direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuw-Weerdinge, Weerdingerkanaal NZ 228 (mini-camping)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2016006-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

De heer Keuter heeft een verzoek ingediend voor het vestigen van een mini-camping achter het perceel aan de Weerdingerkanaal NZ 228 te Nieuw-Weerdinge. De percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie AA, nummer 119, 120, 124, 125, 1035 en 1036.

De percelen hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen' , Tuin en Wonen - Vrijstaand. Verzocht wordt om een gebiedsaanduiding 'mini-camping' toe te voegen om de realisatie van de mini-camping mogelijk te maken.De bijbehorende verbeelding met plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.2016006-B701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016006-B701_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in omgeving (rood omlijnd)

Hoofdstuk 2 Ligging en huidige situatie

De percelen achter Weerdingerkanaal NZ 228 liggen op de rand tussen de lintbebouwing van Nieuw-Weerdinge en het agrarisch gebied.

Huidige situatie

Het plangebied grenst aan de lintbebouwing van de Drentse Mondenweg met voornamelijk vrijstaande woningen en aan het Weerdingerkanaal NZ waar een verscheidenheid is van vrijstaande woningen en (voormalige) agrarische bedrijven. Het plangebied wordt de laatste jaren gebruikt als weiland voor privé gebruik voor het hobbymatig houden van dieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016006-B701_0002.jpg"

Afbeelding 2: Luchtfoto plangebied (achter Weerdingerkanaal NZ 228) (rood omlijnd)

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan

De percelen AA 119, 120, 124 en 125 hebben in het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" de bestemming 'Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginning', bestemd voor agrarische doeleinden. De percelen worden echter niet meer gebruikt voor agrarische doeleinden maar als weiland. Verzocht wordt om de bestemming aan te vullen zodat er een mini-camping gevestigd mag worden.

De bestemming Agrarisch wordt niet verwijderd van het perceel. Dit blijft "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen", maar er komt een gebiedsaanduiding op 'wro - zone - kleinschalig kamperen'. Indien de kampeerfunctie wordt beeindigt, zullen de percelen terug vallen op de oorspronklijke agrarisch bestemming. Hierdoor zullen de percelen niet worden onttrokken van het agrarisch gebruik.

De percelen AA 1035 en 1036 hebben in het bestemmingsplan "Nieuw -Weerdinge" de bestemming 'Tuin' en 'Wonen- Vrijstaand'. Op het perceel 1035 wordt de toegangsweg van de mini-camping gevestigd en het perceel 1036 (Weerdingerkanaal NZ 228) wordt de eigenaarswoning.

Gezien het feit dat het plangebied niet alleen binnen het bestemmingsplan Buitengebied Emmen valt maar ook binnen het bestemmingsplan Nieuw-Weerdinge, kan deze realisatie van de mini-camiping niet worden geregeld door middel van een wijzigingsplan volgens artikel 3.6 wro, maar dient hiervoor een postzegelbestemmingsplan gemaakt te worden. Het plan voldoet in beginsel aan de voorwaarden die zijn opgenomen als wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Buitengebied Emmen.

De voorwaarden voor een wijzigingsplan zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied zijn:

  • de oppervlakte van het kampeerterrein bedraagt minimaal 0,5 ha.,
  • het terrein is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  • er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 25;
  • het (kampeer)terrein is voorzien van een in de omgeving passende beplanting;
  • het terrein mag buiten de periode 15 maart tot en met 31 oktober niet worden gebruikt;
  • stacaravans, trekkershutten, chalets en tenthuisjes zijn niet toegestaan.
  • de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeven van het functioneren van het kampeerterrein niet meer mag bedragen dan 50 m2;

Het plan voldoet met uitzondering van de bebouwde oppervlakte aan de genoemde voorwaaden van de wijzigingsbevoegdheid. Zo worden er maximaal 25 standplaatsen gerealiseerd. Er komt een receptie en een sanitaireruimte op het terrein van de mini-camping. Het terrein wordt mede passend beplant zodat het past binnen de stedelijke- en landschappelijke structuur van de omgeving. Achter de woning aan de Weerdingerkanaal NZ 228 wordt een loods geplaatst voor de opslag van materieel voor het onderhoud van het kampeerterrein. Deze wordt geplaatst binnen de bestemming Wonen. Door de loods en de reeds aanwezige bebouwing die worden ingericht ten dienste van de mini-camping, komt de totale bebouwing boven de 50 m2, zoals is opgenomen in de wijzigingbevoegdheid.

