direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zwartemeer, Kamerlingswijk WZ 69-70
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De heer Berens heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het bouwen van een vrijstaande woning op het adres Kamerlingswijk WZ 69-70 te Zwartemeer. Het perceel kent de bestemming 'Wonen - Twee aaneen'. Het realiseren van een vrijstaande woning levert daarmee een strijdigheid met het geldende bestemmingsplan Zwartemeer van 2011 op. Om dit initiatief mogelijk te maken is een planologische procedure noodzakelijk.
Verzocht is om de gewenste ontwikkeling via één omgevingsvergunning, inclusief het deel "afwijking van het bestemmingsplan", te kunnen realiseren waartoe de uitgebreide Wabo-procedure wordt gevolgd. Het bouwplan behelst het bouwen van een vrijstaande woning met een vergunningsvrije schuur.
De aanvraag is genoteerd onder zaak 156230-2021 De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak2021156230--V501

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501_0001.png"

Locatie plangebied in omgeving (rode vlak).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel Kamerlingswijk WZ 69-70 te Zwartemeer, kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie M, nummer 82.

De Kamerlingswijk is nu een belangrijke drager van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het dorp. De bebouwingslint heeft een lagere dichtheid en kenmerkt zich als een woonmilieu. Het afwisselend bebouwingsbeeld bestaat hier hoofdzakelijk uit losse vrijstaande woningen met ieder met één bouwlaag en een kapconstructie met de noklijn haaks op de wijk.

De bestaande tweekapper is in een bouwkundig slechte staat en in verval, een zogeheten 'rotte kies' in het straatbeeld. De huidige eigenaar heeft beide percelen aangekocht met als doel de 'rotte kies' te transformeren tot een nieuwe invulling, nieuwbouw vrijstaande woning, dat een verbetering oplevert voor het straatbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501_0002.png"

Foto van de bestaande tweekapper op de locatie.

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. In de omgeving waarin het voorliggend plan Zwartemeer, Kamerlingswijk WZ 69-70, NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501 wordt gerealiseerd is vooral het thema Wonen van belang.

De Woonvisie 2018-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:

1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken.

2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie.

3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is.

4. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond.

5. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen).

6. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.

Voor de onderhavige locatie in Zwartemeer verandert het type woning, maar neemt de plancapaciteit met dit gewijzigde bouwplan niet toe. Met voorliggende omgevingsvergunning wordt een tweekapper vervangen door een vrijstaande woning. Hiermee wordt een kwaliteitsslag op betreffende locatie voor de omgeving beoogd. Gesteld kan worden dat het bouwplan past in het geldende gemeentelijk beleid.

2.2.2 Bestemmingsplan

Het perceel Kamerlingswijk WZ 69-70 is gelegen binnen het bestemmingsplan Zwartemeer, vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2011. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de enkelbestemming 'Wonen - Twee aaneen'. De bestemming geeft alleen recht op een twee-onder-één- kap woning. De voorliggende omgevingsvergunningaanvraag is hier in strijd mee.
De initiatiefnemer is voornemens om een vrijstaande woning te realiseren op beide percelen van de twee-onder-één- kap woningen. Het doel hierbij is dat de nieuwbouw zich binnen het bestaande straat- en bebouwingsbeeld zal voegen zonder inbreuk te maken op de bestaande kwaliteiten. Het concept van een hedendaagse schuurwoning wordt gewaardeerd als een hedendaagse toevoeging aan het bestaande straat- en bebouwingsbeeld.
Aangezien er sprake zal zijn van een passende ontwikkeling, welke een kwaliteitsslag zal bewerkstelligen in het bestaande straatbeeld, is de Gemeente voornemens medewerking te verlenen aan de bouw van de gevraagde vrijstaande woning op beide percelen van de huidige twee-onder-één-kap woningen.

