direct naar inhoud van 3.1 Milieueffectrapportage
Plan: Bestemmingsplan Emmen, Centrum-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.200909054-0701

3.1 Milieueffectrapportage

M.e.r.-plicht

Op grond van het Besluit milieu-effectrapportage (Besluit mer) dient een procedure voor milieu-effectrapportage te worden doorlopen indien de 'aanleg van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een voorziening of een combinatie van voorzieningen die 500.000 bezoekers of meer per jaar aantrekt' wordt mogelijk gemaakt. Aangezien de beoogde ontwikkeling in de toekomst circa 1,6 miljoen bezoekers per jaar zal gaan trekken, is voor dit plan dan ook een milieueffectrapport (MER) opgesteld. De bevindingen in dit MER zijn in het onderhavige bestemmingsplan verwerkt.

Voor besluiten welke projecten direct mogelijk maken die worden genoemd in de bijlage van het Besluit mer, geldt een rechtstreekse m.e.r.-plicht. Voor plannen welke slechts het kader vormen voor m.e.r.-plichtige activiteiten geldt een zogenaamde plan-m.e.r.-plicht. Voor het voorliggende plan geldt zowel een m.e.r.- als een plan-m.e.r.-plicht. De gemeente heeft ervoor gekozen de beide procedures gezamenlijk te doorlopen. Het eindproduct van de reeds afgeronde procedure was een gecombineerd MER/planMER.

Samenhang procedures

De m.e.r. en het bestemmingsplan kennen beide een eigen procedure, die zoveel mogelijk tegelijkertijd wordt doorlopen. Daarbij worden de volgende stappen onderscheiden:

Stap   MER   Bestemmingsplan  
1.
 
Opstellen startnotitie MER: in de startnotitie worden aanleiding, doel en inhoud van de m.e.r. geschetst. De voorgenomen activiteit en mogelijke alternatieven worden toegelicht en er wordt ingegaan op de te beoordelen milieuaspecten. Het indienen van de startnotitie bij de Raad vormt de formele start van de m.e.r.-procedure. De Raad publiceert de startnotitie.    
2.   Zienswijze, advisering en overleg: een ieder kan aangeven wat naar zijn mening in het MER dient te worden onderzocht.
De wettelijke adviseurs en betrokken overheidsorganen worden geadviseerd over de inhoud van het op te stellen MER. De Commissie m.e.r. brengt op basis van de startnotitie, ontvangen inspraakreacties en adviezen aan het bevoegd gezag een advies uit over de vast te stellen richtlijnen.  
 
3.   Vaststellen richtlijnen: de richtlijnen geven aan welke alternatieven en welke milieugevolgen in het milieueffectrapport moeten worden onderzocht. Deze worden vastgesteld door de Raad.    
4.   Opstellen MER: in het MER wordt beschreven welke alternatieven zijn onderzocht en wat de verwachte milieueffecten van deze alternatieven zijn. Het is verplicht één alternatief uit te werken tot Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA). Daarnaast moet de initiatiefnemer in het MER een Voorkeursalternatief (VKA) aanwijzen.   Opstellen concept ontwerpbestemmingsplan: er wordt gestart met het opstellen van een bestemmingsplan. Het voorkeursalternatief geldt hier als voorlopig uitgangspunt.  
5.   Aanvaarding en publicatie: na indiening van het MER beoordeelt de Raad of het milieueffectrapport voldoet aan de richtlijnen en wettelijke eisen. Na de aanvaarding wordt het MER samen met het concept ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd.   Publiceren concept ontwerpbestemmingsplan: samen met het MER wordt het concept ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd.  
6.   Bekendmaking en inspraak: het MER wordt bekendgemaakt en tegelijk met het concept ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.   Vooroverleg en inspraak: conform artikel 3.1.1. Bro wordt overleg gepleegd met vaste adviesinstanties. Daarnaast is er de mogelijkheid om in te spreken op het bestemmingsplan.  
7.   Toetsing Commissie m.e.r.: de Commissie m.e.r. brengt advies uit over de volledigheid en de kwaliteit van het MER.    
8.     Ontwerpbestemmingsplan: na de overleg, de inspraak en het toetsingsadvies wordt het ontwerpbestemmingsplan opgesteld en gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder mag daarop zijn zienswijze geven.  

