direct naar inhoud van Regels
Plan: Windpark Hulteweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.200BP00008-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Windpark Hulteweg, met identificatienummer NL.IMRO.0109.200BP00008-0003 van de gemeente Coevorden;

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 beperkt kwetsbaar object

Een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.7 bestaand gebruik

Gebruik dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal bestond;

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die hetzij direct en duurzaam met de aarde is verbonden is;

1.16 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 gebruiken

Het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.18 kwetsbaar object

Een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.20 peil

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.21 rotor

Het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine;

1.22 rotordiameter

De diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;

1.23 windturbine

Een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding inclusief fundatie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.2 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.3 de verticale diepte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan de onderkant van de begane grondvloer van het bouwwerk;

2.1.4 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot het midden van de as van de windturbine;

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m2 of kleiner;
  • b. overstekende daken;
  • c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Windturbine

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de opwekking van elektrische energie door middel van windturbines;

b. bij deze bestemming bijbehorende voorzieningen waaronder in elk geval worden begrepen:

1. schakelkasten en transformatoren;

2. kabels en leidingen;

3. onderhoudswegen en overige verhardingen;

4. per windturbine ene kraanopstelplaats met een maximaal oppervlakte van 3.500 m2;

5. ondergrondse datakabels en bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Windturbines

Voor de bouw van het windpark geldt dat:

  • 1. per bestemmingsvlak Bedrijf - Windturbine maximaal één windturbine is toegestaan;
  • 2. de mast van een windturbine uitsluitend binnen de bestemming Bedrijf - Windturbine mag worden gebouwd;
  • 3. de rotorbladen van de windturbine draaien binnen het gebied met de aanduiding veiligheidszone - windturbine 1;
  • 4. het vermogen van een windturbine bedraagt ten minste 3 MW en ten hoogste 3,6 MW per turbine;

a Specifieke bouwaanduiding - turbine 1

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - turbine 1' geldt dat:

  • 1. de ashoogte van de windturbine bedraagt ten minste 99 meter en ten hoogste 115 meter;
  • 2. de rotordiameter van een windturbine bedraagt ten minste 100 meter en ten hoogste 113 meter;
  • 3. de omgevingsvergunning voor het bouwen van de windturbine alleen kan worden verleend onder de voorwaarde dat minimaal 10 weken voorafgaand aan de start van de bouw van de windturbine een positief advies wordt verkregen van het Ministerie van Defensie. Dit positieve advies zal worden verleend zodra vaststaat dat de turbine niet leidt tot onaanvaardbare radarverstoring;
b Specifieke bouwaanduiding - turbine 2

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - turbine 2' geldt dat:

  • 1. de ashoogte van de windturbine bedraagt ten minste 99 meter en ten hoogste 115 meter;
  • 2. de rotordiameter van een windturbine bedraagt ten minste 100 meter en ten hoogste 113 meter;
  • 3. de omgevingsvergunning voor het bouwen van de windturbine alleen kan worden verleend onder de voorwaarde dat minimaal 10 weken voorafgaand aan de start van de bouw van de windturbine een positief advies wordt verkregen van het Ministerie van Defensie. Dit positieve advies zal worden verleend zodra vaststaat dat de turbine niet leidt tot onaanvaardbare radarverstoring;
c Specifieke bouwaanduiding - turbine 3

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - turbine 3' geldt dat:

  • 1. de ashoogte van de windturbine bedraagt ten minste 99 meter en ten hoogste 122 meter;
  • 2. de rotordiameter van een windturbine bedraagt ten minste 115 meter en ten hoogste 136 meter;
  • 3. de omgevingsvergunning voor het bouwen van de windturbine alleen kan worden verleend onder de voorwaarde dat minimaal 10 weken voorafgaand aan de start van de bouw van de windturbine een positief advies wordt verkregen van het Ministerie van Defensie. Dit positieve advies zal worden verleend zodra vaststaat dat de turbine niet leidt tot onaanvaardbare radarverstoring;
  • 4. archeologische begeleiding nodig is bij de bouw van het fundament van de windturbine.

3.2.2 Overige gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, ten behoeve van een windturbine, gelden de volgende regels:

1. de maximum bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter;
2. de maximum oppervlakte per bouwwerk bedraagt 30 m2.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een windturbine, geldt dat de maximum bouwhoogte 3 meter bedraagt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 overige zone - windturbinezone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windturbinezone' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de voorzieningen behorend bij de opwekking van elektrische energie door middel van windturbines, waaronder:

  • voorzieningen behorend bij de windturbines;
  • kabels en leidingen ten behoeve van de windturbine;
  • transformatorhuisjes;
  • voorzieningen ten behoeve van de aansluiting op een hoogspanningsnet;
  • wegen, waaronder ontsluitingswegen met een maximum breedte van 7 meter;
  • paden;
  • verhardingen;
  • hekwerk met een maximum bouwhoogte van 3 meter;
  • per windturbine een kraanopstelplaats met een maximum oppervlakte van 3500 m2;
  • parkeervoorzieningen;
  • openbare nutsvoorzieningen;
  • ondergrondse datakabels en bijbehorende voorzieningen.
5.2 veiligheidszone - windturbine 1
5.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - windturbine 1' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige windturbine.

5.2.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting van de windturbine zelf.

5.2.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 en worden gebouwd ten behoeve van een andere daar voorkomende bestemming indien het beperkt kwetsbare object buiten de berekende 10-5 plaatsgebonden risicocontour van de gerealiseerde windturbine ligt.

5.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt verkleind indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

5.3 veiligheidszone - windturbine 2
5.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - windturbine 2' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige windturbine.

5.3.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting van de windturbine zelf.

5.3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3.2 en worden gebouwd ten behoeve van een andere daar voorkomende bestemming:

  • a. indien en voor zover voldoende aannemelijk is dat de gevolgen van afvallend ijs - in geval van ijsafzetting op de rotorbladen van de windturbine - zo veel mogelijk zijn beperkt en de hoogte van het bouwwerk geen belemmering voor het functioneren van de windturbine oplevert; of
  • b. indien het kwetsbare object buiten de berekende 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de gerealiseerde windturbine ligt.

5.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt verkleind indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

Artikel 6 Overige regels

6.1 Van toepassing verklaring

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Stad' van de gemeente Coevorden, met identificatienummer NL.IMRO.0109.200BP00004-0003 en het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Coevorden, met identificatienummer NL.IMRO.0109.100BP00012-0003 blijven eveneens van kracht, met dien verstande dat de in dit plan opgenomen enkelbestemmingen in de plaats treden van de daar geldende enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen.

Bij strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit bestemmingplan voor op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 7.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van bouwwerk als bedoeld in artikel 7.1 met maximaal 10%.

7.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Artikel 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 7.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 7.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.7 Overgangsrecht niet van toepassing

Artikel 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Windpark Hulteweg'.