direct naar inhoud van 3.4 Ecologie
Plan: Emmer-Compascuum, Verlengde Scholtenskanaal OZ 23 (melkveehouderij)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011049-0701

3.4 Ecologie

Met het in werking treden van de Flora- en Faunawet (FFW) heeft de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van milieuaspecten in bestemmingsplannen gekregen. Het gaat hierbij voornamelijk om de gevolgen voor de flora en fauna van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Door Buro Bakker is in maart 2011 een ecologische quickscan uitgevoerd.

Het plangebied bestaat uit intensief gebruikt grasland en ligt direct tegen de bestaande ligboxstallen aan. Er is geen oppervlaktewater of opgaande beplanting aanwezig.

3.4.1 Flora

Beschermde flora is niet aangetroffen en wordt ook niet verwacht. Een geschikt biotoop ontbreekt hiervoor.

3.4.2 Vogels

Het plangebied biedt in potentie nestgelegenheid voor soorten als Kievit of Scholekster. Ook langs de randen van het ingrepengebied kunnen enkele vogelsoorten tot broeden komen. Werkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens het broedseizoen kunnen daarom leiden tot verstoring of vernietiging van nesten. Dit betreft zowel de vogels die in het plangebied zelf broeden als de vogels die binnen de beïnvloedingssfeer van de werkzaamheden broeden. Een dergelijke verstoring is niet toegestaan en hiervoor wordt bovendien geen ontheffing verleend. De werkzaamheden dienen daarom in eerste instantie buiten het broedseizoen plaats te vinden. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot half juli. Bij het uitvoeren van werkzaamheden in het broedseizoen is van belang dat vogels ontmoedigd worden om in het gebied tot broeden te komen. Dit kan door ruim voor het broedseizoen met de werkzaamheden te beginnen en deze onafgebroken voort te zetten tijdens het broedseizoen.

3.4.3 Vleermuizen

De functionele leefomgeving van vleermuizen is strikt beschermd. deze bestaat uit verblijfplaatsen, belangrijke vliegroutes en fourageergebied. Uit beschikbare verspreidingsgegevens is het voorkomen van Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis, Laatvlieger en Rosse vleermuis in de omgeving bekend. Het plangebied is enkel geschikt als marginaal foerageergebied voor Laatvlieger en Rosse vleermuis, de andere soorten foerageren niet in open landschap. Verblijfplaatsen van vleermuizen bevinden zich in gebouwen of bomen. deze zijn niet in het plangebied aanwezig zodat aantasting ervan kan worden uitgesloten. Vleermuizen oriënteren zich doorgaans op lijnvormige landschapsstructuren als bomenrijen. Deze structuren zijn in het plangebied niet aanwezig zodat aantasting van belangrijke vliegroutes kan worden uitgesloten.

3.4.4 Overige zoogdieren

Het plangebied biedt geen biotoop voor strenger beschermde zoogdieren. Wel kunnen een aantal licht beschermde soorten als Mol en Veldmuis aanwezig zijn. Dit zijn algemene diersoorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling en vervalt de ontheffingsplicht. Op deze soorten is de zorgplicht wel van kracht (artikel 2 Flora- en faunawet). De zorgplicht bepaalt dat men wilde planten en dieren zo min mogelijk schade dient te berokkenen. Een invulling van de zorgplicht kan bestaan uit het maaien van de randen van het plangebied, een paar dagen voor aanvang van de werkzaamheden. Dieren krijgen zo de mogelijkheid uit te wijken naar een andere plek.

3.4.5 Amfibieën en vissen

Vanwege het ontbreken van oppervlaktewater in het plangebied, kan de aanwezigheid van amfibieën en vissen in het plangebied uitgesloten worden.

3.4.6 Reptielen

Reptielen zijn gebonden aan structuurrijke gebieden met een ijle vegetatie. Die vegetatie moet voldoende schuilmogelijkheden bieden. En de plek moet snel opwarmen en voldoende open zijn om te kunnen zonnen. Het plangebied voldoet niet aan de biotoopeisen van reptielen. Hun voorkomen kan daarom uitgesloten worden.

3.4.7 Overige soorten

Krachtens de Flora- en faunawet beschermde insecten en andere soorten zijn veelal gebonden aan een specifiek biotoop. Intensief gebruikt agrarisch gebied is in het algemeen niet geschikt voor deze soorten. Het voorkomen van andere beschermde soorten kan daarom uitgesloten worden.

3.4.8 Conclusie

Op basis van deze ecologische quickscan kan het voorkomen van strenger beschermde soorten uitgesloten worden. Wel moet bij uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden worden met eventuele broedvogels, zoals hierboven besproken. Verder dient de zorgplicht in acht worden genomen.