direct naar inhoud van 3.2 Ecologie
Plan: Nieuw-Amsterdam, Erfscheidenweg 57
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010044-0701

3.2 Ecologie

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

Door Buro Bakker is een quick-scan uitgevoerd. Uit het veldbezoek is naar voren gekomen dat op de bouwlocatie weinig wilde planten aanwezig zijn. In de randen en wegbermen is meer diversiteit aangetroffen. In het plangebied zijn alleen ligt beschermde dieren aangetroffen. Qua vogelsoorten wordt opgemerkt dat het onderzoeksgebied als broedlocatie geschikt is voor Graspieper en Gele kwikstaart, beiden categorie 3. Voor weidevogels is het plangebied minder geschikt omdat het gebied zich te dicht bij de bestaande bebouwing bevindt. De aanbeveling luidt dan ook om rekening te houden met het broedseizoen. Dat betekent dat de bouwwerkzaamheden niet mogen aanvangen in de periode tussen maart en juli. Indien alsnog blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW.