. Het beschermingsniveau is herkenbaar houden.

Het veenkoloniale landschap van Emmen is rijk aan veenresten; gebieden die uiteindelijk niet in cultuur zijn gebracht. Oosterbos, Berkenrode en het Bargerveen zijn hiervan voorbeelden. Het Bargerveen is het laatste overgebleven gedeelte van formaat, dat deel uitmaakte van het Bourtangerveen. Ooit vormde dit moeras het grootste aaneengesloten hoogveengebied van Europa. Het gebied heeft, voordat het grootschalig is verveend, een periode gekend van kleinschalige vervening. Nadat de markegronden van de boeren van Noord- en Zuidbarge waren verdeeld, hadden zich in het Barger-Oosterveen enkele kleinschalige verveners c.q. boeren gevestigd. In de periode 1900–1935 nam hun aantal zelfs toe en was het gebied relatief dicht bevolkt. Na 1935 is het merendeel van het Barger-Oosterveen grootschalig verveend door middel van het bloksysteem met wijken. Tot 1992 vond in dit gebied nog vervening plaats. In dat jaar werd de vervening echter beëindigd en kwam het gebied in handen van Staatsbosbeheer.

Het Bargerveen bestaat uit drie delen; in het noorden het Meerstalblok, in het midden het Amsterdamscheveld en in het zuiden het Schoonebeekerveld. Het Bargerveen vormt een mooi contrast met het aangrenzende Amsterdamscheveld. Dit gebied is nog wel systematisch afgegraven. De turfstrooiselfabriek van Griendtsveen, het achterliggende veld met het smalspoor en de bedrijfswoningen langs het kanaal zijn nog in samenhang aanwezig.

Het Bargerveen is een fascinerend natuurgebied, met rustend en actief hoogveen, droge en vochtige heide, meerstallen (kleine vennen boven op het veen), steilrandjes, bloemrijk akkers (óp een deel van het veengebied vindt nog akkerbouw plaats in de zogenaamde bovenveencultures) en bosschages van els en wilg.

Op elementenniveau geldt bij het randveenontginningslandschap dat de kenmerkende smalle strokenverkaveling van Roswinkel en het Schoonebeekerveld en de doorgaande weg langs Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek een hoge of zeer hoge historisch geografische waardering kennen.

Op grond van de Erfgoednota Emmen 2017-2022 valt het plangebied binnen de beleidskeuze 'herkenbaar houden'. Als maatregel is in de Erfgoednota genoemd: herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang. De gemeentelijke opgave in deze categorie luidt ontwikkelingen zodanig vroegtijdig te begeleiden dat deze aansluiten of inspelen op de cultuurhistorische kwaliteiten. In het plan wordt aangesloten op de verkavelingsstructuur van het Schoonebeekerveld.

2.2.4 Bestemmingsplan Buitengebied

Het bestemmingsplan Buitengebied Emmen heeft als uitgangspunt dat een vitaal platteland van groot belang is voor de ontwikkeling van het omvangrijke buitengebied van Emmen. Het bestemmingsplan kan in ruimtelijke zin ontwikkelingen ondersteunen, die het karakter en de leefbaarheid van het buitengebied versterken. Zo draagt een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan optimaal bij aan een vitale toekomst voor het platteland in Emmen. Landbouw en landschap (inclusief natuur- en bosgebieden) bepalen het gezicht van het Emmense platteland. Ze worden daarom aangemerkt als 'basisfuncties'. Landbouw en landschap (inclusief cultuurhistorie en archeologie) zijn onlosmakelijk verbonden met het buitengebied en er (letterlijk) in geworteld. Bodem en water zijn de randvoorwaarden om de landbouw en het landschap goed te laten ontwikkelen en vanuit die rol ook essentieel. In het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de lagenbenadering die in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef wordt gehanteerd. De onderste lagen van landschap, natuur en bodem zijn in de Structuurvisie bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden in de netwerk- en occupatie laag. Landschap is ook in de Structuurvisie de onderlegger voor het ruimtelijke, economische beleid. Het bestemmingsplan kiest landschap als randvoorwaarde voor ontwikkelingsmogelijkheden van de aanwezige functies. Begrip en inzicht in de landschappelijke opbouw kan als inspiratiebron werken bij landschappelijke ingrepen. Het rapport “De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap", biedt een handvat voor het uitwerken van nieuwe ontwikkelingen. De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd en dat alles zodanig dat het landschap 'zijn verhaal' kan blijven vertellen. Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de kleinschalige veenontginningen. Het wordt gerekend tot het gebied Schoonebeek en omgeving.