In Hoofdstuk 4 Planbeschrijving wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het plan.

3.2 Provinciaal beleid

In de Provinciale Omgevingsverordening, Vastgesteld op 23 september 2015, is het perceel deels aangemerkt als Landbouwgebied plus en deels Bestaand Stedelijk Gebied. In de aanduiding Landbouwgebied plus is het in beginsel uitgesloten om verblijfsrecreatie toe te passen, met uitzondering van ver- of uitplaatsing. Dit om de landbouw niet te belemmeren. Echter in de "Omgevingsvisie Drenthe" is onder Landbouwgebied plus opgenomen dat deze gebieden geen ruimte is voor Grootschalige functies, zoals nieuwe grootschalige verblijfsrecreatie, natuur en vestiging van landgoederen en woonmilieus. Het gaat in dit plan om een mini-camping en valt daarom buiten de categorie grootschalig dat mogelijk de landbouw kan belemmeren. Om deze reden hebben we geconstateerd dat een mini-camping niet valt onder verblijfsrecreatie zoals bedoeld onder Landbouwgebied plus.

3.3 Rijksbeleid

In het Rijksbeleid zijn geen specifieke bepalingen opgenomen voor het vestigen van een mini-camping.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Er is een plan ingediend voor het vestigen van een mini-camping voor de percelen achter Weerdingerkanaal NZ 228 te Nieuw-Weerdinge. Deze locatie is momenteel in gebruik als weiland voor het hobbymatig houden van paarden.

Nieuw-Weerdinge is een dorp dat zich kenmerkt door bevolkingskrimp en terugloop in bedrijvigheid. Initiatieven die inzetten op recreatie en toerisme en daarmee het dorp nieuwe impulsen kunnen geven worden dan ook van harte ondersteund. De mini-camping zal in feite de rand van het dorp formaliseren door een duidelijke, beplante overgang tussen bebouwd en agrarisch gebied te maken. Het aanbrengen van in de omgeving passende beplanting maakt dat de functie mini-camping vanuit de omgeving visueel zorgvuldig vanuit het buitengebied wordt ingepast.

De mini-camping wordt voorzien van 25 standplaatsen, een receptie, sanitaire/spoelruimte, dagaccommodatie en een loods voor opslag van materieel voor onderhoud van het terrein. De loods krijgt een oppervlakte van 200 m2, met een bouwhoogte van 6 meter en een goothoogte van 3,5 meter. Mede wordt de loods op 3 m van de perceelsgrenzen gesitueerd en heeft aansluiting met de woonperceel. Ook heeft de loods de nokrichting parallel met de woning om een eenheid te vormen. De bebouwing ten diensten van de mini-camping is de huidige bestaande bebouwing op het terrein. Mede wordt het terrein omsloten door een groenstrook ten behoeve van landschappelijke inpassing.

De mini-camping is zodanig gesitueerd dat er een toegangsweg wordt gerealiseerd ten westen van Weerdingerkanaal NZ 228. Er wordt een vluchtroute gecreëerd tussen de percelen Weerdingerkanaal NZ 221 en 223. Deze wordt alleen bij nood in gebruik genomen. Dit om een veilige vluchtroute te kunnen bieden vanaf de mini-camping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016006-B701_0003.png"

Afbeelding 4: Inrichtingsplan mini-camping

Hoofdstuk 5 Milieubeoordeling

5.1 Verkeer

Het gaat in dit plan om een mini-camping tot maximaal 25 plaatsen. De mini-camping krijgt de ingang aan het Weerdingerkanaal NZ tussen huisnummer 226 en 228. Gezien het gaat om maximaal 25 plaatsen zal de verkeersdruk in dit gedeelte van het Weerdingerkanaal NZ niet benoemenswaardig worden vergroot.

5.2 Bodem

Het plangebied bevat geen locaties die voor wat betreft bodemverontreiniging verdacht zijn (historisch verdacht als gevolg van in het verleden uitgevoerde bodembedreigende activiteiten). Ook bevat het plangebied geen locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en geconstateerd is of de locatie verontreinigd zijn.

5.3 Archeologie

Het plangebied is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Er is dan ook geen waarde aan toegekend. Er hoeft dan ook geen dubbelbestemming voor arceheologie opgenomen te worden in het voorliggende bestemmingsplan. Gebieden met een lage archeologische verwachting zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen zeer klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontgrondingen, saneringen, zware funderingen etc. Deze gebieden zijn daarom niet in bestemmingsplannen weergegeven.