Stand van zaken

Op het moment zijn de stappen 1 tot en met 7 uit de bovenstaande tabel afgerond. De Commissie m.e.r. heeft een positief toetsingsadvies afgegeven. Dit houdt in dat het MER de essentiële informatie bevat om het besluitvormingstraject af te ronden (bestemmingsplan vast te stellen). Het MER is daarmee afgerond en vormt een de basis voor de verdere besluitvorming. Het rapport en de onderliggende onderzoeken zijn te vinden op de website van de gemeente Emmen en worden separaat met het analoge bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Inhoud MER op hoofdlijnen

Een MER dient om de milieueffecten van de voorgenomen ontwikkelingen in beeld te brengen. Daarbij worden verschillende alternatieven met elkaar vergeleken. Een drietal alternatieven moet daarbij in ieder geval worden onderzocht. Het gaat daarbij om:

  • de autonome situatie (of 0-situatie). Dit is een beschrijving van de milieusituatie waarbij het voorgenomen project niet wordt uitgevoerd;
  • Dit alternatief dient daarbij als referentiekader voor de andere onderzochte alternatieven;
  • in het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) worden per milieuaspect maatregelen onderzocht, waarbij het zoveel mogelijk voorkomen van negatieve gevolgen voor het milieu als uitgangspunt geldt;
  • het voorkeursalternatief (VKA) is het alternatief dat uiteindelijk zal worden uitgevoerd. Dit is tevens het alternatief dat wordt vastgelegd in het bestemmingsplan. In het MER dient bij de keuze van het VKA te worden gemotiveerd waarom van het MMA wordt afgeweken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.200909054-0701_0003.png"

Figuur 3.1 Onderzochte alternatieven in het MER

In het MER zijn de volgende alternatieven onderzocht (zie figuur 3.1):

  • inrichtingsalternatief 1: het voorlopig ontwerp. Hierbij is uitgegaan van een andere begrenzing van de dierentuin ten opzichte van referentiesituatie 2 (de planologische mogelijkheden op grond van het vigerend bestemmingsplan). Dit alternatief is weergegeven in figuur 3.1;
  • inrichtingsalternatief 2: in dit alternatief (als opmaat naar het MMA) is gezocht naar mogelijkheden het voorlopig ontwerp aan te passen waarbij rekening is gehouden met het advies van de Commissie m.e.r. inzake inpassing ten opzichte van het nabijgelegen waterwingebied, aanwezige archeologische waarden en het essenlandschap. De oppervlakte van dit alternatief is kleiner dan inrichtingsalternatief 1;
  • het MMA betreft inrichtingsalternatief 2 met een aantal aanvullende mitigerende maatregelen. Deze maatregelen zullen in dit hoofdstuk aan de orde komen;
  • het Voorkeursalternatief (VKA) is gelijk aan het MMA behoudens de integrale uitvoering van de landschapsvisie Park-West en het behoud in situ van archeologie in de noordrand van het dierenpark. Het VKA is weergegeven in figuur 3.2.

Omdat in dit specifieke geval al een bestemmingsplan van kracht is waar een groot deel van de ontwikkeling van het dierenpark in Centrum-West mogelijk maakt worden de alternatieven afgewogen ten opzichte van twee referentiesituaties:

  • referentiesituatie 1: de situatie, waarbij er van wordt uitgegaan dat de huidige planologische mogelijkheden niet worden benut;
  • referentiesituatie 2 gaat er juist van uit dat deze mogelijkheden maximaal worden benut (zie het groene vlak in figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.200909054-0701_0004.jpg"

Figuur 3.2 Voorkeursalternatief