direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuw-Amsterdam, tussen Vaart NZ en Snikke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2019029-B701

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, tussen Vaart NZ en Snikke met identificatienummer NL.IMRO.0114.2019029-B701 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

een beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfsvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.7 achtererfscheiding:

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.8 ander(e) bouwwerk(en):

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bed and breakfast:

het gebruik van een ruime met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, een tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed and breakfast wordt niet begrepen overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. De ruimte die gebruikt wordt voor bed and breakfast mag niet worden gebruikt als zelfstandige woning;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.22 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.25 gestapelde woning:

een uit één of meer bouwlagen bestaande woning die deel uitmaakt van een gebouw waarin meer woningen zodanig zijn ondergebracht dat deze elk met een zelfstandige toegang boven en/of naast elkaar zijn gesitueerd;

1.26 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.27 gevellijn:

de op de verbeelding aangeduide gevelijn, alsmede het verlengde daarvan;

1.28 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.29 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.31 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.32 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.33 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.34 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.35 twee-onder- een kapwoning:

een grondgebonden woning. De woning is aan één zijde tegen een andere woning aangebouwd en slechts op één zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens, waaronder ook begrepen geschakelde woningen. De woning is uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.36 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.37 vrijstaande woning:

een grondgebonden woning, waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen en uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.38 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.39 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.40 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.41 wooneenheid:

zelfstandige bewoonbaar gedeelte ( woning) van een voor wonen bestemd gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.42 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen zelfstandige wooneenheden/ woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.43 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

2.9 meten:

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. water;

met bijbehorende:

  • c. andere bouwwerken;
  • d. sport- en speelgelegenheden;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. toegangswegen en in- en uitritten.
  • g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een andere bouwwerken mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15 m² vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs de openbare weg mag maximaal 1 meter bedragen;

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. in- en uitritten;

met bijbehorende:

  • c. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. andere bouwwerken mogen maximaal 1 meter hoog bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.1 en toe staan dat een erker mag worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de erker ten hoogste 1 meter vanuit de aangrenzende bouwgrens mag worden gebouwd;
    • 2. de erker over maximaal 70% van de voorgevel wordt gebouwd.
4.4.2 Afweging

De toepassing van de in artikel 4.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 en toestaan dat de tuin gebruikt mag worden ten behoeve van wonen.
4.5.2 Afweging

De toepassing van de in artikel 4.5.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  • b. informatiesystemen/signaleringsborden
  • c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • d. taxistandplaats;
  • e. parkeervoorzieningen;

met bijbehorende:

andere bouwwerken;

  • f. kunstwerken en waterwerken;
  • g. toegangswegen en in- en uitritten;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15 m² vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en informatiesystemen/signaleringsborden maximaal 10 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg mag maximaal 1 meter bedragen.

Artikel 6 Wonen - Gestapeld

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Gestapeld aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in een woongebouw;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen en in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woongebouw worden gebouwd;
  • b. het aantal wooneenheden/ woningen mag ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" maximaal het aangegeven aantal bedragen;
  • c. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • e. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden, waarbij bijbehorende bouwwerken ondergeschikt dienen te zijn aan het hoofdgebouw;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangegeven.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat deze buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken";
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • b. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een luifel aan het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter mag uit steken.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.1 onder f en toestaan dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • b. artikel 6.2.2 onder b en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de gevellijn mogen worden opgericht.
6.4.2 Afweging

De toepassing van de in 6.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.
6.5.2 Voorwaardelijke verplichting - sanering

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik of in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder sanering van de in bijlagen 1 en 2 geconstateerde saneringsplichtige genoemde verontreinigingen, met dien verstande dat hiervan kan worden afgeweken indien hiervoor door het bevoegd gezag andere goedgekeurde maatregelen worden getroffen.