5.4 Flora en fauna

De percelen waren oorspronkelijk in gebruik als agrarische landbouwgrond. De laatste jaren is dit in gebruik als weiland. Vanuit het oogpunt van flora- en fauna is de kans gering dat hier belemmeringen te verwachten zijn. Op 14 februari 2017 heeft er een veldonderzoek plaats gevonden op het terrein door een ecoloog van BTL advies. Uit deze quickscan is gebleken dat de voorgenomen ingebruikname van het terrein als minicamping inclusief daarmee gemoeide werkzaamheden geen effect op (mogelijk) aanwezige beschermde soorten heeft. Mits rekening wordt gehouden met eventueel aanwezige nesten van algemene vogels (in de bijgebouwen) is geen sprake van overtredingen van de verbodsbepalingen van het Wet natuurbescherming. Deze quickscan is bijgevoegd als Bijlage 2 quick scan flora en fauna.

5.5 Waterparagraaf

Voor een goede onderbouwing is via de digitale watertoets advies uitgezet bij het waterschap. Voor het plangebied is een aantal aandachtspunten van toepassing. Naar aanleiding daarvan heeft het waterschap advies uitgebracht om te zorgen dat de waterhuishouding voor het plangebied en de omgeving optimaal blijft. Hierbij wordt er rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

Op de luchtfoto (2015) ligt in de noord- oosthoek van het plangebied een hoofdwatergang. Hierop watert een schouwsloot af volgens de legger van het waterschap. Deze schouwsloot is niet meer waar te nemen en is gedempt. Ter compensatie van het dempen van de schouwsloot en de toename in het verhard oppervlak, adviseert het waterschap een nieuwe sloot aan te brengen op de perceelscheiding die wederom kan afvoeren op het watersysteem. De ontwatering van de gronden, bestemd voor de minicamping, wordt daardoor ook beter.

Er een reeds een vijver gemaakt van 310 m2 voor een beter ontwatering. De sloot ten westen op het terrein wordt verdiept en aangesloten door middel van een duiker op de bestaande schouwsloot ten noorden ervan. Dit om een aansluiting te maken op het watersysteem.

De volledige watertoets is bijgevoegd als Bijlage 3 Watertoets (uitgangspuntennotitie).

5.6 Geluid

Een minicamping is geen geluidsgevoelig opject en levert hierdoor geen hinder op voor anderen bedrijven. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van geluid geen belemmeringen voor een gebiedsaanduiding kleinschalig kamperen op de bestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen", volgens de VNG brochure bedrijven en milieuzonering.

De standplaatsen in het plangebied liggen op minimaal 50 m van woningen van derden en voldoet hierbij aan de minimale afstand van 30 m in het kader van minimale afstanden qua geluid volgens de VNG brochure bedrijven en milieuzonering .

Voor de geluid op de gevel van Weerdingerkanaal NZ 226 dat op korte afstand van de toegangsweg is gelegen is een geluidsonderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat het geluidsniveau op de gevel van Weerdingerkanaal NZ 226 niet wordt overschreden. Het geluidsonderzoek is toegevoegd als Bijlage 4 Geluidsonderzoek

5.7 Activiteitenbesluit milieubeheer

In de omgeving is een aantal agrarische bedrijven gelegen. Een minicamping leidt niet tot verzwarende nadelige effecten voor omliggende agrarische bedrijven.

5.8 Luchtkwaliteit

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.

5.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Vanwege de ligging van het plangebied in de nabijheid van een LPG-tankstation, moet in het plan rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

Bij maximale 25 camping standplaatsen, is er sprake van een beperkt kwetsbaar object en geldt een richtwaarde.

Binnen de contour van de LPG-reservoir (veiligheidszone-LPG) mogen geen nieuwe objecten worden gebouwd of in gebruik worden genomen als het gaat om een verblijfsobject of wel een (beperkt) kwetsbare objecten. Opslag en stalling van materialen is wel toegestaan.

Groepsrisico LPG

Binnen het invloedsgebied van het tankstation, moet het groepsrisico worden verantwoord. Het invloedsgebied bedraagt circa 150 meter vanaf het LPG-vulpunt en vanaf het LPG-reservoir. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied. Het invloedsgebied wordt voor LPG gevormd door de 100% letaliteitszone en is gebaseerd op tabel 1 van bijlage 2 van het Revi. De scenario's zijn een optredende Bleve van de LPG-tankwagen en een afdrijvende gaswolk van een lekkend LPG-reservoir.