2.2.3 Algemene verklaring van geen bedenkingen

Om de gevraagde omgevingsvergunning te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft (artikel, 2.27 Wabo, jo. artikel, 6,4 Besluit omgevingsrecht).
De Algemene verklaring van geen bedenking vastgesteld op 28 april 2011, voorziet in onder andere het volgende: "Her-, ver-, en nieuwbouw van één of meer woningen, met inbegrip van voorzieningen ten behoeve van het wonen en bijbehorende maatschappelijke voorzieningen en bijbehorende detailhandel, in het kader van de herstructurering van woonwijken of kernen, en voor zover in overeenstemming met een door de raad vastgesteld masterplan of een vastgestelde structuurvisie". Aan de hand van deze algemene verklaring is het niet meer noodzakelijk om dit plan voor te leggen aan de raad.

2.2.4 Conclusie

De aanvraag voor de bouw van een vrijstaande schuurwoning past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie 'Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef'.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Aanleiding

Het bouwplan bestaat uit de sloop van een tweekapper ten behoeve van één vrijstaande nieuwbouw woning. De bestaande tweekapper is in een bouwkundig slechte staat en is in verval. De huidige eigenaar heeft beide percelen aangekocht om deze 'rotte kies' te transformeren tot een invulling een verbetering is voor de ruimtelijke kwaliteit van de straat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501_0003.png"

Foto van de bestaande tweekapper in bouwvallige staat.

3.2 Stedenbouwkundige structuur

De Kamerlingswijk was als waterverbinding een belangrijke ontginningsas vanuit de toenmalige grootschalige veenontginning en is nu een belangrijke drager van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het dorp. De bebouwingslint heeft een lagere dichtheid en kenmerkt zich als een woonmilieu. Het afwisselend bebouwingsbeeld bestaat hier hoofdzakelijk uit losse vrijstaande woningen met ieder met één bouwlaag en een kapconstructie met de noklijn haaks op de wijk. De ritmische terugkerende tussenruimte van de bebouwing draagt bij aan de schaal van de parcellering en bebouwing. Achter de bebouwingslint bevindt zich de naoorlogse uitbreidingswijken met een planmatig en fijnmaziger karakter.

De nieuwbouw woning is een hedendaagse schuurwoning. Het bestaat uit één bouwlaag met een riante kapconstructie. Dit mengt zich goed binnen de bestaande bebouwingslint van de Kamerlingswijk. De hedendaagse kleur- en materiaaltoepassing dragen bij als een vernieuwende toevoeging uit deze tijdsperiode binnen de lint met bebouwing uit voornamelijk jaren 1960 t/m 2000. Door het ingetogen verschijningsvorm van de schuurwoning zal dit niet storend of overheersend zijn binnen het bestaande straat- en bebouwingsbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501_0004.png"

Impressie van bouwplan (bron: initiatiefnemer).

3.3 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Bouwplan

Volgens het vigerend bestemmingsplan 'Zwartemeer' (vastgesteld 29-09-2011) hebben de onderhavige percelen de enkelbestemming 'Wonen - Twee aaneen'. Om een goede inpassing van een dergelijke vervangende nieuwbouw ruimtelijk in te passen dient beide percelen getransformeerd te worden naar één vrijstaande woning en dient zich ruimtelijke, alsook planologisch, te mengen met de aangrenzende lintbebouwing die de enkelbestemming 'Wonen - Vrijstaand' hebben. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende randvoorwaarden gegeven voor een goede stedenbouwkundige inpassing van de ontwikkeling dat leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering:

