Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Buitengebied Coevorden, Veenschapsweg 41 Coevorden
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0109.BPVeenschsweg41-OW01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1  
plan:
het bestemmingsplan Buitengebied Coevorden, Veenschapsweg 41 te Coevorden, van de gemeente Coevorden;
 
1.2  
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0109.BPVeenschsweg41-OW01 met de bijbehorende regels met bijlagen;
 
1.3  
aan huis gebonden beroep en bedrijf:
een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
1.4  
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5  
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6  
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.7  
bed en breakfast voorziening:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt met maximaal 6 kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en geen zelfstandige eenheid mag zijn of kan verworden tot een zelfstandige (woon)eenheid;
 
1.8  
bestaand:
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.9  
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.10
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.11
bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevinden hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.12
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.13
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.14
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.15
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.16
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.17
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.18
chalet:
een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 70 m², bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
 
1.19
cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals is omschreven in paragraaf 4.7.2 van de toelichting;
 
1.20
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.21
dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
 
1.22
erf:
een aaneengesloten terrein dat direct aansluit bij het hoofdgebouw;
 
1.23
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.24
gebruiken:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
 
1.25
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
 
1.26
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.27
kampeermiddel:
  1. een tent, een tentwagen, een camper, een kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
1.28
kleinschalig kamperen:
verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter op een agrarisch bouwperceel of op een woonperceel van ten minste 5000 m², in de vorm van een kampeerterrein van maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;
 
1.29
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, zoals is omschreven in hoofdstuk 2 van de toelichting;
 
1.30
natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
 
1.31
natweer onderkomen:
een gebouw bestemd voor het realiseren van een kleinschalige voorziening voor uitsluitend de gasten van de minicamping, niet zijnde een op de horeca gerichte voorziening als in de Drank- en Horecawet;
 
1.32
nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
 
1.33
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
  
1.34
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.35
peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.36
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.37
stacaravan:
een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft
staan;
 
1.38
trekkershut:
een kleinschalig gebouw bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting voor recreatief dag- en nachtverblijf is bedoeld;
 
1.39
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.40
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.41
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
 
a.        
De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend.
 
b.        
De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
 
c.        
De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak (voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen).
 
d.        
De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf de snijlijn van een dakvlak en een evenwijdig aan de noklijn gelegen gevelvlak van een gebouw tot het peil.
 
e.        
De hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
 
f.         
De inhoud van een bouwwerk:
boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
g.        
De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
h.        
De afstand tot de grens van een bouwperceel:
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel.
 