Geconcludeerd wordt dan ook dat deze ontwikkeling passend is binnen het algemene beleid van de gemeente Emmen.

2.2.5 Algemene verklaring van geen bedenkingen

Om de gevraagde omgevingsvergunning te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft (artikel, 2.27 Wabo, jo. artikel, 6,4 Besluit omgevingsrecht).

De Algemene verklaring van geen bedenking vastgesteld op 28 april 2011, voorziet onder nummer 3 in de Aanleg, wijziging en/of reconstructie van weginfrastructuur mits het karakter van de weg niet wordt aangetast. Om die reden valt de aanvraag onder de aangewezen categorieën van gevallen waarvoor, voor het verlenen van een omgevingsvergunning, geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist.

2.2.6 Conclusie

De aanvraag voor het vernieuwen, verwijderen en aanleggen van insteekwegen past binnen de uitgangspunten van het beleid van de gemeente Emmen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

Het plan heeft betrekking op twee deelgebieden. In de omgeving van het buurtschap Koelveen en nabij de Duitse grens (figuur 2.1). De werkzaamhedenbetreffen het aanleggen, opknappen en opruimen van (insteek)wegen en het aanleggen van een fietspad. Het betreft 2 nieuwe insteekwegen ten westen van de Dordseweg. De op te knappen en op te ruimen voormalige NAM-wegen liggen verspreid in de omgeving van Nieuw-Schoonebeek. Het aan te leggen fietspad ligt langs de ecologische verbindingszone Koelveen. In totaal gaat het om de aanleg van 750 m nieuwe landbouwontsluitingswegen, het opknappen en opruimen van 5050 m voormalige NAM-wegen en de aanleg van 1900 m recreatief fietspad. Het werk wordt in opdracht van de Provincie Drenthe door Prolander uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021197100-V701_0002.png"

Figuur 2: Ligging insteekwegen.

3.2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de kleinschalige veenontginningen. Het wordt gerekend tot het gebied Schoonebeek en omgeving.

Dankzij kadastrale kaarten is duidelijkheid over het grondgebruik en de ontginningswijze vanaf de 17e eeuw. De boerderijen van de oude bewoningslinten lagen toen op langgerekte kavelstroken, 'opstrekk'nde ploats'n' genoemd, die noordwaarts het veen in liepen en zuidwaarts tot het Schoonebeekerdiep. Door het recht van opstrek, het recht van de grondeigenaar op de onontgonnen gronden voor en achter zijn in cultuur gebrachte grond, is deze bijzondere strokenverkaveling ontstaan.

In de loop van de 18e eeuw, begin 19e eeuw vestigden steeds meer boeren uit Duitsland zich in dit gebied. In 1805 ontstond dan ook Nieuw-Schoonebeek door de verkoop van gronden aldaar aan Duitse boeren. In Nieuw-Schoonebeek bestond het recht van opstrek alleen richting veen waardoor richting het Schoonebeeker diep sprake is van een onregelmatige verkaveling. Dat is tot op de dag van vandaag nog steeds het geval. Bijzonder is de waaiervormige percelering die volgens W. Visscher wijst op een in de Middeleeuwen gebruikelijke wijze van landmeting. (Bron: W. Visscher; Uitwaaieren langs het diep). Deze waaiervormige Schoonebeeker percelen komen samen in een punt, een zandhoogte Ubbenbergh genaamd, op de Nederlands-Duitse grens even ten oosten van Emmer-Compascuum. Overigens liepen de percelen niet door tot de punt. Dat zou niet praktisch zijn. Aan de basis waren de percelen circa 90 meter breed.

Het gebied is grotendeels kleinschalig en gedeeltelijk niet of deels ontgonnen. Dit betekent dat er her en der nog veenlagen aanwezig die in hoogte verschillen door inklinking, mest en het afsteken van turf(strooisel) voor eigen gebruik. Dit gecombineerd met de bos(stroken) en elzensingels zorgt voor het unieke kleinschalige coulissen landschap.

Door de herprofilering van de Europaweg in de 20e eeuw, is het oorspronkelijke karakter van deze weg verdwenen. Daarentegen zijn de paden richting de boerderijen nog steeds herkenbaar.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

De deelgebieden waar de werkzaamheden worden uitgevoerd hebben volgens de archeologische beleidsadvieskaart deels hoge en middelhoge archeologische waarden op de beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021197100-V701_0003.png"

figuur 3: Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart met globaal de ligging van het plangebied

Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. In Emmen zijn dit globaal het gedeelte op de Hondsrug, de beekdalen en de delen van het veengebied dat niet tot in de ondergrond zijn ontgonnen.

