direct naar inhoud van 3.2 Oorsprong en ontwikkeling van Loon
Plan: Loon 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001

3.2 Oorsprong en ontwikkeling van Loon

De oorsprong van de nederzetting Loon, in de vorm van een dorp, ligt in de periode na de Romeinse keizertijd (in de achtste of negende eeuw na Christus). Het dorp is ontstaan in het overgangsgebied van madegronden naar esgronden. Het landschap waarin Loon ligt, vormde de basis voor de verdere ontwikkeling van de kern. De gronden werden langzamerhand ontgonnen voor het agrarisch gebruik. Het landschap transformeerde met de ontwikkeling van Loon dan ook tot een agrarisch landschap. Vier elementen vormden de onmisbare basis van het agrarische landschap waarin Loon ligt, namelijk:

  • de es (bouwland);
  • de madegronden (weiland);
  • de heide;
  • het bos.

De heide en de groengronden in het beekdal leverden het voedsel voor de onmisbare mestproducenten: het schaap en het rund. Voor het bemesten van de esgronden was men volledig aangewezen op natuurlijke producten. De oppervlakte esgronden werd bepaald door de oppervlakte heide- en groengronden: des te meer mest beschikbaar was, des te meer bouwland kon worden bewerkt. Er bestaat bij de esdorpen dan ook een duidelijk verband tussen de grootte van de oorspronkelijke heidevelden en madelanden, de grootte van de es en de grootte van het dorp. Loon kan gerekend worden tot de middelgrote esdorpen.

Naast de hierboven genoemde hoofdelementen van het esdorpenlandschap was bepaalde nog een aantal kleine elementen de structuur van het landschap:

  • de driften, zandwegen, waarlangs de schapen en de koeien geleid werden van en naar hun weidegronden. Een voorbeeld hiervan is de Koeweg, die naar verwachting zijn naam aan de oude functie ontleent;
  • de groepering van de boerderijen om open ruimten die beplant waren met bomen en die voorzien waren van een dobbe (drink- en bluswater). Bij de bestudering van oude kaarten blijkt dat de dorpen veelal opgebouwd waren uit een aantal van deze groepen boerderijen rondom open ruimten. De omvang en de vorm van dit stelsel hingen nauw samen met de grootte en de ligging van de esgronden. Behalve deze kleine ruimten hadden de dorpen meestal één grote centrale ruimte: de brink. De brink in Loon is nog duidelijk herkenbaar;
  • de houtopstanden, in de vorm van wildkeringen en perceelsscheidingen en in de vorm van bosjes (brandstof, looistof uit eikenhout en bouwmaterialen). In het zuidelijk deel van Loon zijn langs enkele perceelsgrenzen nog houtopstanden aanwezig. Dit is te zien op de navolgende luchtfoto. Het is niet bekend of dit oorspronkelijke houtopstanden zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0010.png" Afbeelding 9. Luchtfoto van het zuiden van Loon, met houtopstanden langs de perceelsgrenzen.

Eeuwenlang werd het dorp bewoond door een, economisch vrijwel op zichzelf staande, gemeenschap van boeren en enkele ambachtslieden. Levensmiddelen, grondstoffen voor kleding en schoeisel, brandstof en bouwmaterialen werden ter plekke gewonnen en ook verwerkt. Binnen de dorpsgemeenschap vormden de afzonderlijke boerderijen met haar bewoners ook weer kleine leefgemeenschappen in de vorm van besloten familiehuishoudingen.

Gedurende een groot deel van haar bestaan is Loon niet noemenswaardig gegroeid. Bebouwing bleef geconcentreerd rond de brink en langs de Markeweg. De navolgende afbeelding uit 1852 geeft een beeld van het bebouwingspatroon zoals dat lange tijd in stand is gehouden. Het historische wegenpatroon dat op de navolgende afbeeldingen uit de 19e eeuw is te zien, vormde een belangrijk structuurbepalend element voor de stapsgewijze uitbreiding van Loon. Het historische padenpatroon is nog bijna identiek aan het huidige wegenpatroon.

In de negentiende en twintigste eeuw werd het eeuwenoude cultuurpatroon plotseling doorbroken door onder andere de volgende oorzaken:

  • het beschikbaar komen van kunstmest;
  • het gebruik van punt- of prikkeldraad;
  • de verdeling van het gemeenschappelijke bezit (de markegronden);
  • het bekend raken met betere ontginningsmethoden;
  • industrialisatie en technologische ontwikkelingen.

