direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2015026-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

De N391 is een belangrijk verbindingsroute tussen Zuid-Oost Drenthe en Zuid-Oost Groningen en verbindt deze gebieden met Duitsland en de Eemshaven. De provincies Groningen en Drenthe hebben daarom afgesproken om de N366 en de N391 in te richten als een weg met een stroomfunctie.

In het verkeer- en vervoersplan van de provincie Drenthe (2007) is de N391 aangewezen als ‘stroomweg’. Het huidige wegbeeld van de N391 voldoet echter niet aan de inrichtingseisen voor een stroomweg: er zijn gelijkvloerse aansluitingen en de weg- en bermbreedte is te smal. De provincie Drenthe gaat de N391 dan ook reconstrueren tot een volwaardige stroomweg, inclusief een ongelijkvloerse aansluiting met de N366 (Ter Apel – Veendam). Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de realisatie hiervan.

Er is voorzien in de bouw van een viaduct met bijbehorende op- en afritten. Na voltooiing van de ombouw van de N391 zal de snelheid worden verhoogd naar 100 km/h. Hiervoor zal in een later stadium een afzonderlijk verkeersbesluit worden genomen. Bij het ontwerp en de uitgevoerde (akoestische)onderzoeken is hiermee al wel rekening gehouden.

1.2 Aanleiding en doel van het plan

Grondslag Provinciaal besluit en financiering

De provincie Drenthe heeft bij het vaststellen van haar Provinciaal Verkeer en Vervoersplan (PVVP) tevens een Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (IVV) vastgesteld waarin de opwaardering van de N391 is opgenomen. Het college van Gedeputeerde Staten heeft het opwaarderen van de N391 naar voren gehaald, mede vanwege de economische situatie van het gebied. De aanleg zal leiden tot versterking van de economische ontwikkeling en tevens bijdragen aan de werkgelegenheid bij de aanleg. De provincie Drenthe draagt de kosten van het aanleggen van het voorliggende plan.

Korte omschrijving plan

De provincie Drenthe is voornemens ter hoogte van Ter Apel een ongelijkvloerse aansluiting van de N391 op de N366 te realiseren ter vervanging van de huidige gelijkvloerse rotonde. Het plangebied valt voornamelijk in de gemeente Emmen. Een klein gedeelte valt binnen de gemeente Vlagtwedde. Voor dit gedeelte zal een afzonderlijk bestemmingsplan worden opgesteld.

Het project komt voort uit het landelijke project ‘Duurzaam Veilig’ en dient verder de volgende doelen:

  • 1. N391 volledig uitvoeren als volwaardige stroomweg;
  • 2. Versnellen reistijd;
  • 3. Bereikbaarheid gebied verbeteren;
  • 4. Beïnvloeden routekeuze;
  • 5. Verbeteren verkeersveiligheid;
  • 6. Bundelen van verkeersstromen;
  • 7. Economische impuls geven aan de regio.

Verkeersstromen

Met de opwaardering van de N391 wordt invulling gegeven aan de afgesproken verschijningsvorm van de N391, een volwaardige stroomweg. Deze afspraak is tevens gemaakt met de provincie Groningen en de gemeente Emmen voor de aanpalende wegvakken, de N366 en de rondweg van Emmen zodat er een volwaardige verbinding ontstaat vanaf de N34 naar de N33 bij Veendam. Hierdoor wordt het gebied optimaal ontsloten waardoor er bij de verdere invulling van het landelijke programma Duurzaam Veilig (afwaarderen van het onderliggende wegennet en bundeling van het verkeer op hoofdwegen) meer verkeer gebruik zal gaan maken van deze verbinding in plaats van de verbinding door de dorpen. Tevens zal deze hoogwaardige verbinding bijdragen aan economische ontwikkeling van het gebied.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366 ligt in de nabijheid van het dorp Ter Apel (gemeente Vlagtwedde) en ziet toe op de realisatie van een ongelijkvloerse kruising van de N391 (Emmen – Ter Apel) en N366 (Veendam – Ter Apel). Deze kruising ligt in twee gemeenten (Emmen en Vlagtwedde) en twee provincies (Drenthe en Groningen).

Het wordt globaal begrensd door landerijen in het noorden, oosten, zuiden en westen. Verderop ligt Ter Apel in het noorden en buurtschap De Maten in het zuidoosten. Zie onderstaande figuur voor de ligging van het plangebied in zijn omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0002.jpg"

1.4 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366 vervangt het volgende bestemmingsplan gedeeltelijk, dit is:

  • Bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710.

1.5 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.6 Overzicht verricht onderzoek

Ten behoeve van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de verschillende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Reacties vooroverleg (opgenomen als bijlage 1)
  • Ecologisch onderzoek (opgenomen als bijlage 2)
  • Akoestisch onderzoek (opgenomen als bijlage 3);
  • Luchtkwaliteit (opgenomen als bijlage 4);
  • Landschapsplan (opgenomen als bijlage 5);
  • Verkeersmodel regio Emmen, onderdeel upgrade N34/N391 (opgenomen als bijlage 6);
  • Definitief watertoetsdocument (opgenomen als bijlage 7);
  • Berekening stikstofdepositie (opgenomen als bijlage 8).

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor deze casus zijn alleen de thema’s landschap en verkeer relevant. Deze zijn hieronder uitgewerkt.

Landschap: 

Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Verkeer: 

Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-West) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.

Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.

2.1.2 GVVP

Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) (december 2013) gaat uit van de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te

voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.

Sinds 1999 is de Rondweg / N391 aangeduid als stroomweg. De daadwerkelijke ombouw van Rondweg / N391 is nog niet afgerond. In de visie is als eindbeeld voorzien in de ombouw van de N391 tot een volwaardige stroomweg. De aanleg van de ongelijkvloerse kruising is in de visie benoemd.

In het genoemde beleidsdocument staat daarover het volgende genoemd:

N391

"In het verkeers- en vervoersplan van de provincie Drenthe (2007) valt de N391 in de categorie 'stroomweg'. Het wegbeeld van de N391 voldoet echter niet aan de inrichtingseisen voor een stroomweg: er zijn gelijkvloerse aansluitingen, teveel aansluitingen en de weg- en bermbreedte is te smal. De provincie Drenthe gaat de N391 dan ook reconstrueren tot een volwaardige stroomweg. Het gaat hierbij onder andere om het ongelijkvloers vormgeven van de bestaande rotondes".

2.1.3 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke Waardenkaart (Bosch & Slabbers, 2008) belicht de aardkundige, archeologische, ecologische, hydrologische, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden, evenals de monumenten van het buitengebied van de gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de onderliggende waarden in de kernen ook aan bod. Daarnaast reikt de ruimtelijke waardenkaart concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap aan. Het rapport geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden. De gemeente ziet de ruimtelijke waardenkaart als een aanzet tot een nader te bepalen ontwikkelingskader. De ruimtelijke waardenkaart is een intern beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de RWK zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet "opnieuw" vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.

Het gebied in en rondom Ter Apel hoort toe aan de zogeheten Grootschalige Veenontginningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0003.jpg"

Landschap van de grote (regel)maat

Het hoogveenontginningslandschap is het landschap van de grote maten. Alles is hier groot en stoer. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij ‘maken’ de ruimten. Het is een open landschap; weids, maar geenszins kaal. Naast de robuuste ruimten is de strikte regelmaat van het landschap kenmerkend. Het veenkoloniale landschap kent een uiterst regelmatige basisstructuur met een sterke ritmiek van kanalen, wijken en sloten.

Ten behoeve van de aanleg van de ongelijkvloerse kruising ter vervanging van de bestaande kruising wordt het karakter van dit landschap niet aangetast.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014

Op 2 juli 2014 is de Actualisatie omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld. De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie op grond van de Wro;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’.

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Ruimtelijke ontwikkelingen

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Hierna volgen de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief.

Voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe is het van belang gunstige vestigingsvoorwaarden te creëren waarmee Drenthe kan concurreren met andere regio’s. Dit vraagt om een goede bereikbaarheid.

Mobiliteit heeft ook een belangrijke sociale functie: een goede bereikbaarheid van sociale voorzieningen, zorgvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen en recreatieve voorzieningen draagt bij aan de ontplooiingsmogelijkheden van de inwoners van Drenthe.

De provincie streeft voor Drenthe naar een optimale en veilige bereikbaarheid. In haar verkeers- en vervoersbeleid heeft zij normen voor reistijd en veiligheid opgenomen voor de verschillende schaalniveaus van infrastructuur (internationaal, regionaal en lokaal). De samenhang en de betrouwbaarheid van de netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen zijn van provinciaal belang, evenals de verknoping van het regionale

netwerk met het (inter)nationale netwerk. Het beleid zoals vastgelegd in het Provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVP, 2007) blijft onveranderd van kracht.

De provincie voert de regie op de duurzame verbetering van de regionale mobiliteit door met haar partners afspraken te maken over investeringen. De provincie geeft prioriteit aan:

  • het verbeteren van verbindingen, locaties of voorzieningen in het regionale netwerk (weg, spoor en water) die niet voldoen aan de normen voor bereikbaarheid en/of veiligheid;
  • het verbeteren van het openbaar vervoer per spoor en/of over de weg;
  • het vervolmaken van het fietsnetwerk voor woon-werkverkeer.

Met de gemeenten wil de provincie komen tot een samenhangend pakket van maatregelen om de bereikbaarheid voor auto, openbaar vervoer en fiets te verbeteren. Ook stimuleert de provincie de gemeenten om de infrastructuur veiliger te maken en het verkeersgedrag te verbeteren.

De belangrijkste knelpunten voor het autoverkeer bevinden zich op het hoofdwegennet en de stedelijke ontsluiting. In de uitwerking van het verkeers- en vervoersbeleid geeft de provincie prioriteit aan verbindingen die niet voldoen aan de normen voor bereikbaarheid en/of veiligheid. De nadere doorwerking vindt zogezegd plaats in het Provinciaal verkeers- en vervoersplan, deze wordt toegelicht in paragraaf 2.2.4.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

De Provincie Drenthe heeft de Omgevingsverordening Drenthe vastgesteld en deze is op 17 oktober 2015 in werking getreden. Het is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Drenthe (paragraaf 2.2.1), uit te voeren.

Over provinciale wegen staat in artikel 3.37 het volgende genoemd in de omgevingsverordening.

  • 1. Een ruimtelijk plan maakt binnen een zone van 400 meter aan weerszijden van een op de bij deze verordening behorende kaart A aangegeven provinciale weg geen handelingen, activiteiten of bestemmingen mogelijk die strijdig zijn met het meest doelmatige en efficiënte huidige of toekomstige gebruik van deze wegen;
  • 2. De in het eerste lid genoemde zone wordt gemeten vanaf de hart van de weg.

Voorliggend bestemmingsplan heeft juist betrekking op het verbeteren van het meest doelmatige en efficiënte toekomstige gebruik van deze weg en is daarmee in overeenstemming met de omgevingsverordening.

2.2.3 Kernkwaliteiten-analyse

Voor dit plan is beoordeeld of er sprake is van zogeheten kernkwaliteiten, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de uitvoering van dit plan. Er zijn in totaal 6 verschillende kernkwaliteiten, te weten: ‘aardkundige waarden, rust, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie’. De kernkwaliteiten die gelden voor het plangebied zijn van een dusdanig lage waarde, dat ze geen directe doorwerking kennen voor de realisatie van de ongelijkvloerse kruising N391-N366.

2.2.4 Duurzaam Veilig

Algemeen

Duurzaam Veilig of eigenlijk Duurzaam Veilig Verkeer is een initiatief van de verschillende Nederlandse overheden om de verkeersveiligheid van het wegverkeer te vergroten.

Binnen een Duurzaam Veilig Verkeer draait het om het voorkomen van ongelukken oftewel preventie. Voordat Duurzaam Veilig werd geïntroduceerd werd voornamelijk geprobeerd om de gevolgen van verkeersonveiligheid te beperken. Dat wil zeggen dat veelal achteraf maatregelen werden getroffen om onveilige situaties aan te pakken. Dit wordt ook wel een curatieve benadering genoemd. Natuurlijk is dat nog steeds nodig, maar het curatieve beleid wordt nu gecombineerd met een preventief beleid: Duurzaam Veilig.

Geschiedenis

In het derde landelijke Meerjarenprogramma Verkeersveiligheid uit 1991 wordt het begrip Duurzaam Veilig voor het eerst omschreven. Het woord duurzaam wijst op het streven een bepaald verkeersveiligheidsniveau, door middel van taakstellingen, voor de toekomst te bereiken. Om de visie van de overheid kracht bij te zetten is in december 1997 het convenant Startprogramma Duurzaam Veilig Verkeer ondertekend door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer (SKVV), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Daarmee hebben vrijwel alle wegbeheerders in Nederland zich verbonden met de afspraken die in het Startprogramma Duurzaam Veilig Verkeer zijn gemaakt.

Duurzaam Veilig principes

De Duurzaam Veilig visie is gebaseerd op een aantal leidende principes. Volgens de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) zijn deze vijf principes onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek:

  • Functionaliteit;
  • Homogeniteit;
  • Herkenbaarheid;
  • Vergevingsgezindheid;
  • statusonderkenning

Functionaliteit

Het principe van functionaliteit betekent dat iedere weg ontworpen wordt voor een specifieke functie. Een stroomweg is om verkeer te laten stromen en niet om woonwijken te ontsluiten; een erftoegangsweg is om erven, parkeerplaatsen e.d. te bereiken en niet bedoeld voor doorgaand verkeer.

Homogeniteit 

Homogeniteit betekent dat de verschillen in massa, richting en snelheid moeten worden beperkt. Bij lage snelheden kunnen auto's en fietsers veilig van dezelfde weg gebruikmaken, maar hogere snelheden zijn alleen veilig als er geen tegenliggers zijn op dezelfde rijbaan, er geen kruisend verkeer is en als motorvoertuigen niet van dezelfde rijbaan gebruikmaken als langzaam verkeer.

Herkenbaarheid

Een ander principe is herkenbaarheid, hetgeen betekent dat het wegverloop en wegbeeld herkenbaar moet zijn voor de gebruiker. Dit betekent dat het wegontwep geen verrassingen moet bevatten, maar dat het gewenste gedrag van de weggebruikers moet worden ondersteund door het wegontwerp.

Vergevingsgezindheid

In de geactualiseerde versie van Duurzaam Veilig is het principe van vergevingsgezindheid toegevoegd uit het besef dat consequente toepassing van de drie bovenstaande principes niet alle fouten van weggebruikers kan voorkomen. Fouten kunnen echter wel worden opgevangen, bijvoorbeeld door anticipatie van andere weggebruikers en het weghalen of afschermen van gevaarlijke objecten naast de weg, zoals bomen. Vergevingsgezindheid zorgt ervoor dat wanneer er een onveilige situatie ontstaat, een aanrijding voorkomen wordt ofwel de ernst van het ongeval beperkt blijft. Dit is onder te verdelen in sociale vergevingsgezindheid en fysieke vergevingsgezindheid. Sociale vergevingsgezindheid is door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) als volgt gedefinieerd: "De bereidheid te anticiperen op een potentieel onveilige handeling van een andere verkeersdeelnemer en zo te handelen dat negatieve consequenties van deze potentieel onveilige handeling worden voorkomen of ten minste beperkt." Fysieke vergevingsgezindheid gaat over het vergeven van een menselijke fout door de infrastructuur en haar omgeving.