Artikel 7 Wonen - Twee aaneen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Twee aaneen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in een twee-onder- een kapwoning;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen en in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een twee-onder- een kapwoning worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen binnen een bouwvlak zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden, waarbij bijbehorende bouwwerken ondergeschikt dienen te zijn aan het hoofdgebouw;
  • e. de afstand van een niet aangebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • f. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" mogen de goot- en bouwhoogte van een gebouw maximaal de aangegeven hoogte bedragen;
  • h. de dakhelling van het hoofdgebouw dient ten minste 30o en ten hoogste 60o te bedragen;
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning mag buiten het bouwvlak maximaal 50 m² bedragen, met in achtneming dat:
    • 1. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
    • 2. de voorgevel van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk maximaal 30 meter achter de achtergevel van het hoofdgebouw mag worden opgericht;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht;
  • c. bij twee naar de weg gekeerde gevels (hoeksituatie) van het hoofdgebouw dienen vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken bij een woning maximaal 50 m² mag bedragen, mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied bebouwd is;
    • 2. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheidingen voor de gevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de gevellijn maximaal 2 meter;
    • 3. de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 5 meter mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.2.1 onder g en toestaan dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • b. artikel 7.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning buiten het bouwvlak maximaal 75 m² mag bedragen, mits;
    • 1. het bouwwerk op het achtererfgebied geplaatst wordt;
    • 2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied bebouwd wordt;
    • 3. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 50 m² bedraagt.
  • c. artikel 7.2.2 onder b en toestaan dat bijbehorende bouwwerken 1 meter achter de gevellijn mogen worden opgericht;
  • d. artikel 7.2.2 onder c en toestaan dat bij twee naar de weg gekeerde gevels (hoeksituatie) van het hoofdgebouw vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd hoeven te worden.
7.4.2 Afweging

De toepassing van de in 7.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.

7.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting', zonder de aanwezigheid van (een) groenvoorziening(en) van minimaal 2,00 meter hoogte ter plaatse van de zijdelingse perceelgrens aan de westzijde, in het kader van een passende afscherming voor de bestaande woningen aan de westzijde.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Voorwaardelijke verplichting

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.5.2, mits:

  • a. voorzien wordt in (een) andere afschermende voorziening(en), waarvan de afschermende werking minimaal gelijk is aan de in lid 7.5.2 opgenomen afschermende groenvoorziening(en); of
  • b. wordt aangetoond dat niet langer dergelijke afschermende voorzieningen noodzakelijk zijn;

mits:

  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 8 Wonen - Vrijstaand kern

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Vrijstaand kern aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in een vrijstaande woning;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen en in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Op of in deze gronden mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning mag buiten het bouwvlak maximaal 75 m² bedragen, met in achtneming dat niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken bij een woning maximaal 20 m² mag bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd is;
    • 2. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheidingen voor de gevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de gevellijn maximaal 2 meter;
    • 3. de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 5 meter mag bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden:
    • 1. ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, installaties voor duurzame energie-en watervoorzienngen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
    • 2. balkons buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens niet meer dan maximaal 2 meter wordt overschreden;
  • b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  • c. Dakopbouwen, noodtrappen, trappen(huizen), luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Vormen van verboden gebruik ( onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van materialen en voertuigen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone; voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie en of tippelzone.

11.2 Vormen van verboden gebruik ( gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    • 1. goederen, waarvan de verkoop ondergeschikt deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
    • 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • c. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Bevoegdheid

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
  • d. de regels voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer, openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 meter mag bedragen;
  • e. de regels voor het overschrijden van de gevellijn door:
    • 1. erkers en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken over de gehele breedte van de voorgevel met een diepte aan de voorzijde van maximaal 1 m, gemeten vanaf oorspronkelijke voorgevel;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  • f. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
  • g. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. maximaal 50 m² mag gebruikt worden voor het aan huis verbonden activititen;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    • 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 8. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein op het moment dat dit noodzakelijk is vanwege de bestaande parkeerdruk in de omgeving
  • h. het laten gebruiken van een deel van de woning voor bed en breakfast, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de activiteit is uitvoerbaar binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. parkeren ten behoeve van de Bed en Breakfast moet op eigen terrein;
  • i. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijf dagen aaneen per evenement, met dien verstande dat het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder zijn begrepen.
12.2 Afweging

De toepassing van de in artikel 12.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
13.2 Afweging

De wijzigingen in 13.1 dienen het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, tussen Vaart NZ en Snikke .