  • 1. De huidige twee-onder-één-kap woningen worden gesloopt en wordt vervangen door één vrijstaande woning op beide percelen;
  • 2. Het nieuwe bouwvlak wordt, breedte x diepte: 10 x 15 meter;
  • 3. Het nieuwe bouwvlak ligt gecentreerd in de breedte van de samenvoegende percelen;
  • 4. De positie van de gevelrooilijn is in het verlengde van Kamerlingswijk WZ 66;
  • 5. De maximale goot- en bouwhoogte zijn afgestemd met de naastliggende woningen Kamerlingswijk WZ 66 en 71, dus respectievelijk: max. 3,10 m en max. 8,40 m;
  • 6. De nieuwe vrijstaande woning voegt zich binnen het bestaande straat- en bebouwingsbeeld;
  • 7. Er mag maximaal één oprit gerealiseerd worden met een breedte van max. 4 m. Hierbij dienen de bestaande bomen langs de Kamerlingswijk gehandhaafd blijven;
  • 8. Voor de rest gelden de regels als de enkelbestemming 'Wonen – Vrijstaand' die zijn opgenomen in artikel 24 van het vigerend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Het perceel is volgens de archeologische beleidsadvieskaart gelegen in een gebied met "lage verwachtingen". Dit houdt in dat indien ontwikkelingen meer dan 3 hectare betreffen, een overweging tot al dan niet onderzoek naar archeologische verwachtingen wordt genomen. Daarnaast kan gesteld worden dat op onderhavige perceel reeds sprake is van geroerde grond, aangezien de nieuwbouw plaatsvindt op de locatie van de huidige twee-onder-één-kap woningen.

Dit betekent dat voor de bouw van de vrijstaande schuurwoning niet nodig is om een archeologisch onderzoek uit te voeren.

4.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

4.2.1 Natuurwaarden in of nabij het plangebied

Het plangebied ligt nabij het Natura 2000-gebied Bargerveen. In dat kader is hier nader naar gekeken en is er een AERIUS berekening uitgevoerd.

Wanneer blijkt dat het plan meer dan 0,00 mol/ha/jaar bijdraagt aan de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuur in Natura-2000 gebieden, is er sprake van een in potentie significant effect en kan het plan niet zondermeer worden vastgesteld. Onderstaande figuur toont de ligging van het plangebied en de Natura 2000-gebieden in de directe omgeving. De meest nabije stikstofgevoelige habitats of leefgebieden van soorten zijn gelegen op 1,5 km van het plangebied in Natura 2000-gebied Bargerveen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501_0005.png"

Ligging locatie t.o.v. Natura 2000-gebied 'Bargerveen'

AERIUS berekening

De verspreiding van emissies en de bijdrage aan de stikstofdepositie ten gevolge van het bouwplan vrijstaande woning, is berekend met het rekenmodel AERIUS Calculator (versie 2021). In de bijlage zijn de AERIUS berekeningen weergegeven.
Voor zowel de aanlegfase in 2021/2022 als de gebruiksfase in 2022 is de maximale bijdrage minder dan 0,00 mol/ha/jaar (AERIUS uitvoer: “Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar”). Daarmee kan geconcludeerd worden dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden ten gevolge van de aanlegfase en de gebruiksfase van het bouwplan. De berekeningen zijn als bijlagen 1 en 2 bijgevoegd.

4.2.2 Conclusie

Het bestemmingsplan voorziet in het bouwen van een vrijstaande woning op een locatie waar een tweekapper heeft gestaan. Voor de sloop van de aanwezige bebouwing op de locatie is een sloopmelding gedaan en akkoord bevonden. Hierbij is de nodige aandacht gevraagd met betrekking tot het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Daarbij kan geconcludeerd worden, dat zowel de aanlegfase als de gebruiksfase niet leiden tot een verslechtering van de natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten binnen nabijgelegen Natura 2000-gebieden (bijdrage 0,00 mol/ha/jaar).

Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie niet nodig.

Algemene Zorgplicht

De zorgplicht blijft onverkort van kracht. Deze zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats. De zorgplicht is derhalve ook gericht op het voorkomen van doden en verwonden van algemene soorten. Voor- en gedurende de uitvoering dient hiermee rekening gehouden te worden.

Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

- de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot beginaugustus) dient plaats te vinden;
- een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
- (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.3 Milieu

4.3.1 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bouwplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

4.3.2 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

De bouwaanvraag betreft het nieuwbouwen van een vrijstaande woning met bijbehorende aanbouwen. Voor deze ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Klijn Bodemonderzoek B.V., rapport d.d. 25 februari 2021. Dit onderzoek is als bijlage 3 opgenomen.