Voor deze categorieën is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.

Om te onderzoeken of met de werkzaamheden mogelijk archeologische waarden aangetast worden is onderzoek verricht. Door Sweco is archeologisch bureauonderzoek verricht (Archeologisch onderzoek Insteekwegen Nieuw Schoonebeek, Sweco archeologische rapporten 2377). Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3

Samengevat geeft het onderzoek aan dat:

-Op die locaties waar een archeologische verwachting geldt en waar dieper dan 30 verstoord wordt, moeten boringen worden gezet (de wegen F en H die worden opgeruimd);

-Wegen a en B hebben geen archeologische verwachtingswaarde en vallen af.

-Wegen die worden opgeknapt vallen af want daar wordt alleen de deklaag vervangen en het gaat het om die delen waar gegraven gaat worden. Dit gaat om A, D, E, delen van F en H.

Voor de wegen F en H heeft Sweco een archeologisch inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd. Er zijn in totaal 12 verkennende boringen uitgevoerd: 10 boringen ter plekke van deellocatie F en 2 ter plekke van deellocatie H. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5

Uit het booronderzoek blijkt dat er onder een antropogene toplaag een intact veenpakket aanwezig is waarvan de dikte kan variëren tussen 0,7 m en 2,05 m. Onder dit veenpakket is dekzand aanwezig. Alhoewel het dekzand intact aanwezig is, is er niet tot nauwelijks bodemvorming in waargenomen. Dit gebrek aan bodemvorming wijst erop dat het er waarschijnlijk te nat was voor vestiging of bewoning. Deellocatie H ligt waarschijnlijk ter plekke van een overstromingsvlakte van het Schoonebeekerdiep. In deellocatie F was een reliëf in de dekzandondergrond waarneembaar. De aanwezigheid van dit reliëf is een indicator dat in de omgeving van deellocatie F wellicht hoogtes aanwezig zijn, waar wel archeologische resten kunnen worden verwacht.

Voor beide deellocaties kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag. De kans op het aantreffen van archeologische resten is klein.

De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd. Het plangebied kan, op basis van het uitgevoerde archeologische onderzoek, vrijgegeven worden. Mochten bij de graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen geldt, volgens de Erfgoedwet, art. 5.10 een meldingsplicht.

Weg b is eerder al onderzocht. De bureau's Antea, Arcadis en Sweco hebben eerder een Inventariserend veldonderzoek archeologie verricht (Oplegnotitie archeologisch bureauonderzoek Koelveen). Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4

Geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden voldoende zijn onderzocht.

4.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.
4.2.1 Natuurwaarden in of nabij het plangbied

4.2.1 Natuurwaarden in of nabij het plangbied

Prolander is voornemens om werkzaamheden aan negen insteekwegen naar putlocaties uit te voeren in het gebied Nieuw-Schoonebeek. Twee wegen worden aangelegd en zeven wegen afgewaardeerd. Een deel van het plangebied ligt bij Koelveen. Een ander gedeelte ligt nabij de Duitse grens. Dit gedeelte ligt direct naast Natura 2000-gebied Bargerveen. Andere Natura 2000 gebieden liggen niet in de omgeving van het plangebied. Over de aanwezigheid van beschermde flora en fauna is uit dit gebied beperkte kennis beschikbaar, waardoor niet bekend is of negatieve effecten kunnen optreden. Negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) kunnen op voorhand worden uitgesloten. Het plangebied is niet gelegen in NNN Drenthe. Negatieve effecten op beschermde soorten of kwalificerende waarden van Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) kunnen niet op voorhand uitgesloten worden.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

De aanvrager heeft Arcadis gevraagd hiervoor een quickscan op te stellen om eventuele negatieve effecten op beschermde soorten en benodigde vervolgstappen in het kader van de Wnb in beeld te brengen. De Quickscan natuurwetgeving is opgenomen in de bijlage.

Effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Bargerveen zijn niet uit te sluiten. Op 1 juli 2021 is de wet Stikstofreductie en Natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw- sloop en eenmalige aanlegactiviteiten, in het kort de bouwvrijstelling. De werkzaamheden vallen onder deze wet. Dit betekent in het vergunningstraject dat voor het aspect stikstof alleen nog de neerslag (depositie) in de gebruiksfase een rol speelt. In de gebruiksfase is geen sprake van depositie.

Uit de quickscan blijkt dat er mogelijk algemene broedvogels kunnen broeden in de bomenrijen en bosschages in en rondom het plangebied.