Statusonderkenning

Een ander 'nieuw' principe is statusonderkenning, waarbij het herkennen van een verminderde bekwaamheid tot deelname aan het verkeer, bijvoorbeeld door vermoeidheid of alcoholgebruik, centraal staat.

Verreweg de meeste ongelukken gebeuren door menselijk falen. Daarom wordt gedacht vanuit de gebruiker van de weg, een mens die ook fouten kan maken. De gedachte achter een Duurzaam Veilige infrastructuur is dat de weg op een dergelijke manier wordt ingericht dat duidelijk is wat van de weggebruiker wordt verwacht en fouten worden voorkomen. Er wordt daarbij uitgegaan van de bovengenoemde basisprincipes:

  • Functionaliteit: Wegen moeten worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld;
  • Homogeniteit: Conflicten tussen weggebruikers met een groot verschil in snelheid, richting of massa moeten worden uitgesloten;
  • Herkenbaarheid: Het voorspelbaar en consequent maken van verkeerssituaties, zodat deze voor de weggebruiker logisch en makkelijk te begrijpen zijn.
  • Sleutelwoord hierbij is uniformiteit, bijvoorbeeld bij de vormgeving van rotondes.
  • Vergevingsgezindheid: Het voorkómen van ernstig letsel bij ongevallen, bijvoorbeeld door het aanleggen van verharde bermen.

Het uitgangspunt van functionaliteit van wegen is in de Duurzaam Veilig visie vertaald in een eenduidige categorisering van wegtypen. Er worden drie categorieën wegen onderscheiden met een verschillende functie:

  • Stroomwegen;
  • Gebiedsontsluitingswegen; en
  • Erftoegangswegen.

De N391 is aangemerkt als een stroomweg. Stroomwegen (SW) zijn bedoeld voor een betrouwbare afwikkeling van relatief grote hoeveelheden verkeer met een hoge gemiddelde snelheid. De maximumsnelheid van een stroomweg is 100 km/h (regionale stroomweg) of 120 km/h (autosnelweg). Stroomwegen hebben dus een primaire verkeersfunctie, waarbij de doorstroming centraal staat en zijn derhalve niet toegankelijk voor langzaam verkeer en landbouwverkeer en kennen in de Duurzaam Veilig visie geen gelijkvloerse kruisingen. Een ander essentieel kenmerk van duurzaam veilige stroomwegen is een fysieke rijbaanscheiding, bijvoorbeeld in de vorm van een middenberm, om het verkeer in beide richtingen te scheiden.

Voor veel enkelbaans autowegen die zijn gecategoriseerd als regionale stroomweg wordt een dubbele asmarkering met groene vulling toegepast om de herkenbaarheid van dit type weg te vergroten en om inhalen te ontmoedigen.

2.2.5 Procinciaal verkeers- en vervoerplan (PVVP 2007)

Het PVVP is het algemene beleidskader voor het mobiliteitsbeleid en bestaat uit twee delen. In het eerste deel, Kaders en Ambities 2007 - 2020, wordt het ambitieniveau voor het provinciale mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 beschreven. In het eerste deel worden doelen, ambities en sterprojecten1 benoemd. Ook zijn de essentiële onderdelen in dit deel verwerkt. Dit zijn de onderdelen van het beleid die van wezenlijk belang zijn voor de realisatie van de doelen uit de Nota Mobiliteit en de provinciale doelstellingen. Op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer werken de essentiële onderdelen door in gemeentelijke verkeers- en vervoersplannen. De essentiële onderdelen werken ook door in de keuze van activiteiten, zoals vastgelegd in het tweede deel, de Uitvoeringsagenda.

Voor de N391 (bron provincie Drenthe) is voornamelijk het aspect veiligheid van belang. Hierover staat het volgende genoemd bij de Kaders en Ambities.

Wegbeheerders, politie, Openbaar Ministerie en partners werken nauw samen in het verbeteren van de verkeersveiligheid. De samenwerking lijkt vruchten af te werpen: het aantal ziekenhuisgewonden en doden als gevolg van verkeersongevallen vertoont de laatste jaren een dalende trend. Het aantal verkeersdoden daalt sterker dan het aantal ziekenhuisgewonden. De meeste verkeersslachtoffers vallen onder jongeren (16 tot 25 jaar) en dan met name bromfietsers en jonge automobilisten. Ongeveer een derde van alle verkeersslachtoffers in Drenthe is het gevolg van een rijongeval (bij 90% van deze ongevallen is alleen het voertuig van de verongelukte betrokken). Ook een derde van de slachtoffers is het gevolg van voorrangsongevallen. De belangrijkste oorzaken van deze ongevaltypen zijn het gebrek aan ervaring, gebrek aan aandacht bij de rijtaak en de invloed van alcohol, drugs of medicijnen. De meest voorkomende onveilige gedragingen houden verband met snelheidsoverschrijding. Uit onderzoek van onder andere de Adviesdienst Verkeer en Vervoer blijkt dat weggebruikers zelf voornamelijk aandacht vragen voor agressief of asociaal rijgedrag.

Ambities

  • Het voortzetten van het beleid in het kader van Duurzaam Veilig. Waar in de eerste fase voornamelijk is ingezet op het opheffen van ‘black spots’, verschuift in de huidige fase de aandacht meer naar de inrichting van wegvakken, permanente verkeerseducatie en handhaving;
  • Afspraken maken met de gezamenlijke wegbeheerders over de uniforme weginrichting van het Drentse wegennet, waarbij landelijke richtlijnen als uitgangspunt worden genomen;
  • De gezamenlijke wegbeheerders geven prioriteit geven aan de invoering van essentiële herkenbaarheidskenmerken, het terugdringen van het aantal rijongevallen en het aantal voorrangsongevallen;
  • Voor de invoering van infrastructurele maatregelen in het buitengebied werken gemeenten en provincie gezamenlijk een implementatieplan uit. De gezamenlijke uitwerking draagt bij aan de uniformiteit in beleid en inrichting en de afstemming in communicatie. In de uitwerking worden naast verkeersveiligheid, de belangen van openbaar vervoer en hulpdiensten betrokken;
  • Met de toepassing van snelheid remmende voorzieningen wordt terughoudend omgegaan. De maatregelen worden uitsluitend toegepast wanneer er sprake is van een risico voor de verkeersveiligheid en alternatieve maatregelen onvoldoende effect sorteren. Waar mogelijk wordt de voorkeur wordt gegeven aan maatregelen in het horizontale vlak (wegversmalling, chicanes) boven maatregelen in het verticale vlak (drempels). De wegbeheerder draagt zorg voor een uniforme uitvoering en snelheid reducerend effect passend bij de omgeving. Cumulatie-effecten op reistijd van het openbaar vervoer en aanrijdtijden van hulpdiensten worden betrokken in de afweging;

De vormgeving van de infrastructuur moet vanzelf leiden tot het gewenste verkeersgedrag. Uniformiteit en herkenbaarheid zijn daarbij essentieel. Bij de herinrichting van het wegennet wordt prioriteit gegeven aan de maatregelen die sterk bijdragen aan slachtofferreductie. Kosteneffectiviteit speelt een belangrijke rol in de afwegingen. Voor de korte termijn ligt het accent op de invoering van essentiële herkenbaarheidskenmerken, het voorkomen van rijongevallen en het opheffen van resterende ‘blackspots’. Voor de langere termijn ligt het accent op de herinrichting van regionale stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen en de omgevingsinpassing van erftoegangswegen. Dit alles in overeenstemming met het landelijk kader Duurzaam Veilig.

2.3 Regionaal beleid - Landschapsvisie (september 2014)

In opdracht van de provincie Drenthe is in samenwerking met de provincie Groningen, gemeente Emmen en de gemeente Vlagtwedde de Landschapsvisie N391 ‘Een weg met twee gezichten’ opgesteld. Deze landschapsvisie is als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder volgt een samenvatting van de Landschapsvisie N391.

