direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijf
Plan: Emmer-Compascuum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009038-0703

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;
  • b. touringcarbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - touringcarbedrijven;
  • c. goederenwegvervoerbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijven;
  • d. bouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf;
  • e. agrarisch dienstverlenend bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - agrarisch dienstverlenend bedrijf;
  • f. autospuitinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting;
  • g. kapsalon ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - kapsalon;
  • h. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - kleinschalig kamperen;
  • i. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning.

met bijbehorende:

  • j. andere bouwwerken;
          • a. toegangswegen in- en uitritten;
          • b. parkeervoorzieningen;
          • c. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. indien een gevellijn is aangegeven dient de voorgevel van het gebouw in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bebouwingspercentage terrein (%) staat per bouwvlak het maximale bebouwingspercentage aangegeven, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak 100% bebouwd worden;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bouwhoogte mag de bouwhoogte van het gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen of een andere dan de bestaande bouwhoogte is aangegeven;
  • e. in afwijking van het bepaalde in 7.2.1 onder d geldt voor de molen, Hoofdkanaal WZ 109, de bestaande bouwhoogte.
7.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder b mag de bouwhoogte van de bedrijfswoningen aan het Hoofdkanaal WZ 113 en Oosterdiep WZ 6, 9 meter bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder c mag de goothoogte van de bedrijfswoningen aan het Hoofdkanaal WZ 113 en Oosterdiep WZ 6 , 6 meter bedragen;
  • f. de dakhelling van de bedrijfswoning dient minimaal 30° en maximaal 60° te bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is;
7.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de bedrijfwoning, waarbij het aantal m² dat gebouwd wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bedrijfswoning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag maximaal 75m² bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn de bedrijfswoning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • h. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels (hoeksituatie) van de bedrijfswoning dienen vrijstaande bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevels van de bedrijfswoning dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd.
7.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. luifels aan het (hoofd)gebouw mogen maximaal 1,5 meter uit steken;
  • b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mogen bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 7.2.4 onder b en c mag een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.
7.2.5 Bouwwerken ten dienste van het kleinschalig kamperen

Voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van het kleinschalig kamperen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeven van het functioneren van het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m2 met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.2.1 onder a en toestaan dat het (hoofd)gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;
  • b. artikel 7.2.3 onder b en toestaan dat maximaal 30 meter² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  • c. artikel 7.2.2 onder b en d en toestaan dat de maximale bouwhoogte van de bedrijfswoning 1 meter hoger mag bedragen;
  • d. artikel 7.2.2 onder c en e en toestaan dat de maximale goothoogte van de bedrijfswoning 1 meter hoger mag bedragen;
  • e. artikel 7.2.3 onder b en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning dienen te worden opgericht;
  • f. artikel 7.2.3 onder b en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits;
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
    • 3. het perceel groter is dan 1000m².
  • g. artikel 7.2.4 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg maximaal 1,5 meter mag bedragen;
  • h. artikel 7.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden opgericht.
7.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 7.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.1 onder b, c, d, e, f en g en toestaan dat een bedrijf tot en met milieucategorie 2 zoals op de bijgevoegde staat van inrichtingen bijlage 1 is weergegeven danwel een bedrijf welke in aard en omvang gelijk is aan de in artikel 7.1 onder b, c, d, e, f en g genoemde bedrijven, zich mag vestigen binnen de voor bovengenoemde specifieke vorm van bedrijf aangeduide gronden met uitzondering van detailhandelsbedrijven, bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige inrichtingen zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • b. artikel 7.1 en toestaan dat detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde levensmiddelen, kleding, schoeisel, en huishoudelijke artikelen mag plaatsvinden;
  • c. artikel 7.1 onder h voor het vergroten van een bestaand kleinschalig kampeer terrein tot maximaal 25 standplaatsen, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. Het oppervlak van het aaneengesloten terrein bedraagt minimaal 0,5 ha;
    • 2. Het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting, dat het kampeerterrein een passend element vormt met de omgeving;
7.5.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 7.5.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;