Werk buiten het broedseizoen. Indien het niet mogelijk is buiten het broedseizoen te werken dienen
voorafgaand aan het broedseizoen maatregelen getroffen te worden gevolgd door een broedvogelcheck.

Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd dient te allen tijde de zorgplicht in acht genomen te worden.

Ook is uit de quickscan gebleken dat binnen het plangebied mogelijk een vliegroute van vleermuizen voorkomt bij insteekweg F. Ook hier geldt de zorgplicht en wanneer de werkzaamheden niet buiten de kwetsbare periode van vleermuizen uitgevoerd worden dient de kunstverlichting naar beneden te worden gericht om verstoring van mogelijk aanwezige vleermuizen te voorkomen.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

- de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot beginaugustus) dient plaats te vinden;

- een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;

- (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.2.3 Stikstofdepositie

In Natura 2000-gebieden zijn habitattypen aanwezig die gevoelig zijn voor de verzurende en vermestende werking van stikstofdepositie. Om in het kader van een mogelijke vergunningaanvraag Wet natuurbescherming te onderzoeken wat de stikstofdepositie is tijdens de bouw- en gebruiksfase is een berekening benodigd om te onderzoeken of aangewezen soorten geen nadelige invloed kunnen ondervinden van de plannen.Tijdens de aanlegwerkzaamheden kan er sprake zijn van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied Bargerveen.

In het kader van het wijzigingsplan Buitengebied Emmen, Nieuw Schoonebeek, verbindingszone Koelveen (vastgesteld 2021-05-11) is de aanleg van het fietspad al onderzocht. De conclusie was, als gevolg van de aanleg van het fietspad kunnen negatieve effecten van alle storingsfactoren worden uitgesloten.

Op 1 juli 2021 de Wet stikstofreductie en natuurverbetering van kracht geworden. Het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering werkt de stikstofwet verder uit, waaronder de bouwvrijstelling. De vrijstelling geldt voor bouw-, aanleg- en sloopactiviteiten. De vrijstelling geldt niet voor de gebruiksfase van wat wordt gebouwd of aangelegd.

Het aanleggen, opknappen en opruimen van (insteek)wegen valt onder de wet. Daarmee is de aanleg vrijgesteld. De gebruiksfase van de voorgenomen ontwikkeling hoeft niet berekend te worden omdat er geen bronnen van stikstofemissie mogelijk worden gemaakt. Daarnaast heeft de voorgenomen ontwikkeling geen verkeersaantrekkende werking. Dit betekent dat significante effecten door stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van de gebruiksfase uitgesloten kunnen worden.

4.3 Milieu

4.3.1 Vormvrije m.e.r.

In de voorliggende aanvraag voor de geplande werkzaamheden komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

4.3.2 Bodem

De aanvraag betreft het vernieuwen, verwijderen en aanleggen van insteekwegen. Om die reden is een verkennend milieukundig bodemonderzoek, een verkennend onderzoek asbest en een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd door Arcadis uitgevoerd. Het onderzoek is in twee delen opgenomen in de bijlage:

1

2

De werkzaamheden zijn uitvoerbaar binnen de geldende regels.

De aanvrager geeft aan dat teerhoudend asfalt dat vrijkomt uit de te verwijderen NAM-wegen wordt afgevoerd naar een erkend verwerker en niet wordt hergebruikt. Voor de start van de uitvoering zal een Melding Besluit Bodemkwaliteit worden ingediend.

4.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Voor het plangebied is mogelijk alleen wegverkeerslawaai relevant. Het plangebied is niet gelegen binnen zones van spoorwegen of industrieterreinen.

4.3.3.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Ter hoogte van de Europaweg 23a en 25 in Nieuw-Schoonebeek is men voornemens om een nieuwe insteekweg aan te leggen. In het kader van het projectbesluit is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai (Lievense Milieu B.V., SOL013042, 28 mei 2021). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7

De wettelijke zone van de nieuw aan te leggen insteekweg overlapt een aantal woningen in de omgeving. Het doel van het onderzoek wegverkeerslawaai is het bepalen van de optredende geluidsbelastingen vanwege deze weg op de gevels van de aanwezige woningen en het toetsen van de berekende waarden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Tevens is de invloed van de nieuwe weg op het woon- en leefklimaat getoetst.

De maximale snelheid op de nieuwe insteekweg zal 60 km/uur bedragen. De nieuwe insteekweg wordt uitgevoerd in beton. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van de nieuw insteekweg ten hoogste 30 dB (incl. aftrek conform art. 110g Wgh) bedraagt. Daarmee wordt ruim voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De Wet geluidhinder vormt daarmee geen belemmering voor het plan.