De N391 opgespannen tussen de N34 ten zuidwesten van Emmen en de N366 ter hoogte van de provinciegrens met Groningen vormt een belangrijke schakel in het Drents wegennetwerk. De weg is opgedeeld in de Rondweg Emmen – dat ligt op de Hondsrug in het esdorpenlandschap - en in een gedeelte dat in het veenkoloniale landschap ligt. Om de doorstroomfunctie te verbeteren wordt de weg de komende jaren aangepakt. De ingrepen omvatten:

  • De ombouw van de aansluiting Emmen-west tot knooppunt;
  • De verbreding van het veenkoloniale gedeelte van de N391 tussen rotonde Emmerweg en de aansluiting op de N366;
  • De ombouw van de rotondes Emmerweg en Roswinkel tot ongelijkvloerse aansluitingen;
  • De ombouw van de rotonde met de N366 tot knooppunt;
  • Voor de situatie bij de Pottendijk wordt de komende jaren onderzocht wat hiermee zou moeten gebeuren.

De kracht van de weg is gelegen in zijn twee gezichten, de Rondweg Emmen en de veenkoloniale N391. Elk traject heeft zijn eigen identiteit. De Rondweg Emmen vormt door zijn ligging in het stedelijk weefsel van de stad Emmen een bonte verzameling waar weg en omgeving met elkaar zijn verweven. De stedelijke omgeving voegt zich langs de weg. De karakteristieke brede middenberm en de mix van stedelijke functies en groene elementen zoals beplanting en landelijke sferen maken de weg tot een parkway. De veenkoloniale N391 heeft een compleet ander gezicht. Dit gedeelte ligt in het open veenkoloniale landschap, is ruimtelijk ondergeschikt en heeft door de begeleiding van de natuurbouwstrook een bijzonder karakter.

Het veenkoloniale gedeelte van de N391 behoudt ook na de ombouw zijn karakteristieke gezicht met aan één zijde de natuurbouwstrook. Ruimtelijk zal deze ondergeschikt moeten blijven aan de openheid van het gebied. De grondwal in de bocht is in het verleden als landschappelijk element aangelegd, maar verstoort de openheid en het zicht op de Hondsrug. Herstel van het zicht op en de beleving van de Hondsrug is uitgangspunt.

De veenkoloniale N391: ondergeschikt met een eigen gezicht

Met de opwaardering van de N391 tot stroomweg, wordt de ruimte die de rijbaan en de wegbermen innemen forser. De kracht van de weg – de natuurbouwstrook aan één zijde – blijft echter overeind en beeld van de weg bepalen. Daarbij is het van belang dat de beplanting in deze zone laag blijft: dichte en opgaande beplanting zou immers afbreuk doen aan het open karakter van het veenkoloniale landschap en het zicht op dit landschap vanaf de N391.

Specifiek over de aansluiting met de N366 

Met de ombouw van de N391 wordt de aantakking op de N366 ook aangepakt. Wat nu nog een rotonde is, is straks een ongelijkvloers knooppunt waarbij de N391 als stroomweg in één vloeiende lijn doorloopt in de N366. De N366 richting Duitsland wordt als aftakking vormgegeven.

De provincie Groningen heeft voor de N366 een duidelijke visie: een onbeplante weg in het heideontginningslandschap waarbij de dwarsstructuren van het lokale landschap ruimtelijk worden geaccentueerd. De N366 is hier ruimtelijk dus ondergeschikt. Dat geldt ook voor de N391 maar daar voegt de natuurbouwstrook een extra dimensie toe aan de weg.

Het knooppunt ligt midden in één van de ‘kamers’ van het veenkoloniale landschap. Daarbij is het essentieel dat knooppunt – dat onderdeel uitmaakt van de hogere infrastructuur – ruimtelijk los blijft staan van de wanden van het veenkoloniale, die gekoppeld zijn aan de lokale landschappelijke opbouw. Op die manier blijven beide aspecten van het landschap – de N391/N366 en het veenkoloniale landschap – afleesbaar.

Ontwerpuitgangspunten voor het knooppunt:

  • Een compacte technische vormgeving die voldoende afstand houdt tot de wanden van de veenkoloniale kamer;
  • Een eigen vormgeving waarbij de overgang tussen het karakter van de N391 (natuurbouwstrook) en de N366 (een relatief smalle onbeplante weg) tot uitdrukking komt;
  • Toepassen van lage vegetatie (gras) zodat er geen concurrentie optreedt met de groene wanden (bomen) van de veenkoloniale kamer: dus geen opgaande beplanting in het knooppunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0004.jpg"

Deze ontwerpuitgangspunten zoals gesteld in de Landschapsvisie N391 zijn vertaald in het definitieve ontwerp voor het knooppunt N391/N366 zoals weergegeven in hoofdstuk 4.

2.4 Rijksbeleid

2.4.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.

Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).

Voor Ter Apel zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.5 Conclusie

De conclusie van de in dit bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366 beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid.

Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het plan als passend kan worden beschouwd. De provincie Drenthe beschrijft namelijk in het Provinciaal Verkeer en vervoerplan dat de N391 valt onder de categorie ‘stroomweg’. De N391 voldoet nu nog niet aan alle inrichtingseisen van een ‘stroomweg’. Er zijn namelijk gelijkvloerse aansluitingen, teveel aansluitingen en de weg- en bermbreedte is te smal. De gemeente Emmen schrijft in haar Verkeers- en vervoersplan dat het hun voornemen is om de N391 te reconstrueren tot een volwaardige stroomweg. De veiligheid (duurzaam veilig) en de bereikbaarheid nemen door deze ontwikkelingen toe.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en Monumenten

3.1.1 Algemeen

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden. Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.

In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen eigen archeologiebeleid opgesteld, vastgesteld d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. Deze beleidskeuzes zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan door het eventueel opnemen van de dubbelbestemming Waarde- archeologie op de verbeelding. Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van Emmen. Op de archeologische Beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen heeft het plangebied een Waarde 6 aanduiding. Op de kaart hierna weergegeven is dit zichtbaar gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0005.jpg"

Het plangebied bevindt zich in een terrein met archeologische verwachtingswaarde behorend bij categorie 6. Dit zijn gebieden met een lage archeologische verwachting.

Categorie 6: Gebieden met lage archeologische verwachting.

Het gaat om gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw, een lage dichtheid van archeologische resten/sporen of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontginningen. Het betreft vooral de ontgonnen veengebieden die in het verleden laag waren gelegen en een hoge grondwaterstand kenden. Er is hier geen sprake van concreet aanwijsbare vindplaatsen en de kans op het aantreffen van sporen en vondsten is klein. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek.

3.1.3 Conclusie

Op basis van de historie van het plangebied en de gevonden voorwerpen worden aan het plangebied zeer geringe archeologische waarden toegekend. Het plangebied krijgt geen dubbelbestemming ‘Waarde- Archeologie’. Nader onderzoek is niet nodig.

3.2 Ecologie

Door onderzoeksbureau Elzerman Ecologisch Advies is een QuickScan flora- en fauna uitgevoerd. De gehele onderzoeksrapportage is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Onderstaand een weergave van de conclusie van het uitgevoerde onderzoek, waarbij vermeld dient te worden dat in het ecologisch onderzoek het gehele traject in één onderzoek en rapportage is weergegeven.

Conclusie en aanbevelingen

Langs het traject Emmen – Ter Apel worden diverse werkzaamheden aan de N391 uitgevoerd. De provinciale weg wordt verbreed om een maximum snelheid van 100 km/uur mogelijk te maken. Verder worden vier kruispunten aangepast. Voor de wegreconstructies rondom de kruispunten is een flora en fauna QuickScan uitgevoerd. Dit verkennende onderzoek is gericht op het voorkomen van soorten die beschermd zijn door de Flora- en faunawet.

Bij de flora en fauna QuickScan zijn geen strikt beschermde soorten aangetroffen. Deze worden ook niet verwacht aanwezig te zijn. De soorten, die vermeld staan in Tabel 1 van de Flora- en faunawet, vallen onder een algemene vrijstelling. Voor de werkzaamheden hoeft geen ontheffing voor de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.

Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient men te allen tijde rekening te houden met de in de Flora- en faunawet opgenomen Algemene Zorgplicht (Art. 2). De Zorgplicht houdt in dat schadelijke effecten aan planten en dieren door menselijk handelen tot een minimum beperkt worden. Deze wettelijke verplichting geldt voor alle flora en fauna in Nederland ongeacht de beschermde status. Op de akkers en in de opgaande begroeiing kunnen vogels broeden. Alle broedende vogels en hun nesten zijn beschermd ex. art. 10 en 11 van de Flora- en faunawet. De werkzaamheden dienen dan ook buiten het broedseizoen plaats te vinden.

Vanuit ecologisch perspectief wordt nog een algemene aanbeveling aangedragen. Deze zijn niet wettelijk verplicht om uit te voeren, maar van toegevoegde waarde voor de lokale natuurwaarden

  • 1. De Stijve Ogentroost en Geelrode Naaldaar zijn geen specifiek beschermde planten, maar gezien hun vermelding op de Rode Lijst en zeldzame status is het de moeite waard om ze (waar mogelijk) te ontzien bij de werkzaamheden.

3.3 Fysieke Veiligheid

Bij het transport, de opslag en bij het be- en verwerken in bedrijven van gevaarlijke stoffen, maar ook nabij luchthavens bestaat de kans op ongevallen waarbij slachtoffers vallen die niet bij de activiteit betrokken zijn. Personen die in bedrijven werken worden door de wetgeving rond arbeidsomstandigheden beschermd. Personen die zich buiten (extern) de bedrijfsgrens bevinden worden beschermd door wet- en regelgeving voor externe veiligheid. De vuurwerkramp in Enschede van mei 2000 heeft geresulteerd in een formalisering en deels aanscherping van wet- en regelgeving om het risico van dergelijke ongevallen te beperken.

Het doel van de toets op externe veiligheidsaspecten rond ruimtelijke plannen is na te gaan welke risico’s de voorgenomen ontwikkelingen met zich brengen. Dit om de mogelijkheid te bieden een externe veiligheidssituatie te creëren die voldoet aan de behoeften. Daartoe kan het ruimtelijk initiatief of specifieke wijze worden ingevuld en kunnen eventuele aanvullende maatregelen worden getroffen.

Het externe veiligheidsonderzoek richt zich eerst op het plaatsgebonden risico. Dit geeft een beeld van de ruimtelijke verdeling van de hoogte van de risico’s rond een bron. Vervolgens wordt nagegaan wat de hoogte van het groepsrisico is. Dit geeft inzicht in de aantallen personen die bij een ongeval kunnen worden betrokken. Als er sprake is van groepsrisico, als een ongeval tot meer dan 10 dodelijke slachtoffers kan leiden, moeten risicogegevens worden verzameld, moet een advies over het voorgenomen initiatief aan de regionale brandweer worden gevraagd en is de initiatiefnemer verplicht de veranderingen in het groepsrisico door de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling te verantwoorden.

3.3.1

3.3.1.1 Risicobronnen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Binnen het plangebied Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366 zijn de volgende risicobronnen evenals de bronnen die invloed (kunnen) hebben op het plangebied geïnventariseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0006.jpg"

Er bevinden zich geen Bevi-inrichtingen binnen het plangebied.

3.3.1.2 Risicobronnen buiten het plangebied

Buiten het plangebied zijn geen Bevi-bedrijven gesitueerd.

3.3.1.3 Buisleidingen

Binnen alsmede buiten het plangebied liggen geen buisleidingen die effect hebben op de ontwikkellocatie.

3.3.1.4 Route gevaarlijke stoffen

Het gaat hier om een provinciale weg waarover gevaarlijke stoffen vervoerd kunnen worden. De provinciale wegen in Drenthe zijn daarvoor namelijk vrijgegeven. Echter in de lijst met de vermelde jaarintensiteiten voor gevaarlijke stoffen, komt de N391 niet voor. Echter, dit wil niet zeggen dat er helemaal geen gevaarlijke stoffen via deze weg worden vervoerd.

Omdat de N391 wordt gereconstrueerd tot een zogenaamde stroomweg, is het mogelijk dat het vervoer van gevaarlijke stoffen via deze weg toe gaat nemen. De weg zelf zou in dat geval dan moeten worden aangemerkt als een risicobron. Echter de intensiteit van de N391 zal niet zodanig toenemen dat hierdoor veiligheidszones gaan ontstaan. De autowegen waarop de N391 aansluit hebben vanwege de intensiteit per jaar namelijk ook geen veiligheidszone. De N391 zal altijd met een lagere intensiteit te maken hebben dan van de aansluitende autowegen of snelwegen, waardoor ook deze weg geen veiligheidszones zal krijgen.

Doordat ter hoogte van Ter Apel de kruising met de N366 ongelijkvloers worden gemaakt, leidt deze aanpassing tot een verkeersveiligere situatie. Ook ten aanzien van het aspect externe veiligheid leidt dit tot een veiliger situatie, doordat het aanrijdingsgevaar van kruisend verkeer door de realisatie van een ongelijkvloerse kruising ongedaan wordt gemaakt.

Doordat de N391 in het buitengebied met een lage bevolkingsdichtheid ligt, is er slechts sprake van een laag groepsrisico. Dit geldt met name ter hoogte van de ontwikkellocatie binnen dit bestemmingsplan. De bevolkingsdichtheid over een kilometer weglengte ter hoogte van de planlocatie is erg laag. Een eventueel groepsrisico, als die er al zou zijn, is dan ook erg laag. Het groepsrisico ligt in ieder geval meer dan 10% onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.

De Veiligheidsregio Drenthe (VRD) heeft in het kader van externe veiligheid bij het vaststellen van een bestemmingsplan een wettelijke adviserende rol. Dit advies heeft te maken met de zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied van een risicobron en de inzet en mogelijkheden van hulpverlening binnen een door een calamiteit met gevaarlijke stoffen getroffen gebied.

Het aspect externe veiligheid staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.

3.3.1.5 Hoogspanningsleidingen

Er bevinden zich geen hoogspanningsmasten in de nabijheid van het plangebied, deze bevinden zich op meer dan 1 kilometer afstand en vormen geen belemmering.

3.4 Milieu

3.4.1 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

In voorliggend bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366 komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Milieuhinder

De (indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering 2009", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Bij het bepalen van de richtafstanden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • het betreft gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
  • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten kunnen deze activiteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij de ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.

De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is aan te bevelen deze afwijkingen te benoemen en te motiveren.

Voor wegen worden in de VNG-Reeks geen afstandscriteria genoemd. De milieukundige beoordeling van de wijziging van de kruising N391 ter hoogte van Ter Apel wordt weergegeven binnen de paragrafen over geluid en luchtkwaliteit.

3.4.3 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Bij de melding dient tevens een milieu hygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Soms is het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen zonder milieu hygiënische verklaring. De gemeente Emmen heeft hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodembeheersplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Emmen is maximaal 5 jaar na vaststelling geldig. Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Omdat de gemeente Emmen de bodemkwaliteitskaart heeft vastgesteld blijft het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen via de bodemkwaliteitskaart.

Algemeen beeld bodemkwaliteit plangebied

Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging en de mogelijke functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen op te nemen bij het bestemmingsplan. Elk geval dient afzonderlijk te worden beoordeeld. Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (ouder dan vijf jaar) of niet bekend zijn, zal bij verdere nieuw- en/of verbouwplannen doormiddel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit opnieuw moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik en de resultaten van het onderzoek kan worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn.

In het kader van het landsdekkend Beeld van de bodemkwaliteit zijn potentieel verdachte locaties in beeld gebracht. Dit zijn locaties waar op grond van de activiteit uit het verleden wordt vermoed dat mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Voor actuele informatie over bodemverontreiniging dient altijd contact te worden opgenomen met de gemeente Emmen.

