direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2020032-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

De reden voor het opstellen van het Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) is dat de gemeente de regels ten aanzien van archeologische waarden en verwachtingen in het gehele grondgebied van de gemeente eenduidig wil regelen.

De gemeente Emmen heeft in 2013 haar Beleidsnota archeologie vastgesteld. Hiermee komt de gemeente haar wettelijke verplichtingen ten aanzien van archeologie na en creëert de gemeente duidelijkheid over de omgang met archeologische waarden in het gemeentelijk grondgebied. Onderdeel van de beleidsnota is de archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart zijn de verschillende archeologische waarden en verwachtingen ingedeeld in diverse categorieën.

Aan de categorieën zijn voorwaarden verbonden met betrekking tot archeologisch onderzoek. Deze voorwaarden kunnen worden vastgelegd in bestemmingsplannen. Deze voorwaarden zijn ng niet voor het gehele grondgebied van de gemeente op die manier vastgelegd.

Om ervoor te zorgen dat de regels ten aanzien van archeologische waarden en verwachtingen in het gehele grondgebied van de gemeente gelden en eenduidig zijn, en ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, is dit facetbestemmingsplan archeologie opgesteld. De regeling kan dan ook vanaf 2022, na inwerkingtreding van de Omgevingswet, overgenomen worden in het gemeentelijk Omgevingsplan.

De archeologische beleidsadvieskaart is de basis voor dit facetbestemmingsplan.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) betreft het hele grondgebied van de gemeente Emmen, exclusief de gebieden waarvoor een beheersverordening geldt. Voor deze gebieden wordt een afzonderlijke regeling, een 'facet' beheersverordening opgesteld, waardoor de regeling voor het beschermen van archeologische waarden voor het gehele grondgebied van de gemeente geldt. Op onderstaande afbeelding is de begrenzing van dit bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2020032-B701_0001.png"

Figuur 1: Plangrens komt overeen met gemeentegrens

Begrenzing plangebied

Zoals in paragraaf 1.1 is vermeld, zijn nog niet voor het gehele grondgebied van de gemeente de voorwaarden voor bescherming van archeologische waarden vastgelegd. Voor een deel van het grondgebied van de gemeente, bijvoorbeeld voor delen waar na vaststelling van het archeologisch beleid in 2013 het bestemmingsplan is geactualiseerd of waar een postzegelbestemmingsplan is opgesteld voor een concrete ontwikkeling, is dit vaak wel het geval. Door het facetbestemmingsplan Archeologie te laten gelden voor alle bestemmingsplannen (en beheersverordeningen), wordt voor alle bestemmingsplannen uitgegaan van dezelfde archeologische beleidskaart en wordt hierop dezelfde regeling van toepassing. Hiermee wordt recht gedaan aan de rechtsgelijkheid, wordt eenduidigheid gecreëerd en is de bescherming van archeologische waarden beter handhaafbaar.

1.3 Huidige planologische regelingen

Dit bestemmingsplan is een 'facetplan'. Een facetplan is een plan dat geen zelfstandige werking heeft, maar uitsluitend wijzigingen/toevoegingen aanbrengt in andere geldende bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan vervangt dus geen andere bestemmingsplannen.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met de bestemmingen die dit plan regelt. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

De toelichting bestaat uit 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 is de inleiding. In Hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleidskader. Daarna gaat Hoofdstuk 3 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 bespreken ten slotte de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het facetplan.

 

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald.

Voor het bestemmingsplan Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) is vooral het thema duurzaamheid van belang. Onder dit thema worden onderwerpen genoemd waaraan mede vanuit duurzaamheid in de structuurvisie expliciet aandacht wordt besteed. Eén van deze onderwerpen is archeologie. In de structuurvisie staat over archeologie dat de aanwezige archeologische waarden zorgvuldig meegenomen moeten worden bij ontwikkelingen. In een aparte beleidsnotitie wordt dit onderwerp specifiek voor de Emmense situatie nader uitgewerkt. In de volgende subparagraaf wordt kort ingegaan op deze beleidsnotitie.