i.          
De goothoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot de as van een windturbine.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ' Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het ontginningenlandschap, zoals die tot uitdrukking komen in de openheid van het landschap, de opstrekkende verkaveling, de kanalen en wijken, wegdorpen of verspreide bebouwing langs de ontginningsas, waarbij geldt dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - randveenontginning' de landschapswaarden nader tot uitdrukking komen in de menging van een onregelmatige blokverkaveling en fijnmazige opstrekkende verkaveling, fijnmazig slotenpatroon met elzensingels langs de sloten en een overwegend kleinschalig bebouwingspatroon langs een onduidelijke of ontbrekende ontginningsas;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - grootschalige ontginning' de landschapswaarden nader tot uitdrukking komen in de grootschalige openheid en weidsheid, regelmatige verkaveling haaks op de ontginningsas met diepe kavels en sloten op de kavelgrens, bomenrijen langs het kanaal, bebouwing haaks op het kanaal en grote boerderijen met robuuste erfbeplanting;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - heide- en jonge veldontginningen' de landschapswaarden nader tot uitdrukking komen in de relatief grootschalige openheid van het gebied, met een grote mate van tegenstelling tussen de beslotenheid van de boscomplexen en de openheid van de landbouwgebieden, en in bebouwing langs de wegen die de ontginningsassen vormen;
  2. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van een kwekerij, boomfruitteelt en houtteelt, met dien verstande dat:
    1. per bouwvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan;
    2. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat een bestaande ondergeschikte intensieve veehouderijtak blijft toegestaan;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' uitsluitend een akkerbouwbedrijf is toegestaan;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mede een gebruiksgerichte paardenhouderij is toegestaan;
    5. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij' mede een kwekerij is toegestaan;
    6. een kwekerij, boomfruitteelt en houtteelt mede zijn toegestaan op de percelen die voor die teelt in gebruik waren op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
    7. bloembollenteelt uitsluitend is toegestaan als wisselteelt als onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering;
    8. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' mede een ijsbaan is toegestaan;
    9. aan het agrarische bedrijf ondergeschikte nevenactiviteiten, zoals een zorgboerderij, boerderijwinkel, loonbedrijfwerkzaamheden, het be- en verwerken van eigen producten of een daarmee gepaard gaande ontvangstruimte, mede zijn toegestaan;
    10. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' mede de activiteit is toegestaan die in de tabel bij het betreffende adres is vermeld: 
Adres
Activiteit
Coevorderstraatweg 19, Geesbrug
Het verwerken van lelies en van blauwe bessen van de coöperatie De Blauwe Bes
Geeserraai 2b, Geesbrug
Groepsaccommodatie + 10 paardenstallen
Kibbelveen 10, Kibbelveen
Handel in agrarische goederen
Veenschapsweg 19, Coevorden
Schapenhandel en agrarische dienstverlening
Verlengde Hoogeveensevaart 154, Geesbrug
Bloemdrogerij en -erverij, en werktuigenvereniging Nieuweroord e.o.
Verlengde Hoogeveensevaart 73, Zwinderen
Loonbedrijf
Verlengde Hoogeveensevaart 79, Zwinderen
Opslag tbv bouwbedrijf als nevenactiviteit
Witte Menweg 4, Geesbrug
4 gastenverblijven in de bestaande bebouwing
Witte Menweg 6, Geesbrug
4 gastenverblijven in de bestaande bebouwing
 
  1. hobbymatig agrarisch gebruik;
  2. bos-, natuur- en landschapselementen;
  3. erfbeplanting c.q. landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  4. paardrijbakken, voor zover aanwezig binnen het bouwvlak op het moment van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  5. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  6. de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de waterberging;
  7. extensieve (dag)recreatie;
  8. affakkelpijpen ten behoeve van mijnbouw en afsluitvoorzieningen ten behoeve van een aardgastransportleiding, uitsluitend binnen een afstand van 100 m van de bestemming ' Leiding - Gas ';
  9. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' voor een ontvangstinstallatie ten behoeve van astronomisch onderzoek;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. met dien verstande dat voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, behoudens bestaande opslagvoorzieningen buiten het bouwvlak.
3.2 Bouwregels
 
Op de voor ' Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken gelden de volgende regels: 
  1. een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de in de tabel genoemde verplichte situering, maximale oppervlakte, maximale goothoogte en maximale bouwhoogte
Bouwwerk
Verplichte situering
Max oppervlakte
Max goothoogte
Max bouwhoogte
- gebouwen niet zijnde de bedrijfswoning;
- voeropslagvoorzieningen;
- mestopslagvoorzieningen
 
- binnen het bouwvlak;
- met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- achter het woongedeelte;
- achter de aanduiding ‘gevellijn’
 
- binnen het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken (de bedrijfswoning, voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen daaronder begrepen) maximaal bedragen 10.000 m2 met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1. ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende maatvoering’ de gezamenlijke oppervlakte maximaal mag bedragen:
a. bij een grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 20.000 m2 ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig landbouwgebied’;
- 13.000 m2 in overige gebieden;
b. bij intensieve veehouderij : 13.000 m2
2. ‘paardenhouderij’ en ‘intensieve veehouderij’ de gezamenlijke oppervlakte maximaal 5.000 m2 mag bedragen;
- buiten het bouwvlak mag de oppervlakte maximaal bedragen de bestaande oppervlakte
- binnen het bouwvlak : 4,5 meter, met dien verstande dat ter plaatse van een inrijopening, de maximale goothoogte 6 m mag bedragen over een breedte van niet meer dan 6 m en met dien verstande dat een maximale goothoogte alleen geldt voor gebouwen;
- buiten het bouwvlak : de bestaande goothoogte
 