Hoogte groepsrisico (bestaand): 

In de LPG-rekentool is de hoogte van het groepsrisico voor de bestaande situatie en voor de nieuwe situatie inclusief het initiatief van de mini-camping beoordeeld. De hoogte van het groepsrisico bedraagt voor de bestaande situatie circa 5,4% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Toename groepsrisico:

Ten opzichte van de huidige situatie neemt het groepsrisico vanwege de ontwikkeling van een kampeerterrein met circa 12 standplaatsen toe. Het invloedsgebied ligt namelijk niet over gehele camping. De hoogte van groepsrisico bedraagt voor de nieuwe situatie circa 11,3% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het gaat dus om een toename van circa 6%. Het groepsrisico inclusief de mini-camping blijft ruimschoots beneden de oriëntatiewaarde.

Groepsrisico 

Bij de verantwoordingsplicht gaat het om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, nog acceptabel zijn. Daarbij moet worden afgewogen, welke veiligheidsverhogende maatregelen moeten of kunnen worden toegepast. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking.

Op basis van het Bevb dient het groepsrisico van de LPG in de toelichting van het bestemmingsplan te worden verantwoord. In het kader van het huidige plan een uitgebreide groepsverantwoording opgesteld. Deze is vastgelegd in de Notitie groepsverantwoording in dit bestemmingsplan. Deze notitie is door de raad aanvaard. Zie hiervoor Bijlage 5 Notitie Groepsverantwoording.

Het voorliggende bestemmingsplan leidt niet tot een toename van het aanvaarde groepsrisico.

Onderdeel van de verantwoording is de onderdelen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bestrijdbaarheid:

De mate van bestrijdbaarheid hangt af van het soort LPG tankwagen dat LPG lost.

Als er sprake is van een LPG-tankwagen met brandwerende coating, is een BLEVE pas na 75 minuten te verwachten. Wanneer er geen gecoate tankwagen is, treedt een BLEVE op binnen 20 minuten. De opkomsttijd van de brandweer bedraagt op deze locatie ongeveer 11 minuten. Dat maakt de mogelijkheden om op te treden erg lastig bij een tankwagen zonder brandwerende coating.

De entree van de mini-camping is gesitueerd op 40 meter van het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir. Hierdoor valt het binnen het invloedsgebied van 150 meter. Om de mogelijkheid te bieden voor een veilige vlucht route vanaf de mini-camping wordt er een vluchtroute gecreëerd buiten het invloedsgebied. Deze wordt gesitueerd op het open terrein tussen de percelen Weerdingerkanaal NZ 221 en 223. Deze vluchtroute kan ook worden gebruikt als toegangsweg voor de brandweer als het niet via de entree mogelijk is.

Zelfredzaamheid:

Er zijn twee opties ten aanzien van zelfredzaamheid:

  • 1. Schuilen
  • 2. Vluchten

Ten aanzien van schuilen moet geconcludeerd worden dat schuilen in kampeermiddelen op zo'n korte afstand van het tankstation niet effectief is.

Ten aanzien van vluchten moet geconcludeerd worden dat de huidige toegangsweg als vluchtroute langs het tankstation leidt en daardoor naar verwachting onbruikbaar is. Door een extra vluchtroute buiten het invloedgebied te creëren is er een veilige vlucht mogelijkheid ontstaan vanaf de mini-camping.

Maatregelen

Wanneer de beoogde ontwikkeling gerealiseerd wordt, is er een aantal maatregelen waarmee het risico verminderd kan worden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen waarbij de kans op een incident wordt verkleind (bronmaatregelen) en maatregelen waarmee het effect van een incident zoveel mogelijk wordt beperkt (effectmaatregelen).

Bronmaatregelen:

Een aantal bronmaatregelen die in dergelijke situaties getroffen kan worden is al aanwezig:

  • De losplaats voor LPG is geïsoleerd, waardoor de kans op aanrijdingen is verkleind.
  • De doorzet van LPG is al beperkt.

Andere mogelijke maatregelen zijn:

  • Maak gebruik van tankwagens met brandwerende coating. Dit gebeurt in principe al, maar is nog niet te borgen in de omgevingsvergunning.
  • Maak gebruik van de verbeterde vulslang. Dit gebeurt in principe al, maar is nog niet te borgen in de omgevingsvergunning.
  • LPG en brandbare vloeistoffen nooit gelijktijdig laten lossen. Een incident bij het lossen van brandbare vloeistoffen kan dan niet leiden tot een situatie waarbij de LPG-tankwagen wordt aangestraald en een dreigende BLEVE ontstaat.

