Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Erica, Camping op Fietse
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0114.2011011-0701

3.2 Ecologie

3.2.1 algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Met het in werking treden van de Ffw heeft de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van milieuaspecten in bestemmingsplannen gekregen. Het gaat hierbij voornamelijk om gevolgen voor de flora en fauna van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

3.2.2 Natuurwaarden in het plangebied

Ten bate van de inrichting van de huidige camping is op 8 november 2006 een quickscan in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd. In het kader van de geplande uitbreiding is op 28 april 2011 een tweede quickscan uitgevoerd. In de notitie ‘Toetsing Flora- en faunawet uitbreiding miniccamping Erica’ d.d. 3 mei 2011 zijn de bevindingen en de conclusie beschreven. Deze notitie is tezamen met de rapportage van het in 2006 uitgevoerde onderzoek als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

3.2.3 Conclusie

Op basis van het bezoek ter plaatse en de ecologische expertise is een inschatting gemaakt van het mogelijk voorkomen van beschermde flora en fauna. Bij de recente quickscan in het kader van de uitbreiding van de camping is de volgende conclusie beschreven.
‘Wanneer de inrichtingsmaatregelen plaatsvinden tijdens het broedseizoen kunnen broedende vogels worden verstoord, hetgeen verboden is. Voor vogels geldt de noodzaak de broedtijd te ontzien. Werkzaamheden kunnen ook in het broedseizoen worden uitgevoerd, mits deze voor het broedseizoen starten en continu voortduren.
Door de geplande werkzaamheden kunnen enkele algemene licht beschermde soorten worden gedood en/of verstoord. Het betreft allemaal algemene diersoorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt een vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet. De algemene zorgplicht is wel van kracht.
Met inachtneming van de hierboven beschreven voorzorg ten aanzien van broedvogels is er geen noodzaak voor het uitvoeren van vervolgonderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet.’