- binnen het bouwvlak 12 meter;
- buiten het bouwvlak : de bestaande bouwhoogte
 
Teeltondersteunende voorzieningen
Ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’
  
Buiten het bouwvlak 1,5 m; binnen het bouwvlak 12 m
Teeltondersteunende kassen
Ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’
 
4,5 m
12 m
Paardrijbak, longeercirkel, springtoestellen, stapmolen, trainingsmolen, geen gebouw zijnde
- binnen het bouwvlak en
- ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ dan wel ten behoeve van een productiegerichte paardenhouderij
  
4 m
Paardrijbak als bedoeld in 3.1 onder g
Binnen het bouwvlak
  
1,5 m
bedrijfswoning
Op de locatie van de huidige bedrijfswoning
De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 250 m2
3,5 meter
8,0 meter
bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning 
zie hierboven bij 'gebouwen' 
de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 250 m2  
3,0 meter
6,0 meter
erfafscheidingen  
- binnen het bouwvlak, achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
-
 
2,0 meter
erfafscheidingen
Buiten het bouwvlak
  
1,5 m
bouwwerken, geen gebouw zijnde  
binnen het bouwvlak  
  
12,0 meter
bouwwerken, geen gebouw zijnde  
Buiten het bouwvlak
  
3,0 meter
Bouwwerken ten behoeve van een ijsbaan
Ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’
De bestaande oppervlakte
De bestaande goothoogte
De bestaande bouwhoogte
 
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: 
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Afwijken
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 en kan worden toegestaan dat:
  1. de goothoogte van een opslagloods voor akkerbouwproducten maximaal 6 m bedraagt, indien en voor zover:
    1. de noodzaak aannemelijk is gemaakt;
    2. het gebouw landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  2. de goothoogte van een afwijkende stalvorm maximaal 7 m bedraagt, indien en voor zover de stal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken en dat een goothoogte van 7 m goed kan worden ingepast;
  3. de bedrijfswoning op een andere locatie binnen hetzelfde bouwvlak wordt gebouwd, indien en voor zover de woning landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  4. buiten het bouwvlak een schuilstal voor vee wordt gebouwd, mits:
    1. het perceel niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - grootschalige ontginning';
    2. het perceel niet is gelegen in een gebied dat in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol';
    3. de afstand van de stal tot de weg niet meer bedraagt dan 5 m;
    4. bij de stal ten minste 0,5 hectare cultuurgrond voor langere tijd in gebruik is voor agrarische bedrijfsvoering dan wel voor hobbymatig agrarisch gebruik;
    5. de oppervlakte van de stal niet meer bedraagt dan 30 m2;
    6. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;
    7. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    8. de stal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit;
    9. een uniforme materiaalkeuze wordt aangeboden;
    10. bij beëindiging van het gebruik als schuilstal, de schuilstal wordt verwijderd.
3.4.2 Afwegingskader
 
Een in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Strijdig gebruik
 
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend: 
  1. het gebruik van stallen, waarvoor de omgevingsvergunning is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren;
  2. het gebruik van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;
  3. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak of buiten een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan als tuin;
  4. het niet (volledig) aanleggen van erfbeplanting die conform een erfinrichtingsplan, zoals voorgeschreven in (of gebaseerd op) een omgevingsvergunning, moet worden aangelegd;
  5. het vellen van de erfbeplanting die is aangelegd volgens een erfinrichtingsplan of beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
  6. het wijzigen of verplaatsen van houtsingels of andere landschappelijke inpassingselementen zonder een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  7. het afgraven, egaliseren, ophogen en vergraven van zandkopjes, natuurlijk reliëf en dergelijke;
  8. het aanleggen van watergangen evenwijdig aan de ontginningsas ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - grootschalige ontginning';
  9. het dempen van wijken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - grootschalige ontginning';
  10. het verwijderen van bos-, natuur- of landschapselementen als bedoeld in 3.1.
3.5.2 Toegestaan gebruik
 
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend: 
  1. het binnen het bouwvlak vergisten, drogen, vergassen en/of destilleren van mest of andere landbouwkundige (bij)producten en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie (zoals electriciteit of gas), indien en voor zover sprake is van de volgende wijze van be- of verwerking:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'grootschalig landbouwgebied': het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen mest of andere landbouwkundige (bij)producten en voegt eventueel eigen of niet eigen cosubstraten toe; het eventuele digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    2. in overige gebieden: het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen mest of andere landbouwkundige (bij)producten en voegt eventueel eigen of niet eigen cosubstraten toe; het eventuele digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Afwijken
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in: 
  1.  3.1 en kan worden toegestaan dat grond wordt gebruikt voor een kwekerij, boomfruitteelt of houtteelt, indien en voor zover:
    1. de gronden in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden niet zijn aangegeven met 'cultuurhistorisch zeer waardevol';
    2. geen onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de waarden van het ontginningenlandschap, genoemd in 3.1;
    3. ter beoordeling van het bepaalde onder 2 een advies van een landschapsdeskundige is overgelegd.
3.6.2 Afwegingskader
 
Een in 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.7.1 Verbod
 
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 
  1. het aanleggen van landschapselementen;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen;
  3. het dempen, aanleggen en wijzigen van watergangen;
  4. het weer open maken van oorspronkelijke wijken;
  5. het ontgronden;
  6. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse buisleidingen;
  7. het zoeken naar delfstoffen (seismisch onderzoek en exploratieboringen).
3.7.2 Uitzonderingen op verbod
 
Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.7.3 Strijd met de bestemming
 
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de landschappelijke waarden van het ontginningenlandschap, genoemd in 3.1.
 
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.8.1 Wijziging
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en: 
  1. de bestemming ' Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ' wijzigen ten behoeve van de functies wonen, bedrijfsdoeleinden, recreatieve doeleinden of zorgdoeleinden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. de toegestane functie/activiteiten zijn uitsluitend in combinatie met de woonfunctie toegestaan;
    2. de toegestane functie/activiteiten moeten binnen de (bestaande) gebouwen plaatsvinden;
    3. voor de toe te stane functie/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn;
    4. de toe te stane functie/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
    5. de nieuw functie/activiteiten mogen niet conflicteren met de provinciale kernkwaliteiten natuur, landschap, stilte, duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie en milieu- en leefomgevingskwaliteit;
    6. de toe te stane functie van bedrijfsdoeleinden is alleen bedoeld voor ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten of hiermee voor wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
    7. het onbebouwde erf mag niet voor de opslag van goederen en materialen en/of het stallen van voertuigen en machines ten behoeve van de nieuwe functie worden gebruikt;
    8. nabijgelegen bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels;
    9. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  2. de bestemming ' Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ' wijzigen in de bestemmingen ' Natuur ', ' Water ' en/of ' Bos - Beplantingsstrook ' ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover de grond onderdeel is van een provinciaal natuurbeheerplan en mits de inrichting plaatsvindt conform een door burgemeester en wethouders goed te keuren inrichtingsplan.
3.8.2 Afwegingskader
 
Een in 3.8.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in een woonhuis;
  2. de waterhuishouding, waaronder retentievoorzieningen zoals vijvers;
  3. erfbeplanting c.q. landschappelijke inpassing;
  4. paardrijbakken, aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  5. hobbymatig agrarisch gebruik;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels
 
Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken gelden de volgende regels: 
  1. een woonhuis wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het woonhuis en niet meer dan 25 m van de dichtstbijzijnde gevel van het hoofdgebouw;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  4. de goothoogte van het woonhuis mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  5. de bouwhoogte van het woonhuis mag niet meer bedragen dan 8 m;
  6. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  8. de bouwhoogte van een erfafscheiding vóór de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m;
  9. de bouwhoogte van een erfafscheiding achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m;
  10. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  11. daar waar een gevellijn is opgenomen wordt een woonhuis in de gevellijn gebouwd.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: 
  • het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • de landschappelijke inpassing;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
  
