Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kernen, woningbouwlocatie Brouwer, Dalen
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0109.002BP0011-0002
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaand onder:
 
1.1 
Plan    
het Bestemmingsplan Kernen, woningbouwlocatie Brouwer, Dalen met identificatienummer NL.IMRO.0109.002BP0011-0002 van de gemeente Coevorden;
 
1.2 
Bestemmingsplan    
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
 
1.3 
Aan huis gebonden beroep en bedrijf:    
een dienstverlenend beroep en/of bedrijf dat op kleine schaal inpandig in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
1.4 
Aanduiding    
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 
Aanduidingsgrens    
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 
Archeologische waarde    
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
 
1.7 
Bebouwing    
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.8 
Bebouwingsbeeld    
de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;
 
1.9 
Bed en breakfast    
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, met maximaal zes kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en in een bijgebouw mag worden gerealiseerd, zonder dat sprake is van een permanente woonsituatie;
 
1.10      
Bestaand    
bestaand en legaal aanwezig of vergund op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, te weten PM;
    
1.11      
Bestaande bebouwing    
bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
 
1.12      
Bestemmingsgrens    
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.13      
Bestemmingsvlak    
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;;
 
1.14      
Bijbehorend bouwwerk    
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.15      
Bodemingreep    
werken en werkzaamheden aan/in de bodem waarvan mag worden aangenomen dat zij de cultuurhistorische waarde kunnen aantasten;
 
1.16      
Bouwen    
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;
 
1.17      
Bouwgrens    
de grens van een bouwvlak;
 
1.18      
Bouwperceel    
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden;
 
1.19      
Bouwperceelgrens    
een grens van een bouwperceel;
 
1.20      
Bouwvlak    
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.21      
Bouwwerk    
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en is bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.22      
Cultuurhistorische waarden    
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
 
1.23      
Dak    
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.24      
Detailhandel   
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Met uitzondering van de opslag en verkoop van (consumenten) vuurwerk;
 
1.25      
Erf    
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.26      
Evenement    
een voor publiek toegankelijke, al dan niet periodieke en/of meerdaagse manifestatie, zoals sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstelling, show, tentoonstelling en thematische markt, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
 
1.27      
Gebouw   
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.28      
Gebruiken    
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
 
1.29      
gestapelde woning:
een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden of naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij de voordeur uitkomt op een gezamenlijke inpandige ontsluiting.
 
1.30      
Hoofdgebouw    
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een bedrijfswoning aanwezig is, wordt voor de toepassing van het bepaalde over bijbehorende bouwwerken, de bedrijfswoning als hoofdgebouw aangemerkt;
 
1.31      
Huishouden    
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften. In het geval van twee of meer personen moet er sprake zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding;
 
1.32      
Kap    
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;
 
1.33      
Kunstobject    
een bouwwerk bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;
 
1.34      
Maaiveld    
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
 
1.35      
Nutsvoorzieningen    
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;
 
1.36      
Omgevingsvergunning    
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.37      
Overkapping    
elk voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
 
1.38      
Pand    
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.39      
Peil    
  1. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. peil bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
  3. voor een woonboot: de waterspiegel rondom de woonboot;
1.40      
Permanente bewoning    
het gebruik van een ruimte als hoofdverblijf;
 
1.41      
Professioneel vuurwerk    
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
 
1.42      
Seksinrichting    
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.43      
Standplaats    
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, inclusief bijbehorend meubilair waaronder terrassen, statafels, parasols en afvalbakken, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening;
 
1.44      
Stedenbouwkundig    
ruimtelijke verschijningsvorm van bebouwing, die wordt bepaald door de situering, aansluitende terreinen, bouwmassa's, gevelindeling en dakvormen;
 
1.45      
Tuin    
erf zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;
 
1.46      
Voorgevel    
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.47      
Weg    
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
 
1.48      
Woning    
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en daaraan ondergeschikte functies;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen bouwdeel;
 
2.3 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing
op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van
mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
 
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.5 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 De afstand tot de grens van een bouwperceel
:
De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een
bouwperceel;
 
2.7 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden
ondergeschikte bouwdelen als:
  1. Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. Overstekende daken;
  3. Luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m ten opzichte
van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
de voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
met de daarbijbehorende:
  1. groenvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. kunstobjecten;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. wegen en paden,
  7. nutsvoorzieningen;
  8. tuinen , erven en verhardingen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, gelden de volgende regels:
  1. de voorgevel van de woning en het verlengde ervan dient als de bouwgrens te worden beschouwd, welke niet door het oprichten van gebouwen mag worden overschreden;
  2. indien geen naar de weg gekeerde gevel van een woning aanwezig is, stelt het college van Burgemeester en wethouders een bouwgrens, passend in het bebouwingsbeeld, vast;
  3. indien meerdere naar de weg gekeerde gevels van een woning aanwezig zijn, bepaalt het college van Burgemeester en wethouders welke gevel de voorgevel is, passend in het bebouwingsbeeld;
  4. gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de woningen uitsluitend binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen enkel gestapelde woningen worden gebouwd;
  7. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte.
3.2.2 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de
afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  2. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  3. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  4. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatig medegebruik, anders dan een aan huis gebonden bedrijf of beroep.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende (dubbel)bestemming (en), mede bestemd voor het behoud en de
bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid
van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van
andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.
 