Ten behoeve van de onderbouwing van het akoestisch woon- en leefklimaat is ook de gecumuleerde geluidsbelasting als gevolg van alle relevante wegen in de omgeving (de nieuwe insteekweg en de N863) van het plangebied inzichtelijk gemaakt. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting van de nieuwe insteekweg en de N863 ten hoogste 59 dB (excl. aftrek conform art. 110g Wgh) bedraagt. De gecumuleerde geluidsbelasting wordt volledig bepaald door de reeds aanwezige provinciale N863. Door de nieuwe weg blijft het woon- en leefklimaat ongewijzigd.

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het plan. Ook blijft het akoestisch woon- en leefklimaat ongewijzigd.

4.3.4 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

4.3.5 Externe veiligheid

In verband met externe veiligheid is alleen de situatie weg B nieuw relevant in verband met de aanwezigheid van een hoge druk aardgastransportleiding van NAM. De projectie van deze weg is hieronder weergegeven en is afkomstig uit de aanvraag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021197100-V701_0004.png"

Figuur 4: Situatie weg B nieuw 

In de afbeelding hieronder wordt de ligging van de hoge druk aardgasleiding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021197100-V701_0005.png"

Figuur 5: Ligging hoge druk aardgastransportleiding

In verband met de ontgraving die nodig is voor de aanleg van deze nieuwe weg dient bij de aansluiting op Ellenbeek rekening te worden gehouden met deze buisleiding.

Voor de overige wegen geldt dat er op basis van de EV-signaleringskaart geen hoge druk aardgastransportleidingen worden gekruist. Externe veiligheid is voor die leidingen dan verder ook niet relevant.

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In het kader van het Inrichtingsplan Nieuw-Schoonebeek is het gebied verkaveld en moeten de percelen ontsloten worden aan de openbare weg. Hiervoor worden 2 nieuwe insteekwegen aangelegd en worden enkele voormalige NAM-wegen opgeknapt of opgeruimd. Het werk wordt in opdracht van de Provincie Drenthe door Prolander uitgevoerd. Daarnaast wordt langs de ecologische verbindingszone Koelveen een recreatief fietspad aangelegd als verbinding tussen Schoonebeek en het Bargerveen.

Het betreft 2 nieuwe insteekwegen ten westen van de Dordseweg. De op te knappen en op te ruimen voormalige NAM-wegen liggen verspreid in de omgeving van Nieuw-Schoonebeek. Het aan te leggen fietspad ligt langs de ecologische verbindingszone Koelveen. Het fietspad en de waterloop langs de Koelveenweg is met het waterschap besproken in het kader van het wijzigingsplan Buitengebied Emmen, Nieuw Schoonebeek, verbindingszone Koelveen (vastgesteld 2021-05-11). Zie ook bijlage 8 Watertoets bij dit plan. De conclusie was dat door de aanleg van de EVZ Koelveen een toename aan verharding van ca. 6.420 m² ontstaat er in het plangebied. Deze toename aan verharding wordt gecompenseerd door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en het graven van poelen met een oppervlakte van ca. 10.000m² ‘nieuw’ water. Hierdoor zal het waterbergend vermogen van het gebied toenemen.

4.4.2 Ligging plangebied

Het plangebied heeft betrekking op diverse kadastrale percelen.Het betreft insteekwegen die uitkomen op de Europaweg. Een deel van de wegen ligt bij Koelveen. Een ander gedeelte ligt nabij de Duitse grens. De percelen vallen onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen.

4.4.3 Watervergunning waterschap

Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Vooraf is contact geweest met het waterschap.

Op 14 juni 2021 een heeft Prolander aanvragen van voor een vergunning voor het verrichten van handelingen in een watersysteem ingediend. Hierop is de Keur waterschap Vechtstromen van toepassing. De aannvragen hadden betrekking op het verlengen van de bestaande dam met duiker DK21807, gelegen in waterloop WL06743 (afvoervak AV09725), nabij de Europaweg 25 te Nieuw-Schoonebeek, op het perceel kadastraal bekend als gemeente Schoonebeek, sectie X, nummer 1750. En op de aanleg landbouwontsluitingswegen, opknappen en opruimen voormalig NAMwegen en aanleg recreatief fietspad, i.h.k.v. inrichtingsplan Nieuw-Schoonebeek.

Op 21 juni 2021 heeft het waterschap de Watervergunning Keur waterschap Vechtstromen verleend (kenmerk: Z-2133023/u210100479).

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op 3 mei 2022 gepubliceerd in de Emmer Courant en de Staatscourant.

Met ingang van 4 mei 2022 heeft het ontwerp van de vergunning voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.