direct naar inhoud van 3.2 Ecologie
Plan: Buitengebied, op- en afrit A37 bij Zwartemeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010025-0701

3.2 Ecologie

3.2.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

      • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
      • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
      • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

3.2.2 Resultaten onderzoek

Als gevolg van de te verwachten natuurwaarden in het plangebied zijn twee onderzoeken uitgevoerd:

  • 1. Afrit 7 Zwartemeer, A37 - Onderzoek naar beschermde natuurwaarden, proj.nr. 219668, rev. 02, 4 juni 2010, Oranjewoud (zie Bijlage 2);
  • 2. Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer, rapportnr. 2010.100, juli 2010, RAVON (Bijlage 3).

De conclusies van het eerstgenoemd rapport zijn als volgt. In het plangebied komt een aantal beschermde soorten voor. Het gaat om enkele meer algemeen voorkomende soorten die onder het lichtste beschermingsregime (tabel 1) van de Flora- en faunawet vallen, zoals konijn en veldmuis. Ook komen er zwaarder beschermde reptielen (tabel 2/3) en (in hun broedseizoen beschermde) vogelsoorten (tabel 3) voor. Voor broedvogels (tabel 3) geldt dat, indien aan de gestelde maatregelen (zie paragraaf 3.3 uit het onderzoeksrapport) wordt voldaan, er geen negatief effect zal optreden.

Voor meer algemene soorten zoogdieren, de zogenaamde tabel 1-soorten van de Flora- en Faunawet (zoals het konijn), geldt een algemene vrijstelling. Wel dient er rekening te worden gehouden met de zorgplicht, die ook voor deze soorten geldt.

Het projectgebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied en ook niet in of nabij een gebied dat deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Voor de strenger beschermde levendbarende hagedis (tabel 2) en de streng beschermde ringslang (tabel 3) gaat het om verstoring en verlies van het habitat van tabel 2 en 3-soorten en zal ten minste een ontheffing moeten worden aangevraagd, indien deze daadwerkelijk voorkomen. Voor deze soorten geldt het strengste toetsingskader, waarbij moet worden aangetoond dat er sprake is van een in of bij de wet genoemd belang, er geen alternatieven zijn en de beoogde ontwikkeling geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Om antwoord te kunnen geven op deze vragen is het als tweede genoemd onderzoek uitgevoerd. Op basis van de inventarisatie en beschikbare gegevens kan worden aangenomen dat de ringslang en de levendbarende hagedis niet in het onderzoeksgebied voorkomen.

3.2.3 Conclusie

Vanuit ecologisch oogpunt is er geen belemmering voor de verplaatsing van de op- en afrit.