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
4.4.1 Afwijken
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 en worden toegestaan dat:
  1. het woonhuis op een andere locatie binnen hetzelfde bestemmingsvlak wordt gebouwd, indien en voor zover de woning landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  2. een bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd op een kleinere afstand tot de voorgevel van het woonhuis dan 3 m of op een grotere afstand tot de dichtstbijzijnde gevel van het woonhuis, indien en voor zover de bebouwing landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis en de bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 250 m2 ten behoeve van het bouwen van veestallen voor hobbymatig agrarisch gebruik, mits:
    1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 500 m2 bedraagt;
    2. ten minste 0,5 hectare cultuurgrond voor langere tijd in gebruik is voor het hobbymatig agrarisch gebruik;
    3. de stal niet meer dan één bouwlaag bevat;
    4. de stal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
    5. geen gebruik is gemaakt van de herschikkingsregeling, genoemd in 10.1.5 .
4.4.2 Afwegingskader
 
Een in 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 
  • het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • de landschappelijke inpassing;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
     
4.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing 
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in de Bijlage van de regels opgenomen ‘Erfinrichtingsplan Veenschapsweg 41’, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  
Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ' Waarde - Archeologische verwachtingswaarde ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
 
5.2 Bouwregels
 
Op de voor ' Waarde - Archeologische verwachtingswaarde ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: 
  1. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m2;
  2. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Afwijken
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
 
5.3.2 Afwegingskader
 
Een in 5.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in 5.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden: 
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3.3 Overleg provinciaal archeoloog
 
Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang.
   
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1 Verbod
 
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m;
  2. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond;
  3. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;
  4. het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming ' Agrarisch met waarden - Essenlandschap '.
5.4.2 Uitzondering op verbod
 
Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden: 
  1. in het kader van archeologisch onderzoek ten behoeve van de beoordeling van de (on)evenredigheid van de aantasting als bedoeld in 5.4.4 van werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 ; hiertoe behoren niet werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek met als enig doel het doen van archeologisch onderzoek;
  2. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  3. hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik: grondbewerkingen tot een diepte van 0,3 m onder maaiveld; niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor en het aanbrengen van drainage, met uitzondering van het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming ' Agrarisch met waarden - Essenlandschap ';
  4. hiertoe behoren niet: diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, afvrager dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  6. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  7. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
5.4.3 Overleg provinciaal archeoloog
 
Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang.
      
5.4.4 Strijd met de bestemming
 
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
 
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ' Waarde - Archeologische verwachtingswaarde ' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uit-voering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Parkeer-, laad- en losruimte
 
7.1.1 Parkeerruimte
 
Indien de omvang of het gebruik van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk hoort.
 
7.1.2 Afmetingen parkeerruimte
 
De in 7.1.1 bedoelde parkeerruimte moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 
  1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,8 bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
  2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 bij 5 m bedragen.
7.1.3 Laad- en losruimte
 
Indien het gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort.
 
7.1.4 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte.
 
7.1.5 Afwijken
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1.1 en 7.1.3: 
  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of;
  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
7.2 Ondergronds bouwen
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels: 
  1. ondergrondse bouwlagen zijn uitsluitend toegestaan onder gebouwen;
  2. ondergrondse bouwlagen zijn niet toegestaan onder stallen, waarbij mestputten niet als bouwlaag worden beschouwd.
 
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
 
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt begrepen: 
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van vrij kamperen, kleinschalig kamperen of een andere vorm van kleinschalige verblijfsrecreatie, met uitzondering van bestaande kampeerterreinen, waar kleinschalig kamperen tot 25 kampeermiddelen is toegestaan;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening;
  3. het gebruik van de gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting, met uitzondering van de seksinrichtingen die zijn toegestaan in de bestemmingsomschrijving;
  4. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  5. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de bestemmingsomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de bestemmingsomschrijving genoemde activiteit;
  6. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
  7. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  8. het gebruik van gebouwen, anders dan woonhuizen, voor bewoning;
  9. het gebruik van gronden voor een paardrijbak;
  10. het zodanig gebruiken van gronden of bouwwerken dat daardoor eenmaal gerealiseerde parkeerplaatsen verloren gaan, die nodig zijn gelet op de omvang of het gebruik van bouwwerken als bedoeld in 7.1.1 dan wel gelet op het gebruik van het (bijbehorende) perceel.
8.2 Toegestaan gebruik
 