2.1.2 Beleidsnota archeologie

In 2013 heeft de gemeente Emmen, in navolging van de landelijke wetgeving, de Beleidsnota archeologie vastgesteld. De nota is in de vorm van een inventarisatie van de aanwezige archeologische waarden en verwachtingen met daaraan gekoppeld de voorwaarden die de gemeente daaraan verbindt bij bodemverstorende activiteiten. Dit is weergegeven op de archeologische beleidsadvieskaart. In de beleidsnota archeologie is verder uitwerkt hoe dit beleid is samengesteld.

De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan gekoppeld zijn op de archeologische beleidsadvieskaart ingedeeld in diverse categorieën. Die categorieën waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden met betrekking tot archeologisch onderzoek en daarmee een dubbelbestemming krijgen in bestemmingsplannen, hebben een "Waarde - Archeologie" gekregen.

Met de vertaling in categorieën is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Er is een onderverdeling gemaakt in 4 categorieën "Waarde - Archeologie". Daarnaast zijn er nog de archeologische monumenten die een beschermde status hebben en waarvoor het Rijk bevoegd gezag is (Rijksmonumenten) en de gebieden waarvoor geen eisen tot archeologisch onderzoek worden gesteld en die daardoor geen dubbelbestemming in een bestemmingsplan krijgen.

In hoofdstuk 3 van deze toelichting wordt ingegaan hoe de vertaling is gemaakt van de beleidsnota archeologie naar de regeling van dit facetbestemmingsplan.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

De provincie Drenthe heeft op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. In 2014 is de Omgevingsvisie geactualiseerd. De provincie Drenthe heeft op 3 oktober 2018 de gereviseerde Omgevingsvisie Drenthe 2018 vastgesteld.

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Voor dit facetbestemmingsplan is kaart Archeologie relevant.

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

De Omgevingsvisie is doorvertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Die Omgevingsverordening is op 9 maart 2012 door Provinciale Staten van Drenthe vastgesteld en is in oktober 2015 geactualiseerd.

In de Omgevingsverordening is in de toelichting opgenomen dat bepaalde kernkwaliteiten archeologie als provinciaal belang zijn benoemd. De provincie heeft vervolgens een aantal gebieden van ‘provinciaal belang archeologie’ aangewezen waaronder in de gemeente Emmen de essen, beekdalen en celtic fields. In deze gebieden wil de provincie adviseren over het onderdeel archeologie. Met deze terreinen is rekening gehouden bij de totstandkoming van het gemeentelijk archeologiebeleid.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.

Voor Emmen zijn in de NOVI geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. Ook voor het thema archeologie is in het NOVI geen rijksbeleid opgenomen. De NOVI heeft daarmee geen directe invloed op dit bestemmingsplan.

2.3.2 Wetgeving archeologie

Op dit moment is wetgeving over het thema archeologie opgenomen in de Erfgoedwet (vastgesteld op 1 juli 2016) en in de in 2007 herziene Monumentenwet 1988. Het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonument is te vinden in de Erfgoedwet. Regels ten aanzien van de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving staan nu nog in de in 2007 herziene Monumentenwet 1988, maar worden bij invoering van de Omgevingswet onderdeel van de Omgevingswet.

De uitgangspunten uit het Verdrag van Valetta (Malta) zijn in de wetgeving de basis van de Nederlandse omgang met archeologie.

De belangrijkste uitgangspunten zijn:

  • archeologische waarden moeten in de plannen voor ruimtelijke inrichting worden meegewogen;
  • archeologische waarden moeten zoveel mogelijk in de grond (‘in situ’) behouden en beschermd
    worden;
  • indien behoud in de bodem niet mogelijk is, zullen behoudenswaardige archeologische resten veiliggesteld moeten worden door middel van opgraving;
  • in de meeste gevallen is de zorg voor archeologische waarden een gemeentelijke verantwoordelijkheid;
  • initiatiefnemers van bodemingrepen worden financieel verantwoordelijk gesteld voor eventueel archeologisch onderzoek (het veroorzakerprincipe);
  • de veroorzaker mag voor de uitvoering van noodzakelijke archeologische werkzaamheden zelf
    een keuze maken uit erkende aanbieders op de ‘archeologische markt’.