Effectmaatregelen:

  • Realiseer een vluchtweg waarbij van de risicobron af gevlucht kan worden. Zowel voor de ontvluchting van campinggasten als de bereikbaarheid van hulpverleningsdiensten is dit een belangrijke effectmaatregel.
  • Communiceer actief met campinggasten over hun handelingsperspectief bij incidenten bij het tankstation. Het enige juiste handelingsperspectief is vluchten.
  • Zorg dat campinggasten snel gewaarschuwd kunnen worden. Door snelle waarschuwing wordt de kans op slachtoffers kleiner.

Conclusie

Er dient rekening gehouden te worden met de effectenmaatregelen. Hierdoor kunnen de campinggasten bij een calamiteit zo snel en veilig mogelijk vluchten van het kampeerterrein.

Er wordt een vluchtroute gecreëerd tussen de percelen Weerdingerkanaal NZ 221 en 223. Deze wordt alleen bij nood in gebruik genomen. Dit om een veilige vluchtroute te kunnen bieden vanaf de kampeerterrein. Hierbij wordt er rekening gehouden met de effectenmaartegel.

In de Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid en Bijlage 7 Veiligheidsregio Drenthe Beoordeling zijn de adviezen toegevoegd over Externe veiligheid.

Hoofdstuk 6 Toelichting op de planregels en verbeelding

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Nieuw-Weerdinge, Weerdingerkanaal NZ 228 (mini-camping) is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

6.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:  
1. Woonsituatie:  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2. Straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.  
3. Cultuurhistorie  
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4. Verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5. Sociale veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt  
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7. Milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.3.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

De gemeente Emmen herbergt een flink aantal kleinschalige kampeerterreinen. Veel van de kampeerterreinen vallen niet binnen één bestemmingsvlak maar binnen verschillende. Dit is historisch zo gegroeid. Omdat een aanduiding IMRO technisch gezien niet over twee verschillende bestemmingsvlakken kan liggen (gekoppeld is aan één bestemming) is gekozen om kleinschalige kampeerterreinen via een wro-zone "wro-zone - kleinschalig kamperen" te regelen. Voor kleinschalig kamperen is de oppervlakte minimaal 0,5 ha en maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen. Alleen in de periode 15 maart tot en met 31 oktober mag worden gekampeerd. Stacaravans, trekkershutten, chalets en tenthuisjes zijn niet toegestaan. Permanente bewoning is tevens niet toegestaan. Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen nu onder voorwaarden nieuwe kleinschalige kampeerterreinen worden opgericht.

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen

Op basis van landschappelijke gebiedskenmerken zijn de agrarisch gronden verdeeld in drie deelgebieden:

Het betreffen hier de gronden in het buitengebied met in hoofdzaak onbebouwde gronden. De “gebiedsbestemmingen” zijn vrij globaal van karakter. Binnen de gebiedsbestemmingen komen belangrijke landschappelijke waarden voor, zoals houtwallen, die moeten worden beschermd. Hiervoor is in deze bestemmingen voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken.

Vanwege de globaliteit en flexibiliteit zijn niet alle elementen in de planregels opgenomen maar maken ze deel uit van de gebiedsbestemmingen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de volgende elementen:

  • Landbouwkundige elementen (een ontsluitingsweg van een agrarisch bedrijf);
  • Recreatieve elementen (een wandelpad of een picknickplaats);
  • Landschappelijke elementen zoals houtwallen en laanbeplanting
  • Waterlopen binnen agrarische gronden met in hoofdzaak een landbouwkundige functie.

Het gaat hier om zaken die in hoofdzaak of zelfs uitsluitend dienst doen ten behoeve van de basisfuncties van een gebied. Uiteraard zullen de bestaande elementen worden gehandhaafd. Door de globale opzet kunnen ook nieuwe elementen worden ingepast, voor zover ze passen binnen de betreffende bestemming. Een gericht omgevingsvergunningenbeleid voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorzien daarin.