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan: 
  1. het gebruik van een (bedrijfs)woning en daarbij behorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  3. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
  4. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
  5. hoogspanningsleidingen;
  6. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
  7. tenzij deze in het plan zijn bestemd;
  8. het stallen van werktuigen en materieel en het gebruik als wasplaats, beide uitsluitend ten behoeve van een werktuigenvereniging of boermarke, uitsluitend op de bestaande locaties;
  9. het gebruik van bestaande kramen en kiosken voor de bestaande activiteiten in de bestaande omvang;
  10. het gebruik van bestaande zorgboerderijen voor zorgboerderij;
  11. het gebruiken van een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting door een derde voor bewoning, zolang de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een opvolgende wet bepaalt dat een bedrijfswoning (voorheen) behorend tot een landbouwinrichting wordt beschouwd als onderdeel van die inrichting;
  12. het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie;
  13. het gebruiken van gronden en/of bouwwerken conform een in het verleden verleende vergunning.
  
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 grootschalig landbouwgebied
 
Ter plaatse van de aanduiding ' grootschalig landbouwgebied ' zijn specifieke bepalingen van toepassing, die zijn opgenomen in 3.2 , 3.5.2 , 3.8.1.
 
9.2 vrijwaringszone - laagvliegroute
 
9.2.1 Aanduidingsomschrijving
 
Ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - laagvliegroute ' zijn de gronden, behalve voor de daar geldende bestemmingen, mede aangewezen voor de instandhouding van een laagvliegroute.
 
9.2.2 Bouwregels
 
Er mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht met een bouwhoogte van meer dan 40 m.
  
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
 
10.1.1 10%
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages met uitzondering van de in de regels genoemde oppervlaktematen.
 
10.1.2 Wegen
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of als de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.
 
10.1.3 Overschrijding bouwgrenzen
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
 
10.1.4 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door: 
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen, dakgoten;
  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen; mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
10.1.5 Herschikking bebouwing
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen voor het herschikken van de aanwezige bebouwing, indien en voor zover: 
  1. de bestaande bebouwingsomvang meer dan 250 m2 maar niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  2. het bebouwingsoppervlak in totaal niet toeneemt;
  3. de ruimtelijke samenhang op het perceel verbetert;
  4. de bouwmassa van een bijbehorend bouwwerk de bouwmassa van het hoofdgebouw niet overheerst;
  5. indien sprake is van waardevolle bebouwing, de hoofdvorm van deze bebouwing gehandhaafd blijft;
  6. nabijgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels. 
10.1.6 Woningsplitsing
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het herbouwen of verbouwen van een woning, waarbij binnen het bestaande bouwlichaam maximaal twee wooneenheden worden gecreëerd, indien en voor zover: 
  1. de aanvrager een erfinrichtingsplan heeft overgelegd dat door burgemeester en wethouders aanvaardbaar wordt geacht;
  2. indien sprake is van waardevolle bebouwing, de hoofdvorm van deze bebouwing gehandhaafd blijft;
  3. nabijgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en beide woningen niet meer bedraagt dan de bestaande oppervlakte, tenzij de bestaande oppervlakte minder bedraagt dan 250 m2, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2.
10.1.7 Eenmalige uitbreiding niet-agrarische functies
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het eenmalig uitbreiden van bestaande niet-agrarische bedrijfsfuncties tot maximaal 10% van de bestaande bedrijfsbebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, mits nabijgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.
 