Bij grondverzet met schone grond moet een vervoerder kunnen aantonen dat het gaat om schone grond. Ook de ontvanger van de grond moet tot een jaar na ontvangst de kwaliteit van de grond kunnen aantonen.

Grondverzet waarbij het gaat om niet-schone grond kan plaatsvinden onder de regels van het Besluit Bodemkwaliteit.

Ten tijde van het grondverzet zal middels (AP04) grondkeuringen worden bepaald of de grond vrij toepasbaar is.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.4.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • 1. Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • 2. Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De weg N391 in het plangebied is gelegen in landelijk gebied en hier gaat een snelheidsregiem gelden van 100 km/uur.

Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh)

  • a. in buitenstedelijk gebied:
    • 1. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen: 250 meter;
    • 2. voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken of drie of meer sporen: 400 meter;
    • 3. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

De N391 is een weg die is te karakteriseren als een weg met 2 rijstroken en heeft daarmee een zonebreedte van 250 meter. Binnen deze zone bevinden zich geluidsgevoelige objecten in de vorm van (bedrijfs)woningen. Aangezien er sprake is van een verhoging van de snelheid van 80 km/uur tot 100 km/uur in combinatie met een verwachte toename van de verkeersintensiteit is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de N391.

Voor de verkeersprognoses is in het onderzoek gebruik gemaakt van het geheel geactualiseerde verkeersmodel van de gemeente Emmen. In dit model is rekening gehouden met de voorziene ontwikkelingen op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Dit geactualiseerde verkeersmodel is opgesteld door Royal Haskoning/DHV. Het rapport, met de titel "Verkeersmodel regio Emmen, onderdeel upgrade N34/N391", d.d. januari 2015 (status : definitief) is als bijlage 6 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau (NAA). Het gehele onderzoek, bekend onder de gegevens ‘Akoestisch onderzoek N391 en N366 knooppunt Ter Apel’, rapportnummer 4821TG/NAA/je/fw/2, d.d. 16 december 2015 is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Onderstaand de conclusies van het uitgevoerde akoestisch onderzoek.

De provincies Drenthe en Groningen zijn voornemens ter hoogte van Ter Apel een ongelijkvloerse aansluiting van de N391 op de N366 te realiseren ter vervanging van de huidige gelijkvloerse drietaksrotonde. Hiertoe wordt de N391 direct aangesloten op de noordelijke tak van de N366 en worden de uitwisselingsstroken tussen deze hoofdstroom en de N366 ongelijkvloers gemaakt. Verder wordt de maximumsnelheid voor personenauto’s op de N391 verhoogd van 80 naar 100 kilometer per uur en op de aansluitende delen van de N366 van 70 naar 100 kilometer per uur en wordt aan beide kanten 1,30m asfalt aangebracht of wordt de weg verbreed van 6,30m naar 8,80m.

De geluidsbelasting op de beschouwde woningen aan de Zanddijk vanwege de N391 en de N366 neemt overal toe maar niet zodanig dat sprake is van reconstructie in de zin van de Wgh. De Wgh brengt geen verdere verplichtingen met zich mee.

De geluidsbelasting op de woningen Herenlandweg 30 en Herenlandweg 32 vanwege de N366 neemt toe ten gevolge van de snelheidsverhoging en de verwachte verkeersgroei. De geluidstoename is zodanig dat sprake is van reconstructie in de zin van de Wgh. Het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen is niet gewenst en niet kosteneffectief. In overleg met de betreffende bewoners is gekozen om geen bron- of overdrachtsmaatregelen te treffen, hogere waarden voor beide woningen vast te stellen (zie tabel 7) en het onderzoeken van de noodzaak tot het treffen van gevelmaatregelen om het binnengeluidsklimaat in de woningen te garanderen. Aangezien de geplande snelheidsverhoging van 80 km/uur naar 100 km/uur niet wordt geregeld met dit bestemmingsplan is een afzonderlijk reconstructiebesluit van de N391 nodig. De ontheffing hogere grenswaarde voor geluid wordt gekoppeld aan dit reconstructiebesluit en loopt daarmee niet gelijk op met het bestemmingsplan.

De geluidsbelasting is dus afkomstig van het wegdeel in de provincie Groningen. In beginsel is het bevoegd gezag voor het nemen van maatregelen gelegen bij provincie Groningen. Het college van GS van de provincie Groningen zal dan ook, na overleg met het college van GS van de provincie Drenthe als bevoegd gezag optreden voor de ontheffingsprocedure hogere grenswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0007.jpg"

Gevelmaatregelen voor hogere waarde woningen

Bij het dimensioneren van de benodigde gevelwering voor de hogere waarde woning wordt rekening gehouden met de cumulatieve geluidsbelasting exclusief aftrek artikel 110 Wgh. Het dimensioneren van ontvangersmaatregelen en het aanbrengen daarvan moet bij ingebruikname van de weg zijn afgerond. De wegbeheerder staat garant voor het uitvoeren van de maatregelen en de daarvoor te maken kosten. Gelet op de geluidsbelastingen is het zeker mogelijk om met maatregelen een aanvaardbaar geluidklimaat in de woningen te realiseren. Hierbij moet gedacht worden aan geluid gedempte ventilatie, verzwaring van de beglazing en verzwaring van het dak op plaatsen waar zich verblijfsgebieden onder schuine daken bevinden.

3.4.5 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Er wordt een groei verwacht van de verkeersintensiteit op de N391. Als gevolgd van deze groei in combinatie met een toename van de snelheid van 80 km/uur naar 100 km/uur is er een onderzoek naar Luchtkwaliteit uitgevoerd.

Het luchtkwaliteitsonderzoek is uitgevoerd door het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau (NAA). Het gehele onderzoeksrapport, bekend onder de gegevens ‘Onderzoek luchtkwaliteit N391 en N366 Knooppunt Ter Apel’, rapportnummer 4821TL/NAA/je/fw/2, d.d. 16 december 2015 is als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Daar waar verwezen wordt naar de bijlage en tabellen wordt dan ook verwezen naar het volledige onderzoeksrapport.

Onderstaand de resultaten en conclusies van het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek.

De rekenresultaten van 2014 voor reconstructie, 2016 na reconstructie en 2025 zijn respectievelijk weergegeven in bijlage 7, 8 en 9 en samengevat in tabel 3, 4 en 5. De ligging van de gehanteerde toetspunten is weergegeven in bijlage 5 en 6. De omschrijving van de toetspunten heeft betrekking op het wegvak waar het toetspunt meest nabij ligt. In de tabellen zijn de resultaten van de toetspunten nabij dezelfde wegvakken samengenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0008.jpg"

De zeezoutaftrek op de jaargemiddelde concentratie PM10 wordt hier niet toegepast omdat er geen sprake is van een overschrijding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0009.jpg"

Uit de rekenresultaten blijkt dat in de beschouwde zichtjaren overal ruimschoots aan de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2.5 wordt voldaan. Verder blijkt dat na openstelling van de weg de concentraties en de overschrijdingen afnemen door het schoner worden van het wagenpark. Voor PM10 zijn de berekende concentraties in 2016 hoger dan in 2014. Dit heeft deels te maken met het worst case uitgangspunten om de verkeersgegevens van 2026 te gebruiken voor het berekenen van 2014. Echter ook de PreSRM berekende achtergrondconcentraties zijn licht hoger dan in 2014. Waarschijnlijk is dit een overgangsonnauwkeurigheid omdat 2014 inmiddels een gepasseerd jaar en 2016 een prognosejaar is. Bestudering van omliggende jaren leert dat de berekende achtergrondconcentraties vanaf 2017 de dalende trend van voor 2014 weer voortzet.

