direct naar inhoud van 1.5 Systematiek van het moederplan
Plan: Bosaanplant Mr Cremerstraat
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99WP20121002C-C001

1.5 Systematiek van het moederplan

Onderhavig plan betreft een wijzigingsbevoegheid van het bestemmingsplan Buitengebied, Herziening artikel 30 WRO. Dit is een bestemmingsplan dat is gebaseerd op de voorbeeldsystematiek voor bestemmingsplannen Buitengebied van de provincie Drenthe uit de jaren negentig. Het kent zogenaamde gebiedsbestemmingen in tegenstelling tot veel gebruikte functionele bestemmingen. In deze systematiek wordt in de eerste plaats gekeken naar de gebiedskenmerken en de benodigde bescherming van gebieden en daarna pas naar de functie. Daarom wordt ook vaak gekozen voor naamgeving die bij het gebied past. Juridische regeling en bescherming daarin blijft wel voorop staan. Het is een plan dat is geënt op de Wet op de Ruimtelijke Ordening (1965).

De toelichting van het moederplan is opgebouwd uit drie delen. Allereerst wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de abiotische (bodem en water), biotische (natuur) en cultuurhistorisch/landschappelijke kenmerken van het gebied. Daarnaast worden de verschillende functies in het buitengebied, zoals landbouw en recreatie, besproken. In het tweede deel komt het beleid van rijk en provincie aan de orde. Dit bepaald in belangrijke mate de “speelruimte” die de gemeente heeft ten aanzien van ontwikkelingen in het buitengebied.

In het derde deel van het moederplan wordt ingegaan op het feitelijke bestemmingsplanbeleid en de uiteindelijke vertaling daarvan in de voorschriften. Hierbij moet het volgende worden opgemerkt. Door de gemeente is in samenwerking met de provincie een apart project opgezet om een visie voor de komende 30 jaar te ontwikkelen voor de westelijke stadsrandzone. Dit gebied omvat het gehele buitengebied van Assen ten westen van de A28, alsmede de nieuwe woonwijk Kloosterveen. De vraag diende zich aan of het zinvol zou zijn om met de verdere opstelling van het bestemmingsplan (moederplan) Buitengebied, Herziening artikel 30 WRO te wachten tot de ontwikkelingsvisie voor de westelijke stadsrandzone was afgerond, zodat de realiseerbaar geachte ontwikkelingswensen voor de eerste periode van tien jaar in het bestemmingsplan konden worden opgenomen. Omdat op dat moment onduidelijkheid bestond over het tijdstip waarop de ontwikkelingsvisie zou zijn afgerond, is er voor gekozen het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied, Herziening artikel 30 WRO toch voort te zetten. Daarbij is bewust gekozen voor het vastleggen van de bestaande kenmerken en waarden van het gebied en de huidige functies. Het bestemmingsplan (moederplan) krijgt daarmee voor dit gebied primair een conserverend karakter. In een later stadium kunnen na het afronden van de ontwikkelingsvisie de gewenste ontwikkelingen via afzonderlijke plannen worden geregeld.

Het bestemmingsplanbeleid en daarmee ook de voorschriften van het moederplan zijn niet alleen afgestemd op de huidige situatie van destijds, maar ook op datgene waarvan reeds duidelijk was dat het binnen de bestemmingsplanperiode van circa tien jaar kon worden gerealiseerd.