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “niet verdachte locatie”, formeel gezien niet juist is. Er zijn immers op de locatie enkele licht verhoogde gehalten aangetroffen. De geconstateerde verhoogde gehalten liggen onder de indexwaarde van 0,5 en/of interventiewaarde en vormen géén aanleiding tot het instellen van een nader bodemonderzoek.
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek vormt de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering voor de voorgenomen transactie van het onroerend goed. Wel vormt de aanwezigheid van de stapel asbestverdachte golfplaten mogelijk een belemmering voor een eventuele toekomstige afgifte van een bouwvergunning in het kader van woon- en/of werkfuncties. Aanbevolen wordt om het perceel geheel op te schonen waarbij tevens de asbesthoudende golfplaten op verantwoorde wijze worden afgevoerd. Nadat het perceel is opgeruimd zal een asbest onderzoek (conform NEN 5707) moeten worden uitgevoerd ter plaatse van de dakgootlijn van het voormalige schuurtje. Tevens wordt aanbevolen de plaats, waar de asbesthoudende golfplaten waren gelegen, te onderzoeken op de aanwezigheid van asbest (conform NEN 5707).

De sloop van het pand en de ontgraving van de bovenlaag van een deel van het terrein is uitgevoerd door het bedrijf Bork Milieutechniek B.V. Inzake de asbestsanering betreffende het pand zijn door het betreffende bedrijf vrijgaverapportages uitgegeven. De ontgraven grond is in een depot op onderhavige locatie bewaard gebleven. Het depot is eveneens onderzocht op asbest.

Op het depot zijn circa 15 kleine stukjes asbest gevonden. De plaatjes lagen hoofdzakelijk aan één kant van het depot. Dit betrof allemaal grijze golfplaat. Uit analyse is gebleken dat het gaat om twee te onderscheiden typen cement golfplaten. Het grofste deeltje was < 40 mm waardoor er bemonsterd is met een 12 cm boor.

In het depot zit wat puin en afval (schoenen, plastic) wat zou kunnen duiden op oude asgaten. Hoogstwaarschijnlijk dat de aangetroffen plaatjes hiervan afkomstig zijn dan wel van bijvoorbeeld schade aan in het verleden toegepaste dakbedekking op de locatie. Destijds werd immers niet altijd even zorgvulidg met afvalstromen omgegaan.

In het opgeboorde materiaal is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het voorgaande onderzoek van Klijn BV beschrijft dan ook dat er in het opgeboorde materiaal zintuiglijk geen bodemvreemde bijmengingen zijn waargenomen.  

De locatie is formeel als asbestverdacht aan te merken, echter ligt dat nu in een depot op de betreffende locatie. Op het moment dat er voor gekozen was om eerst een verkennend asbestonderzoek uit te laten voeren, was er misschien een stukje asbest tegen gekomen, waarvan dan waarschijnlijk een gehalte onder de 100 mg/kg d.s. in een inspectiegat was berekend.

Het depot moet worden gezeefd en afgevoerd. Omdat in de fijne fractie geen asbest is aangetroffen kan daarna gesteld worden dat er geen sprake meer is van asbestverontreiniging.

Met de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de bouw van de woning.

4.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.3.3.1 Geluidsbronnen in en nabij het perceel Kamerlingswijk WZ 69-70

Aanleiding is het voornemen tot het realiseren van een vrijstaande woning aan de Kamerlingswijk WZ 69-70 te Zwartemeer. De bestaande bebouwing op de kavel wordt gesloopt.
De ontwikkelingslocatie is gelegen binnen de wettelijke geluidzone (200 meter) van de Kamerlingswijk WZ. Onderzocht is of ter plaatse van het plan wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. De berekeningen zijn uitgevoerd met standaard rekenmethode II overeenkomstig het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.
Op de zuidelijk gelegen Stichtingstraat geldt een snelheidsregime van 30 km/uur. Hierdoor heeft deze weg geen wettelijk geluidzone en zijn de grenswaarden uit de Wet geluidhinder niet van toepassing. De gemeente heeft aangegeven dat de jaargemiddelde intensiteit 18 mvt/etmaal bedraagt. Daarmee is de geluidbelasting van deze weg verwaarloosbaar en zal geen negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat.