De beschouwde wegreconstructie en –aanleg kan worden gerealiseerd zonder belemmeringen ten aanzien van de Wet luchtkwaliteit.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Op 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. Het programma bevat generieke brongerichte maatregelen en gebiedsgerichte maatregelen in en nabij Natura 2000-gebieden.

Door onderzoeksbureau Royal Haskoning / DHV is onderzoek uitgevoerd tot hoe ver de invloed van deze reconstructie reikt qua stikstofdepositie en of dit tot in bijvoorbeeld het Elperstroomgebied, Bargerveen of Duitse Natura 2000-gebieden reikt. Het onderzoek daartoe is als bijlage 8 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Conclusie van het onderzoek is dat de afstand tussen het gebied waarbinnen de project- e netwerkeffecten als gevolg van de wijzigingen optreden en de nabijgelegen Natura 2000-gebieden is groter dan 3 kilometer. Daarmee zijn negatieve effecten op stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden als gevolg van het plan uitgesloten.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Grondwater

Hieronder is de kaart zichtbaar gemaakt die geldt ten aanzien van de gemiddeld laagste en hoogste grondwaterstand.

Het plangebied is omgeven door gronden waar een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) voorkomt van 0 tot 40 cm beneden maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0010.jpg"

3.5.2 Watertoets

Op 6 januari 2016 is ten behoeve van het project de zogeheten watertoets uitgevoerd via www.dewatertoets.nl. Op basis van deze watertoets blijkt dat het plangebied zich bevindt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa’s.

Op basis van de uitgevoerde watertoets is sprake van de ‘normale procedure’. Het waterschap heeft op 11 februari 2016 het definitieve wateradvies toegestuurd. Onderstaand een weergave van de belangrijkste passages uit het definitieve watertoetsdocument. Het definitieve watertoetsdocument (bijlage 7) is bij dit bestemmingsplan gevoegd.

"In goed overleg met de provincie Drenthe zijn de belangen voor het watersysteem, de wijzigingen hierop en compensatie door toename verhard oppervlak besproken in 2015 en worden deze belangen meegenomen in de verdere uitwerking van de ongelijkvloerse kruising. Het waterschap heeft daarom geen verdere opmerkingen en zal via de keur (watervergunning) de nieuwe situatie worden vastgelegd."

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Historie van de N391

Het noordelijke gedeelte van de N391 is aangelegd in de jaren 1999 - 2000, met als doel de regio's Zuidoost-Groningen en Zuidoost-Drenthe op een goede manier met elkaar te verbinden. Daarmee kregen beide gebieden een economische impuls en werd de verkeersveiligheid verbeterd in de dorpen waar het verkeer vroeger doorheen reed. Bovendien werd er rekening gehouden met een toenemende verkeersdrukte op deze route, als gevolg van de verdere sociaaleconomische ontwikkelingen van beide regio's.

Op de weg geldt nog een maximumsnelheid van 80 km/uur. Om de doorstroming te bevorderen is de weg verboden voor langzaam verkeer (fietsers, bromfietsers en landbouwverkeer) en is het aantal aansluitingen beperkt gehouden en uitgevoerd als rotonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0012.jpg"

Bij de aanleg van de weg werd al rekening gehouden met een verdere toename van het verkeer op de N391. Daarom is er meteen voldoende ruimte gecreëerd om de weg te kunnen verbreden. De kruisingen zijn gelijkvloers (met rotondes) aangelegd omdat het budget niet voldoende was om ongelijkvloerse kruisingen aan te leggen. Dat dat op termijn wel nodig zou zijn, was toen ook al de verwachting.

4.2 Project N391 Emmen - Ter Apel 'Veilig en snel'

De N391 is een belangrijke verbindingsroute tussen Zuid-Oost Drenthe en Zuid-Oost Groningen en verbindt deze beide gebieden met Duitsland en de Eemshaven. De weg zorgt ook voor een goede verbinding van deze regio met de rest van het land via de N34/A37. Het is voor de regio van belang dat zowel de veiligheid als de bereikbaarheid verbetert, zodat de economische bedrijvigheid een impuls krijgt. De provincie Drenthe heeft er daarom voor gekozen de N391 met voorrang om te bouwen van een 80-kilometer weg naar een 100-kilometer weg. De omvangrijke werkzaamheden die hiervoor nodig zijn, zorgen bovendien voor stimulering van de werkgelegenheid in de regionale bouwsector.

De werkzaamheden bestaan uit het verbreden van de weg en het aanleggen van ongelijkvloerse kruisingen. Deze aanpassingen maken de weg veiliger en zorgen voor een snellere doorstroming van het verkeer. De nieuwe ongelijkvloerse aansluiting op de N34 bij Erm (Emmen-West) en de N366 bij Ter Apel zorgen voor een betere doorstroming van en naar deze wegen. Hierdoor gaat het verkeer meer gebruik maken van de N391 waardoor het op de omliggende wegen minder druk wordt. Zodra de planologische procedure het toestaat zal gestart worden met de werkzaamheden.

4.3 Project aansluiting N391 op N366 bij Ter Apel

De provincie Drenthe legt een ongelijkvloerse kruising aan op de plek van de huidige rotonde bij ter Apel. Het plangebied valt voornamelijk binnen het grondgebied van de gemeente Emmen. Slechts een klein deel van het plangebied valt binnen het grondgebied van de gemeente Vlagtwedde. Hiervoor wordt een apart bestemmingsplan opgesteld.

Onderstaand een tweetal weergaven van de bestaande situatie gevolgd door weergaven van de nieuwe situatie.

Bestaande situatie vanaf de N391

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0013.jpg"

Bestaande situatie vanuit de lucht

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0014.jpg"

In de huidige situatie is er sprake van een gelijkvloerse kruising in de vorm van een rotonde waar de N391 en de N366 elkaar kruisen. Aangezien de N391 wordt aangepast tot een weg waarover 100 km/uur gereden mag worden dient de bestaande kruising aangepast te worden tot een ongelijkvloerse kruising. Deze aanpassing maakt de wegen veiliger en zorgt voor een snellere doorstroming van het verkeer.

Nieuwe situatie

Hierna volgen diverse weergaven van de toekomstige situatie. Bij de uitvoering van dit plan wordt de bestaande rotonde verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0016.jpg"

4.4 Landschappelijk inpassing

Voor de landschappelijke uitwerking is de landschapsvisie sturend. In deze paragraaf wordt uitgelegd welke uitgangspunten van de visie betrekking hebben op de aansluiting Roswinkel en op welke manier daar invulling aan gegeven wordt.

De N391, een weg met twee gezichten, de Rondweg Emmen en het Veenkoloniale deel. In de landschapsvisie gelden de volgende uitgangspunten voor de Veenkoloniale deel van de weg:

  • "De Veenkoloniale N391 dient ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan het veenkoloniale landschap." Dit betekent dat het open karakter van het veenkoloniale landschap gerespecteerd moet worden. Dit wordt onder andere bereikt door geen opgaande beplanting in de lengterichting van de weg en terughoudende vormgeving van de civiele kunstwerken.
  • Verder geldt dat de vormgeving van de viaducten het beeld van de weg met twee gezichten moet versterken. Dit betekent dat voor de herkenbaarheid van "het Veenkoloniale gezicht" aansluitingen en kruisingen "familie van elkaar" moeten zijn. In het ontwerp wordt daarom een duidelijke vormentaal gekozen, dat zich telkens herhaalt in de vormgeving van de wegbermen en de civiele kunstwerken. Daarnaast heeft elke aansluiting een verbijzondering in specifieke ontwerpelementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0017.jpg"

Het knooppunt krijgt een duidelijke ruimtelijke vormgeving waarbij de aantakking van de natuurbouwstrook een plek moet krijgen.

