direct naar inhoud van Artikel 28 Waarde- Archeologie attentiegebied
Plan: Nieuw-Dordrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009047-0702

Artikel 28 Waarde- Archeologie attentiegebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde- Archeologie attentiegebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bebouwen van de in artikel 28.1 genoemde gronden gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden mede bestemd tot Waarde- Archeologie attentiegebied mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
  • b. het gestelde in artikel 28.2.1 onder a geldt niet voor:
    • 1. het verbouwen van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd;
    • 2. het bouwen van een gebouw of ander bouwwerk tot maximaal 500 meter², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 28.2 voor herbouw met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd;
  • b. artikel 28.2 voor het oprichten van een gebouw of ander bouwwerk groter dan 500 meter²; mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch (inventariserend) onderzoek heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij, in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan de afwijking de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
28.3.2 Vervallen onderzoeksverplichting

Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog, of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 28.3.1;

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 500 meter² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het zoeken naar delfstoffen;
  • g. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • h. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • i. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
28.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 28.4.1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
  • b. plaatsvinden in relatie tot archeologisch onderzoek;
  • c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. her- verbouw van gebouwen betreffen binnen bestaande bouwcontour en bestaande bouwdiepte;

mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.

28.4.3 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

28.4.4 Voorwaarden

De in artikel 28.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan dat:

  • a. de aanvrager een rapport/advies heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het rapport/ advies ter beoordeling is voorgelegd aan een archeologische deskundige en deze positief adviseert. Bij een negatief advies van de deskundige wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
28.4.5 Beperkingen

Voor zover de in artikel 28.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
28.4.6 Vervallen onderzoeksverplichting

Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog, of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek als bedoeld in artikel 28.3.1.

28.4.7 Weigering

De in artikel 28.4.1bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer:

  • a. de voorgenomen werken, of werkzaamheden de archeologische waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen;
  • b. een negatief advies van de deskundige wordt verleend.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
28.5.1 Bevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie attentiegebied te doen vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de desbetreffende gronden geen archeologische waarden meer aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie attentiegebied toe te kennen, indien een archeologisch onderzoek dit, gelet op de ter plaatse aanwezige waarden, rechtvaardigt;
  • c. aan gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie attentiegebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie waardevolgebied toe te kennen, indien een archeologisch onderzoek dit, gelet op de ter plaatse aanwezige waarden, rechtvaardigt;
  • d. aan gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie attentiegebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie monument toe te kennen, indien een archeologisch onderzoek dit, gelet op de ter plaatse aanwezige waarden, rechtvaardigt;