10.1.8 Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruiken van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing voor de functies wonen, bedrijfsdoeleinden, recreatieve doeleinden en zorgdoeleinden, met in achtneming van de volgende voorwaarden: 
  1. de toegestane functie/activiteiten zijn uitsluitend in combinatie met de woonfunctie toegestaan;
  2. de toegestane functie/activiteiten moeten binnen de (bestaande) gebouwen plaatsvinden;
  3. voor de toe te stane functie/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn;
  4. de toe te stane functie/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
  5. de nieuw functie/activiteiten mogen niet conflicteren met de provinciale kernkwaliteiten natuur, landschap, stilte, duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie en milieu- en leefomgevingskwaliteit;
  6. de toe te stane functie van bedrijfsdoeleinden is alleen bedoeld voor ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten of hiermee voor wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
  7. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het herbouwen of verbouwen van een woning, waarbij binnen het bestaande bouwlichaam maximaal twee wooneenheden worden gecreëerd. van één extra wooneenheid in een bedrijfswoning, waarbij de bedrijfswoning mag worden verbouwd en herbouwd, indien en voor zover:
    1. nabijgelegen bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.
10.1.9 Gebruik gronden
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruik van gronden dat het directe gevolg is van een voor een bepaalde bouwkundige situatie te verlenen vergunning, mits nabijgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.
 
10.1.10 Kleinschalig kamperen
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat: 
  1. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of terrein voor kleinschalig kamperen in beginsel ten minste 500 m bedraagt;
  2. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot de naastgelegen woning van een derde ten minste 50 m bedraagt;
  3. de gronden van het kleinschalig kampeerterrein direct aansluiten aan het erf van de woning van de aanvrager;
  4. het kleinschalig kampeerterrein in gebruik is in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en wordt aangetoond dat buiten deze periode het terrein leeg van kampeermiddelen zal zijn;
  5. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter;
  6. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    1. de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
    2. de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan, met de bestemming ' Agrarisch met waarden - Essenlandschap ';
    3. de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving;
  7. de te realiseren voorzieningen alleen worden bestemd voor een natweeronderkomen en uitsluitend voor eigen gasten;
  8. de te realiseren voorzieningen in bestaande gebouwen worden verwezenlijkt en niet meer dan 100 m² bedragen;
  9. het parkeren van komende en gaande bezoekers van het kleinschalig kampeerterrein op eigen terrein plaatsvindt;
  10. van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt voor gronden:
    1. met de bestemming ' Natuur ' of ' Bos - Beplantingsstrook ' dan wel direct grenzend aan de bestemming ' Natuur ' of ' Bos - Beplantingsstrook ';
    2. die in de Bijlage ‘Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden’ zijn aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol'.     
10.1.11 Tijdelijk groepskamperen
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor het gebruik van gronden ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, met dien verstande dat deze vergunning alleen verleend kan worden als: 
  1. de afstand van het tijdelijk groepskampeerterrein tot de naastgelegen woning van een derde ten minste 50 m bedraagt;
  2. de gronden van het tijdelijk groepskampeerterrein direct aansluiten aan het erf van de woning van de aanvrager;
  3. het tijdelijk groepskamperen plaatsvindt in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg zal zijn;
  4. het aantal dagen per groepskamperen ten hoogste 10 bedraagt;
  5. op de betreffende gronden geen trekkershutten, chalets of stacaravans worden geplaatst;
  6. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter.
10.1.12 Gebouwen kampeerterrein
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein, mits: 
  1. een vergunning als bedoeld in 10.1.11 is verleend ten behoeve van het gebruik van de betreffende gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden in de vorm van kleinschalig kamperen;
  2. voldoende is aangetoond dat in de bestaande gebouwen op het perceel geen voorzieningen voor het kleinschalig kampeerterrein kunnen worden gerealiseerd, althans dat de oppervlakte die daarvoor in de bestaande gebouwen kan worden aangewend minder dan 50 m2 bedraagt;
  3. de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen niet meer dan 50 m2 per kampeerterrein bedraagt;
