direct naar inhoud van Artikel 16 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Plan: Holwert-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.001BP00000-0004

Artikel 16 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.1 omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 40 cm;
  • b. het graven of dempen van watergangen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 40 cm;
  • d. het rooien van bomen en het slechten van houtwallen;
  • e. het verlagen van het waterpeil.
16.2 voorwaarden

Een vergunning als bedoeld in artikel 16.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van een inventariserend veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de bouwactiviteiten niet in tegenspraak zijn met het streven naar behoud van de contouren en rooilijnen van wal- en grachtresten en -relicten. Leidraad bij de beoordeling zal de in de toelichting gegeven omschrijving van de archeologische en cultuurhistorische waarden zijn, of;
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van een opgraving, of;
    • 3. een verplichting tot de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien bevoegd gezag voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden kan een terzake deskundige instantie om advies worden gevraagd.

16.3 uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 16.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.
16.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het verwijderen van de omgevingsvergunningplicht als bedoeld in artikel 16.1, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.