Deze factoren hebben een grote invloed gehad op de structuur van het agrarische gebied, zowel landschappelijk als maatschappelijk. De heidevelden werden overbodig aangezien men niet meer afhankelijk was van natuurlijke meststoffen. Veel houtwallen werden geslecht na de uitvinding van het prikkeldraad. In de nabijheid van de dorpen werden nieuwe boerderijen gesticht (kampontginningen) terwijl later de heidevelden op grote schaal werden ontgonnen of werden bebost (staatsbossen). De bebouwingsintensiteit nam toe.

Tot de hiervoor beschreven doorbreking van het cultuurpatroon is Loon gedurende een groot deel van haar bestaan niet noemenswaardig gegroeid. Bebouwing bleef geconcentreerd rond de brink en langs de Markeweg. De gestage groei na doorbreking van het cultuurpatroon is ook op historische kaarten waar te nemen. Op de navolgende figuren met kaarten uit 1811 en 1852 is de bebouwing nog extensief. Het huidige wegenpatroon is duidelijk herkenbaar. Het historische padenpatroon is nog bijna identiek aan het huidige wegenpatroon en vormde een belangrijk structuurbepalend element voor de stapsgewijze uitbreiding van Loon.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0012.jpg"

Links: Afbeelding 10. Kadasterkaart (verzamelplan uit 1811).

Rechts: Afbeelding 11. topografische militaire kaart (minuutplan) uit 1852.

Rond 1920 is Loon langs de wegen aan de buitenzijde inmiddels ook bebouwd, zowel aan de eskant als aan de beekdalkant. De gestage groei zette zich voort en rond 1930 waren er bijna 50 woningen, een school, enkele winkels en een café. Het dorp had ongeveer 230 inwoners.

In de periode tot 1940 vond het merendeel van de toename van bebouwing plaats aan de buitenzijde van de kern, waarbij nog steeds langs de bestaande wegenstructuur werd gebouwd.

In de periode tot begin jaren 80 heeft een beperkte toename van bebouwing plaatsgevonden, vooral door de bouw van schuren bij bestaande bebouwing en individuele boerderijen of woningen met een relatief groot erf. Op de navolgende kaart uit 1960 is de historische bebouwingsstructuur nog herkenbaar. Duidelijk afwijkend van de historische bebouwingsstructuur is de aanleg van de Eusteringenweg en de daaraan gelegen bebouwing. Deze uitbreiding is te zien op de navolgende kaart uit 1982. In deze periode is de school afgebroken en nam de agrarische functie van Loon langzamerhand af. In 1997 waren en nog 9 agrarische bedrijven. Op dit moment zijn er 5 agrarische bedrijven in de kern aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0013.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0014.jpg"

Links: Afbeelding 12. Topografische kaart uit 1960.

Rechts: Afbeelding 13. Topografische kaart uit 1982.

De bebouwing zoals die anno 2012 wordt aangetroffen, is gebouwd vanaf 1800. Er komen veel grote boerderijen voor, die een losse ligging hebben. Dit betekent dat ze vaak zijn gedraaid ten opzichte van de weg. Soms staan ze bijna op de weg. Het beeld wordt bepaald door de grote schuren, die over het algemeen iets breder zijn dan het voorhuis en ook een lagere gootlijn hebben. Vaak is deze niet hoger dan ongeveer een meter.

De boerderijen aan de rand van het dorp (Lonerbroekweg, Loneresweg, Koeweg) zijn gebouwd na 1900. Deze boerderijen zijn met het woongedeelte naar de weg toe en de nokrichting haaks op de weg geplaatst Omdat deze boerderijen aan de rand van het dorp staan zijn ze zeer beeldbepalend voor de dorpsrand. Tussen de boerderijen door is zicht op de open gebieden en boerderijen in het midden van het dorp.

Rondom het erf staan vaak één of meerdere losse bijgebouwen die, hoewel ze niet dominant zijn ten opzichte van de hoofdbouwmassa (woonboerderij inclusief de deel), in het straatbeeld duidelijk aanwezig zijn. Fraaie, donkere houten bijgebouwen komen regelmatig voor. Vaak zijn deze aan één kant open. De dichte bijgebouwen zijn ook wel van steen en hebben kapvormen die overeenkomen met die van de boerderijen. Er komen ook erven voor waar een stookhuisje tegen de boerderij is aangebouwd. Deze karakteristieke stookhuisjes komen echter ook vrijstaand voor.