4.2 Bouwregels
Op de voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden
gebouwd:
  1. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m2;
  2. bouwwerken met een diepte van minder dan 0,30 m;
  3. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 kan
worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar
voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100
m2 en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport
heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de
archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord,
naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
 
Afwegingskader
Een in Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien
daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen
bezwaar bestaat. Indien uit het in Afwijken genoemde rapport blijkt dat de
archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen
worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of
meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Overleg provinciaal archeoloog
Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op de
Bijlage Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal
de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal
archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Strijd met de bestemming
Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
 
Omgevingsvergunning
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het
bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde
(dubbel)bestemmingen:
  1. grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m;
  2. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond;
  3. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd;
Uitzondering
Het in 6.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. in het kader van archeologisch onderzoek ten behoeve van de beoordeling van de (on)evenredigheid van de aantasting als bedoeld in 6.4 van werkzaamheden als bedoeld in Omgevingsvergunning; hiertoe behoren niet werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek met als enig doel het doen van archeologisch onderzoek;
  2. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik: grondbewerkingen tot een diepte van 0,30
m onder maaiveld; niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen
van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,10 m onder de bouwvoor en
het aanbrengen van drainage.
hiertoe behoren niet: diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,30 m beneden
maaiveld, afvrager dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk
reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos
of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  1. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  2. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  3. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
Overleg provinciaal archeoloog
Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op de
Bijlage Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal
de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal
archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.
 
Strijd met de bestemming
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de
bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan
plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van
de gronden.
 
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ' Waarde -
Archeologie 4 ' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van
archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen,
daartoe aanleiding geeft.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
5.1 Grond
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Strijdig gebruik
 
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor vrij kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie;
  3. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening;
  4. het gebruik of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  5. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor opslag en stalling van de te verhandelen goederen, zoals hout, bouwmaterialen en grondstoffen;
  6. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de bestemmingsomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de bestemmingsomschrijving genoemde activiteit;
  7. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
6.2 Toegestaan gebruik
 
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  2. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn toegestaan, voor zover daarvoor een vergunning als bedoeld in die verordening is verleend.
  3. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    2. hoogspanningsleidingen;
    3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
    4. het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 Aanduidingsomschrijving
 
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen geldt dat
die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de
bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen
als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
 
7.1.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter
plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen dat niet
hoger mag worden gebouwd dan:
  1. Binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,20 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  2. Op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 4,65 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  3. Voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt:
    1. Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 2,65
  4. het bepaalde in de sub a. en b. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
 
7.2 Afwijken van de bouwregels
 
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a.
in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 7.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol,
Dalen de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt
ingewonnen van de beheerder van de molen.
 
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
 
Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is
een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van de in de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  2. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
7.4 Uitzonderingen
 
het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en
werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
7.5 Toetsingscriteria
 
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen
als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement,
dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen
kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de
molen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Algemeen
 
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning
worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, kunstobjecten, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen en gebouwtjes van openbaar nut, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  3. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 meter;
  4. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in de bestaande situatie, gerealiseerd op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor bouwen (met een afwijking) reeds afwijkt;
  5. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, de opgenomen aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot de perceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwvlakgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en/of percentages;
  6. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten, bergbezinkbassins en vergelijkbare rioleringswerken, tot een maximale oppervlakte van 500 m².
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de
Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  3. de ruimte tussen bouwwerken.
9.2 Parkeren
 
Bij het gebruiken en/of bebouwen van gronden moet te allen tijde voldaan worden aan
de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten
behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen. Deze eis geldt als een
voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
 
Toetsing van een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor
wonen of een ander soort verblijf van mensen wordt slechts verleend, indien is
aangetoond dat ten minste wordt of zal worden voldaan aan de parkeernormen, zoals
opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW,
met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op
het dichtstbijzijnde hele getal.
 
Laden en lossen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een
gebouw en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een
behoefte voor het laden en lossen van goederen bepaalt bevoegd gezag een behoefte
aan ruimte voor het laden of lossen van goederen voor dat gebouw.
 
Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan gemotiveerd worden afgeweken van het bepaalde
onder Toetsing van een omgevingsvergunning en Afwijken, indien:
  1. het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien.
Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval
blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.
 
Toelaatbaarheid herbouw bij calamiteiten
Het bepaalde onder Toetsing van een omgevingsvergunning, Laden en lossen en
Afwijken is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit
geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde
functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt
voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
 
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het
bepaalde in 'Toetsing van een omgevingsvergunning' en 'Laden en lossen' indien het
niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het
desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren
stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een
motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te
borgen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande oppervlakte niet wordt vergoot;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B. Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kernen, woningbouwlocatie Brouwer, Dalen’.