Binnen de drie gebiedsbestemmingen kunnen onder strikte voorwaarden ten behoeve van de landbouw mestopslagen en kuil en sleufsilo's worden gerealiseerd. Dit kan alleen wanneer is aangetoond dat binnen het eigen agrarisch bouwvlak geen ruimte is en het landschap dergelijke bouwwerken ter plaatse toelaat. Per concreet geval wordt een aanvraag afgewogen. De regels hiervoor wijken niet af van het bestaande beleid in Emmen.

De drie gebiedsbestemmingen kunnen worden gewijzigd in andere bestemmingen. De schaal en omvang waarin de bestemming kan worden gewijzigd verschilt per gebiedsbestemming en is duidelijk in de planregels omschreven. De wijzigingsbevoegdheden voorzien onder andere in:

  • Vergroting van bestaande agrarische bedrijven;
  • Oprichting van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven;
  • Vergroting / verkleining van Natuur-, Water- en Bosbestemmingen;
  • De aanleg van gasleidingen.

Bij een planwijziging dienen de belangen van het landschap en cultuurhistorie nadrukkelijk worden betrokken. Nieuwe niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. zie bestemmingsomschrijving in de regels. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd. Voor erfafscheidingen gelden specifieke hoogtematen, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 3 dan wel 5 m hoog zijn op basis van het bestemmingsplan.

Artikel 5 Wonen - Vrijstaand

De voor Wonen aangewezen grond is bestemd voor wonen. Om voor deze woonvorm aansluitende regels op te stellen is bewust gekozen om de aanwezige woningtypen een eigen bestemming Wonen te geven. De specificatie van de hoofdgroep Wonen is gerelateerd aan het soort gebouw. Daar waar binnen de specifieke bestemming Wonen nog een onderscheid gemaakt moet worden, wordt gebruik gemaakt van functieaanduidingen. Binnen de bestemming Wonen wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen), waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens, onder de woonbestemming te brengen.

Voor deze woonvorm geldt dat het hoofdgebouw in het bouwvlak gerealiseerd dient te worden. Het bouwvlak is op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten bepaald. Als uitgangspunt voor de totale bebouwing op het bouwperceel geldt dat het perceel niet meer dan 50% bebouwd mag worden. Bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt aan het hoofdgebouw te zijn en dienen in het bouwvlak te worden gebouwd. Voor het te bouwen m2 aan bijbehorende bouwwerken geldt een maximum dat is aangegeven binnen de regels. Voor alle woonvormen geldt dat wonen in een vrijstaand bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan. Tevens mag in het bestemmingsplan het aantal woningen niet worden vermeerderd, tenzij dit met een aanduiding op de verbeelding anders wordt aangegeven.
In de bestemming Wonen zijn ontheffingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene ontheffingen (o.a. vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, bouwen van bijbehorende bouwwerken in de voorgevel van het hoofdgebouw, bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling) zijn er ook specifieke ontheffingen opgenomen. Een voorbeeld hiervan is het op medische indicatie bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik ontheffingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

De vrijstaande woning in de bebouwingslint heeft de bestemming Wonen-Vrijstaand gekregen. Bij deze vrijstaande woning geldt dat er maximaal 250 m2 gebouwd mag worden, waarbij maximaal 75 m² per vrijstaande bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mag worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning). Mede mag er in afwijking van de hiervoor genoemde oppervlakten, een loods worden gerealiseerd binnen de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Loods' met een maximaal oppervlakte van 200 m2.

6.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In artikel 7 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw en het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

6.3.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

'overgangsrecht' regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
'slotregel' is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Weerdinge, Weerdingerkanaal NZ 228 (mini-camping)".

6.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft bestemmingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische consequenties. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld illegaal bouwen, bouwen buiten bouwvlak, bouwen of in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de bestemming.
De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke betrokkenheid

7.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

7.1.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan Nieuw-Weerdinge, Weerdingerkanaal NZ 228 (mini-camping) vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Nieuw-Weerdinge, Weerdingerkanaal NZ 228 (mini-camping) (zieBijlage 1 Nota van Beantwoording) .
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Nieuw-Weerdinge, Weerdingerkanaal NZ 228 (mini-camping)

7.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Tegen het ontwerpbestemmingsplan Nieuw-Weerdinge, Weerdingerkanaal NZ 228 (mini-camping) is één zienswijzen ingediend. De beantwoording van de zienswijze is opgenomen in de Nota van beantwoording zienswijze. De zienswijzen heeft aanleiding gegeven tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2015, als vastgesteld door de raad op 18 december 2014. Voor dit plan zijn (vooralsnog) door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt.

De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.