direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen - 1
Plan: Emmen, Emmermeer Aireydorp fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2012023-0702

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. 3 x2 twee-onder- een kapwoningen (totaal 6 woningen) of 1x 8 aaneengesloten woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin;
  • d. parkeerterrein ter plaatse van de functieaanduiding parkeerterrein;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. verbindende sierelementen;
  • g. sport- en speelgelegenheden;
  • h. toegangswegen in- en uitritten;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mogen maximaal 6 twee-onder- een kapwoning (3 x een blok van 2) worden gebouwd of 8 aaneengesloten woningen;
10.2.2 Wonen-Tea (twee onder een kap)

Indien gekozen wordt voor het bouwen van de 3x2 -twee onder een kap woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen de ter plaatse aangeduide bouwaanduiding twee- aaneen dienen de hoofdgebouwen van de twee onder een kap woningen gerealiseerd te worden;
  • b. de afstand van een niet aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 2 m te bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de gevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden opgericht, waarbij voor de gevelllijn mogen worden opgericht:
    • 1. erkers, tot maximaal 1 meter voor de gevel en 3 meter hoog;
    • 2. uitstekende raam- en geveldetaileringen tot maximaal 1 meter voor de gevel;
    • 3. en sierende gevel elementen,
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw dient minimaal 5 meter en maximaal 8,5 meter hoog te zijn;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaaal dan 11 meter bedragen;
  • f. een hoofdgebouw dient voorzien te zijn van een verspringend lessenaarsdak;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw dient 10° te bedragen, waarbij de nok in oostwestelijke richting is opgericht en het hoogste punt van het dak aan de voorzijde wordt gerealiseerd.
10.2.3 bijbehorende bouwwerken bij Wonen- Tea

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 50 m² bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen plat afgedekt te worden;
  • e. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
10.2.4 Wonen- Aaneengebouwd (rijwoning)

Indien gekozen wordt voor het bouwen van de 8- aaneengebouwde woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen de ter plaatse aangeduide bouwaanduiding aaneengebouwd dienen de hoofdgebouwen voor aaneengesloten woningen gerealiseerd te worden;
  • b. het ter plaatse met bouwaanduiding aaneengebouwd aangeduide vlak mag volledig bebouwd worden;
  • c. een hoofdgebouw mag in de perceelsgrens gerealiseerd worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de gevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden opgericht, waarbij voor de gevelllijn mogen worden opgericht:
    • 1. uitstekende erkers, tot maximaal 1 meter voor de gevel en 3 meter hoog;
    • 2. uitstekende raam- en geveldetaileringen, tot maximaal 1 meter voor de gevel;
    • 3. en sierende gevel elementen,
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 9 meter hoog te zijn;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 11 meter bedragen;
  • g. een hoofdgebouw dient voorzien te zijn van een lessenaarsdak;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw dient 10° te bedragen, waarbij de nok in oostwestelijke richting is opgericht en het hoogste punt van het dak aan de voorzijde wordt gerealiseerd.
10.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij Wonen- aaneengebouwd

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 35m² bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht;
  • d. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen plat afgedekt te worden;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,5 meter bedragen;
10.2.6 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de voorgevel maximaal 1 meter en achter de voorgevel maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter mag bedragen, tenzij het een meeontworpen aan de woning verbonden sierend en verbindende element betreft deze mag voor de gevel maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk achter de gevellijn maximaal 2 meter en meeontworpen sierende en verbindende elementen en erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • d. een luifel aan het hoofdgebouw maximaal 1 meter voor de gevellijn uit mag steken;
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. verkeersveiligheid;
  • c. sociale veiligheid;
  • d. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • e. milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 10.2.3 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw maximaal 75 m² mag bedragen, mits;
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • b. lid 10.2.5 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw maximaal 50 m² mag bedragen, mits;
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
10.4.2 Beperking

De toepassing van de in lid 10.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  • b. het niet inrichten van een parkeerterrein voor ten minste 7 parkeerplaatsen ter plaatse van de functieaanduiding parkeerterrein indien op de gronden met de bestemming Wonen-1 aaneengesloten woningen worden gerealiseerd.