  4. de goot- en bouwhoogte aansluiten bij de bestaande bebouwing;
  5. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    1. de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
    2. de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan, met de bestemming ' Agrarisch met waarden - Essenlandschap ';
    3. de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving.            
10.1.13 Bed & breakfast
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor het realiseren van een bed & breakfastvoorziening, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan: 
  1. een bed and breakfastvoorziening wordt gerealiseerd in een (bedrijfs)woning, waarvan de initiatiefnemer zelf de hoofdbewoner is; de bed and breakfastvoorziening moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a kan een bed and breakfastvoorziening ook in een bijbehorend bouwwerk bij een woning worden gerealiseerd, mits:
    1. het bijbehorend bouwwerk:
      • wettelijk beschermd is als monument of
      • is vermeld op de lijst met karakteristieke panden die als bijlage bij de toelichting is opgenomen;
      • vanwege zijn gaafheid het behouden waard is en het naar de agrarische functie die het in het verleden gehad heeft verwijst, of
      • beeldbepalend is en bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving, of
      • op de cultuurhistorische waardenkaart is aangeduid als gebouw met cultuurhistorische waarde;
    2. en geen sprake is van een permanente woonsituatie, dat wil zeggen dat het bijbehorend bouwwerk niet alle voorzieningen mag bevatten die nodig zijn c.q. gebruikelijk zijn voor zelfstandige bewoning. Daarbij is de afwezigheid van een afzonderlijke entree of van afzonderlijke nutsvoorzieningen niet van belang. Uit een door aanvrager over te leggen inrichtingstekening moet expliciet blijken dat er sprake is van een bed & breakfastvoorziening;
  3. het parkeren ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening moet op eigen terrein plaatsvinden;
  4. aan de brandveiligheidseisen zoals die in de bouwverordening en het Bouwbesluit zijn opgenomen moet worden voldaan;
  5. nabijgelegen bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid en hindercirkels.
10.1.14 Paardrijbak
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor een paardrijbak, indien en voorzover: 
  1. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot (bedrijfs)woningen van derden;
  2. de locatie van de paardrijbak is gelegen:
    1. bij de bestemming 'Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ': binnen het bouwvlak van de bedrijfswoning van de aanvrager, achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
    2. bij de overige bestemmingen: binnen het bestemmingsvlak van de (bedrijfs)woning van de aanvrager, achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
  3. de totale oppervlakte van de paardrijbak niet meer bedraagt dan 800 m2;
  4. de bouwhoogte van de afrastering/omheining, bij voorkeur uitgevoerd middels houten hekwerk of linten in gedekte kleuren die harmoniëren met de natuurlijke omgeving, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  5. maximaal 4 verlichtingspalen worden geplaatst met een maximale bouwhoogte van 6 m, in gedekte kleuren en zodanig uitgevoerd dat lichtoverlast voor de omgeving wordt voorkomen;
  6. maatregelen worden getroffen ter voorkoming van stofoverlast voor de omgeving.
10.2 Afwegingskader
 
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in 10.1.5 , 10.1.6 , 10.1.7 , 10.1.8 , 10.1.9 , 10.1.10 , 10.1.11 , 10.1.12 gepaard gaat met een door hen nader te bepalen, door de belanghebbende uit te voeren onderzoek dat de ruimtelijke kwaliteit van het bouw(project) waarborgt. Zij kunnen daarbij eisen dat de bebouwing landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan, dat in overeenstemming is met de Bijlage ‘Notitie ruimtelijke kwaliteit’ en waarin, indien en voor zover het perceel in de Bijlage ‘Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden’ is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in de Bijlage ‘Gebiedskarakteristieken’. Burgemeester en wethouders beslissen op basis van de resultaten van genoemde onderzoeken over de wenselijkheid van de te verlenen vergunning.
 
Artikel 11 Overige regels
 
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
11.2 Verwijzing naar adressen
 
De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de plankaart zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.
 
11.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen: 
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
  2. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen en
  3. de ruimte tussen bouwwerken.
  
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
A. Overgangsrecht bouwwerken 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande oppervlakte niet wordt vergoot;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B. Overgangsrecht gebruik 
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Veenschapsweg 41 te Coevorden.