Vanuit de gedachte dat het historisch besef van de eigen leefomgeving een belangrijke kwaliteit is, legt het verdrag daarnaast nadruk op het beleefbaar en beschikbaar maken van de resultaten van archeologisch onderzoek aan het publiek.

Om archeologische waarden volwaardig mee te kunnen wegen in ruimtelijke plannen is de archeologie in Nederland geïntegreerd in de systematiek van de ruimtelijke ordening via de in 2007 herziene Monumentenwet 1988 en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro 2008) (beide wetten worden bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in de Omgevingswet). Rijk en provincies stimuleren tegelijk dat cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk worden beschermd en gehanteerd als inspiratiebron voor de ruimtelijke kwaliteit. Het rijk faciliteert ook financieel dat ruimtelijke ingrepen als integrale culturele opgave worden uitgevoerd. De basis hiervoor is gelegd in diverse rijksnota’s (Belvedère, Nota Ruimte).

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Wel is bij het opstellen van de gemeentelijke beleidsnota aangesloten op de landelijke wetgeving rondom het thema archeologie. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het plan een aanvulling vormt op het gemeentelijk beleid, het is een vertaling van het beleid naar een regeling.

Hoofdstuk 3 Toelichting op de planregels en verbeelding

3.1 Algemeen

Het voorliggende facetplan is feitelijk een aanvulling op alle geldende bestemmingsplannen in het grondgebied van de gemeente Emmen, minus de delen waarvoor nu geen bestemmingsplan maar een beheersverordening geldt. Voor die delen van de gemeente waarvoor nu een beheersverordening geldt, zal een beheersverordening met een (vrijwel identieke) facetregeling worden opgesteld. Een facetplan is een plan dat geen zelfstandige werking heeft, maar uitsluitend wijzigingen/toevoegingen aanbrengt in andere geldende bestemmingsplannen. In voorliggend facetbestemmingsplan betreft dat het harmoniseren van de archeologische bestemmingen. Voor al het overige blijven de vigerende bestemmingsplanen ongewijzigd. Het facetplan kan dan ook niet los worden gezien van deze plannen, maar alleen in samenhang worden gelezen.

Belangrijk om te vermelden is dat voorliggend facetplan gebaseerd is op de regeling uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' (vastgesteld op 30 oktober 2014). De gemeentelijke archeologische beleidsnota is namelijk uitgewerkt en geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen'.

Het facetbestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Met de indeling van het facetbestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Het bestemmingsplan dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

3.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

3.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In de bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd.

Bescherming van waarden
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen is in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen: Waarde - Archeologie 1 tot en met Waarde - Archeologie 4. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.

Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

3.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Artikel 3 Van toepassingverklaring

Artikel 3 verklaard alle geldende bestemmingsplannen en wijzigingsplannen van toepassing. Dit facetbestemmingsplan is een aanvulling op deze geldende plannen, die gelden in binnen de verbeelding opgenomen gebieden. Het bepaalde in deze plannen blijft van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen, de bepalingen van dit facetbestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

3.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven. Dit facetplan kent slechts dubbelbestemmingen.

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.

Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden Afwegingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Het plangebied van de Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) kent de volgende dubbelbestemmingen:

In onderstaande tabel, die uit de archeologische beleidsnota afkomstig is, is schematisch weergegeven hoe de verschillende categorieën archeologische waarden zijn ingedeeld en welke voorwaarden worden gesteld.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   0 m2   30 cm (+10 cm)   Verbod  
Waarde - archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde (AMK-terreinen)   0 m2   30 cm (+10 cm)   Verbod  
Waarde - archeologie 2   Hoge archeologische verwachting (historische kernen en bufferzone AMK-terreinen)   100 m2   30 cm (+10 cm)   Verbod  
Waarde - archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1.000 m2   30 cm (+10 cm)   Verbod  
Waarde - archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1.000 m2   30 cm (+10 cm)   Toegestaan  
-   Lage verwachting   n.v.t.   n.v.t.   Toegestaan  
-   Geen verwachting   n.v.t.   n.v.t.   Toegestaan  

Tabel: Onderscheid categorieën archeologische waarden en verwachtingen (bron: Beleidsnota archeologie 2013-2018, 2013, gemeente Emmen).