Bij de beoordeling van geluid afkomstig van wegen mag rekening worden gehouden met het in de toekomst stiller worden van verkeer. Dit is opgenomen in artikel 110g van de Wet geluidhinder. In artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (RMG) is de toe te passen aftrek verder ingevuld. Deze reductie bedraagt 5 dB bij wegen met een rijsnelheid lager dan 70 km/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501_0006.png"

Ontwikkelingslocatie in relatie tot akoestisch relevante weg.

4.3.3.2 Conclusie akoestisch onderzoek

De beoordelingspunten, op de gevels, zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501_0007.png"

De beoordelingspunten hebben een beoordelingshoogte van 1,5 en 4,5 meter boven plaatselijk maaiveld. Dit komt overeen met twee geluidgevoelige bouwlagen.

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op het “Kamerlingswijk WZ” de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden niet overschrijdt. Met betrekking tot wegverkeerslawaai zijn er vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen geconstateerd. Er hoeft geen hogere waarde te worden aangevraagd en met betrekking tot de geluidwering kan worden volstaan met de minimale vereisten uit het Bouwbesluit.

Het akoestisch onderzoek, uitgevoerd door 'Geluidmeesters' d.d. 21 juni 2021 is als bijlage 4 bijgevoegd.

4.3.4 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Onderhavige plan betreft het vervangen van een tweekapper door een vrijstaande schuurwoning. Er zijn dan ook geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland, waardoor de concentratie van de NOx en fijnstof niet zal veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

4.3.5 Externe veiligheid

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van de vrijstaande schuurwoning op deze locatie.

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Inleiding

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling aan de Kamerlingswijk WZ 69-70 is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden.

4.4.2 Ligging plangebied

Het perceel Kamerlingswijk NZ 69-70 is gelegen aan de rand van de kern van Zwartemeer in een lint langs het kanaal Kamerlingswijk. Het kanaal betreft de scheiding tussen het dorp Zwartemeer en het buitengebied van Zwartemeer. De locatie is ingericht als woonperceel geschikt voor dubbele bewoning, met voldoende ruimte voor parkeren.
Het bouwplan betreft het bouwen van een vrijstaande woning waartoe een tweekapper gesloopt is. Het bouwplan betreft geen toename van verhard oppervlakte.

4.4.3 Waterhuishouding

Zwartemeer ligt in het veenkoloniale gebied. De bodem in het gebied bestaat overwegend uit veengronden met een veenkoloniaal dek. Er zijn geen slecht doorlatende lagen in het gebied aanwezig.

Het gebied wordt overwegend getypeerd als intermediair- en kwelgebied. Op enkele locaties is sprake van infiltratie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2021156230-V501_0008.png"

Het perceel valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan niet toe. De te realiseren wooneenheid kan aangesloten worden op het bestaande stelsel en dit stelsel kan de eventueel extra hoeveelheden wel aan in de nieuwe situatie.

4.4.4 Afvoer van water

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Op deze manier wordt waar mogelijk geprobeerd extra ruimte voor water te maken. Ook wordt om wateroverlast te voorkomen naar extra afvoermogelijkheden gezocht.

4.4.5 Wateradvies waterschap

De digitale watertoets is uitgevoerd, met de conclusie dat er geen waterschapsbelangen worden geraakt. Bij het realiseren van de woning wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
 

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van het ontwerpbesluit is op [PM]

Met ingang van <datum> heeft het ontwerp van de vergunning voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn <wel/geen> zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd. In voorliggend geval is het kostenverhaal geborgd in een anterieure overeenkomst die is gesloten tussen de ontwikkelende partij en de gemeente waarin ook afspraken zijn gemaakt over de afhandeling van planschadeverzoeken. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.