Ontwerpuitgangspunten voor het knooppunt:

  • Een compacte technische vormgeving die voldoende afstand houdt tot de wanden van de veenkoloniale kamer;
  • Een eigen vormgeving waarbij de overgang tussen het karakter van de N391 (natuurbouwstrook) en de N366 (een relatief smalle onbeplante weg) tot uitdrukking komt;
  • Toepassen van lage vegetatie (gras) zodat er geen concurrentie optreedt met de groene wanden (bomen) van de veenkoloniale kamer: dus geen opgaande beplanting in het knooppunt.

Landschappelijke uitwerking

Voor de genoemde herkenbaarheid van het Veenkoloniale gezicht wordt voor de civiele kunstwerken en wegbermen van de knoop dezelfde vormentaal gebruikt als de andere viaducten. Dit is te zien in de kleur beton, de randafwerking en terughoudend en slank vormgegeven. In het springwerk worden de "bomenstructuur" herhaald dat een herkenbaar element is bij alle kunstwerken in de weg, uiteraard aangepast aan de functionaliteit. Het springwerk is een constructie die en een dunner brugdek mogelijk maakt en de ondersteuningsconstructie en de landhoofden combineert tot één geheel. Het springwerk is dus de ondersteuningsconstructie van het viaduct en is een civieltechnisch begrip. Daarnaast betekent dit geen onnodige brede bermen en taluds die alleen met gras beplant worden. Onderstaand een weergave van het genoemde springwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0018.jpg"

Daarnaast betekent dit geen onnodige brede bermen en taluds die alleen met gras beplant worden.

Om te voldoen aan het uitgangspunt "ondergeschikt aan het landschap en behoud van het open karakter" is de knoop als het ware als een aparte laag in het landschap vormgegeven. In het wegbouwkundige ontwerp is gezocht naar de beste positionering, die voldoende afstand houdt tot de Veenkoloniale kamer. De lussen en op- en afritten zijn duidelijk autonoom in het landschap, maar houden een respectvolle afstand van de oude ontginningslijnen van Heerenlandweg en Zanddijk. Het onderliggende slotenpatroon wordt versterkt door de watersloten breder aan te zetten en als het ware onder de weg door te laten lopen. De sloot volgt namelijk het oude veenbeekje De Zwette. De bestaande bomen naast de sloot worden weggehaald – het beekje is immers nooit beplant geweest.

De natuurbouwstrook aan de noordzijde van de weg wordt doorgetrokken aan de binnenzijde van de lussen aan de Drentse kant van de knoop. De beplanting blijft laag, maar is beduidend anders dan de binnenlussen aan de Groningse zijden (trompetvorm) met gemaaid gras. Er is geen opgaande beplanting. Om de spreiding van licht van koplampen tegen te houden worden aarden wallen mee ontworpen, maar wel zo laag mogelijk gehouden om de zichtlijnen over het landschap open te houden. Verder zijn de aarden wallen op dezelfde manier vormgegeven als bij de andere kunstwerken – om het familie-idee te versterken.

Bovenstaande uitgangspunten hebben geleid tot het volgende ontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015026-B701_0020.jpg"

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting op het bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan ‘Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-366’ dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie van VROM.

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

5.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsplan de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit 

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan kunnen diverse flexibiliteitregelingen opgenomen zijn, zoals:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro
5.3.1 Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgang - en slotregels.
5.3.2 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch

gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

Artikel 3 Agrarisch met waarden – Grootschalige Veenontginningen

Op basis van landschappelijke gebiedskenmerken zijn de agrarisch gronden aangemerkt als ‘Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen’. Het betreffen hier de gronden in het buitengebied met in hoofdzaak onbebouwde gronden. De "gebiedsbestemmingen" zijn vrij globaal van karakter. Binnen de gebiedsbestemmingen komen landschappelijke waarden voor die moeten worden beschermd. Hiervoor is in deze bestemmingen voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken.

Vanwege de globaliteit en flexibiliteit zijn niet alle elementen in de planregels opgenomen maar maken ze deel uit van de gebiedsbestemmingen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de volgende elementen:

  • Landbouwkundige elementen (een ontsluitingsweg van een agrarisch bedrijf);
  • Recreatieve elementen (een wandelpad of een picknickplaats);
  • Landschappelijke elementen zoals houtwallen en laanbeplanting;
  • Waterlopen binnen agrarische gronden met in hoofdzaak een landbouwkundige functie.

Het gaat hier om zaken die in hoofdzaak of zelfs uitsluitend dienst doen ten behoeve van de basisfuncties van een gebied.

Artikel 4 Verkeer – Auto(snel)weg

Onder de verkeersbestemming zijn de openbare wegen in het buitengebied gebracht. De autoweg N391 valt onder de bestemming "Verkeer - Auto(snel)weg. Het zijn daarbij wegen waar de doorgaande verkeersfunctie voorop staat. Duikers en dammen vallen ook onder deze bestemming, evenals bermsloten, bermen, beplanting, en bijbehorende groenvoorzieningen. Het Viaduct is afzonderlijk op de verbeelding aangegeven middels een nadere aanduiding. In de planregels is voor de bestemming vastgelegd dat het aantal rijstroken van wegen niet mag worden vergroot indien dit een verhoging van het aantal gehinderden tot gevolg heeft, dan wel de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder hierdoor wordt overschreden.

Artikel 5 Water

De belangrijkste waterpartijen en waterlopen (kanalen en vaarten), voor zover geen natuur (EHS), zijn bestemd als "Water". Oeverstroken, kaden en dijken vallen ook onder deze bestemming. Recreatief medegebruik is toegestaan. Binnen deze bestemming, alsmede aansluitende gronden, is het niet toegestaan aanleg-gelegenheden of permanente ligplaatsen voor woonschepen te creëren. Vanuit landschappelijk oogpunt en gezien het recreatief gebruik van de wateren is dit niet wenselijk. De bestemming is mede gericht op het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden. De bestemming "Water" omvat hoofdzakelijk hoofdwatergangen. Kleinere waterlopen zoals sloten voor de afwatering vallen in principe onder de gebiedsbestemmingen, natuur- of verkeersbestemmingen.

5.3.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In artikel 7 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.3.5 Hoofdstuk 4 Overgangsrecht en slotregel

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 10 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 11 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366".

5.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Algemene communicatie

In het kader van de informatievoorziening voorafgaand aan de daadwerkelijke planologische procedure heeft de provincie Drenthe reeds een tweetal voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. Deze bijeenkomst was op 17 februari 2015 in dorpshuis De Vluchtweide in De Maten en op 26 maart 2015 in theaterboerderij De Noorderbak in Roswinkel. Ook heeft de provincie Drenthe diverse individuele gesprekken gevoerd met de direct aanwonenden en belanghebbenden. Tevens is het project via de website www.N391.nl onder de aandacht gebracht van een ieder die het wil volgen.

6.2 Overleg en ontwerp

6.2.1 Overleg

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366' is in vooroverleg geweest, dit is gestart op 2 maart 2016. Het plan is naar de provincies Groningen en Drenthe verzonden als ook naar de gemeente Vlagwedde en de veiligheidsregio Drenthe. De door genoemde instanties binnengekomen reacties zijn als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. De genoemde instanties hebben allen aangegeven geen opmerkingen te hebben over het voorgelegde voorontwerp-bestemmingsplan. De vooroverlegreacties zijn gebundeld opgenomen in Bijlage 1 'Reacties vooroverleg'.

6.2.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Buitengebied, ongelijkvloerse kruising N391-N366 zijn zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De provincie Drenthe heeft bij het vaststellen van haar Provinciaal Verkeer en Vervoersplan (PVVP) tevens een Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (IVV) vastgesteld waarin de opwaardering van de N391 is opgenomen. Het college van Gedeputeerde Staten heeft het opwaarderen van de N391 naar voren gehaald, mede vanwege de economische situatie van het gebied. De aanleg zal leiden tot versterking van de economische ontwikkeling en tevens bijdragen aan de werkgelegenheid bij de aanleg. De provincie Drenthe draagt de kosten van het aanleggen van het voorliggende plan.