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor terreinen van zeer hoge archeologische waarden en bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.

Er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Wat betreft het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geldt een verbod voor drainage, bodemingrepen dieper dan 30 cm, de aanleg van leidingen dieper dan 30 cm en het planten of rooien van beplanting/bomen dieper dan 30 cm. Deze activiteiten zijn vergunningsplichtig. De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld.

Het verbod is in geval van een aantal werkzaamheden niet van toepassing, waaronder in ieder geval werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor terreinen van hoge archeologische waarden en bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.

Er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, tenzij de oppervlakte kleiner is dan 100 m2. Indien de oppervlakte wordt overschreden, geldt een vergunnings- en onderzoeksplicht. Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, is wel toegestaan.

Wat betreft het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geldt een verbod voor drainage, bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en dieper dan 30 cm, de aanleg van leidingen dieper dan 30 cm en het planten of rooien van beplanting/bomen dieper dan 30 cm. Deze activiteiten zijn vergunningsplichtig. De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld.

Het verbod is in geval van een aantal werkzaamheden niet van toepassing, waaronder in ieder geval werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor terreinen van middelhoge of hoge archeologische waarden en bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.

Er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, tenzij de oppervlakte kleiner is dan 1.000 m2. Indien de oppervlakte wordt overschreden, geldt een vergunnings- en onderzoeksplicht. Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, is wel toegestaan.

Wat betreft het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geldt een verbod voor drainage, bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm, de aanleg van leidingen dieper dan 30 cm en het planten of rooien van beplanting/bomen dieper dan 30 cm. Deze activiteiten zijn vergunningsplichtig. De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld.

Het verbod is in geval van een aantal werkzaamheden niet van toepassing, waaronder in ieder geval werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor terreinen van hoge archeologische waarden en bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.

Er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, tenzij de oppervlakte kleiner is dan 1.000 m2. Indien de oppervlakte wordt overschreden, geldt een vergunnings- en onderzoeksplicht. Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, is wel toegestaan.

Wat betreft het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geldt een verbod voor bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm, de aanleg van leidingen dieper dan 30 cm en het planten of rooien van beplanting/bomen dieper dan 30 cm. Deze activiteiten zijn vergunningsplichtig. De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld. Drainage is wel toegestaan.

Het verbod is in geval van een aantal werkzaamheden niet van toepassing, waaronder in ieder geval werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen.

Daarnaast geldt geen vergunning- en onderzoeksplicht voor het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in gebieden waar al onderzoek heeft plaatsgevonden en uit onderzoek bleek dat geen archeologische waarden aanwezig zijn. Deze uitzondering geldt indien op basis van dat archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.

3.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is de aanduiding ‘overige zone - rijksmonument’ opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - rijksmonument’ zijn de bouwwerken wettelijk beschermd. Dit betreffen de archeologische monumenten die een beschermde status hebben en waarvoor het Rijk bevoegd gezag is (Rijksmonumenten). Ze worden daarom in principe ook niet binnen een gemeentelijk bestemmingsplan op de verbeelding getoond. Desondanks worden deze objecten wel weergegeven middels een aanduiding, aangezien het voor de gemeente Emmen zeer belangrijke en in het oog springende objecten betreft, zoals grafheuvels en hunebedden

3.3.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bestaat uit twee artikelen, te weten het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 10 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 11 Slotregel

Dit artikel is de slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

3.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.

Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke betrokkenheid

4.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

4.1.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) (zie Bijlage 1).
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)

4.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan) zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt   verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

Het onderhavige plan is een facetplan, waarmee geen grote kosten zijn gemoeid. Op basis daarvan mag het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De vaststelling van de exploitatieplan is zodoende niet nodig.