direct naar inhoud van 3.2 Beschrijving van de huidige situatie
Plan: GEMEENTE ASSEN Milieu Educatief Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.201105BP400A-C001

3.2 Beschrijving van de huidige situatie

3.2.1 Ruimtelijke karakteristiek en structuur

Ligging

Het plangebied ligt in het zuidelijke deel van de kern Assen. Aan de westzijde van het plangebied liggen verscheidene sport- en recreatieve voorzieningen. In dit gebied is een aantal sportvelden (onder meer voetbal en atletiek) aanwezig. Daarnaast is op deze locatie een overdekt sport-, recreatie- en evenementencomplex aanwezig met naast een overdekt zwembad en ijsbaan, ook diverse horecavoorzieningen met een zalencomplex. Tevens is op deze locatie recent een hotel gerealiseerd.

Voorts ligt aan de noordzijde van het plangebied een klein openluchttheater en aan de oostzijde het Asserbos, de overige gronden van de kinderboerderij en de vijver.

Het plangebied is bereikbaar via de gronden van het sport-, recreatie- en evenementencomplex. Dit terrein is goed bereikbaar via de Europaweg Zuid en de Hoofdlaan. De wegen Stadsbroek en Bosrand (respectievelijk naast en in het plangebied), zijn eenrichtingswegen. Deze wegen zijn voornamelijk gericht op het langzame verkeer en niet bereikbaar vanaf de Hoofdlaan.

De nieuwe ontwikkelingen zorgen voor een geleidelijke overgang van de recreatieve voorzieningen aan de westzijde naar de natuurlijke voorzieningen aan de oostzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.201105BP400A-C001_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.201105BP400A-C001_0003.jpg"

(1 = MEC / 2 = Kinderboerderij / 3 = Speelbos)

Bebouwing

In het plangebied zijn in de huidige situatie nog enkele bouwwerken aanwezig.

In het oostelijke deel van het gebied ligt een horecagelegenheid (theeschenkerij) en de gebouwen van de kinderboerderij De Hofstede. Deze kinderboerderij trekt jaarlijks circa 80.000 bezoekers.

Aan de Stadsbroek 3 is momenteel nog een woonhuis met een aantal opstallen aanwezig. Deze woning wordt niet meer bewoond. Tezamen met een kleine schuur van de kinderboerderij grenzend aan dit perceel, zal deze bebouwing worden gesloopt.

Groen- en waterstructuur

Het westelijke deel van het plangebied bestaat uit een voetbalveldje, een woonerf (Stadsbroek 3) en een dierenweide. Het voetbalveldje is omheind met een hekwerk. Buiten dit hekwerk staan verspreid enkele bomen en struiken. Het woonerf ligt centraal in het deelgebied. Op het woonerf staan een woning en enkele bijgebouwen. Het erf bestaat verder voor een groot deel uit gazon en tuin. Tussen het woonerf en het voetbalveldje is een houtsingel van fijnspar gelegen. Aan de kant van de Bosrand dient een houtsingel met voornamelijk zomereik als afscheiding. Het perceel wordt aan de noordzijde door een bomenrij (zomereik) gescheiden van enkele gronden van de kinderboerderij, waarop op dit moment schapen en koeien grazen. Deze gronden lopen over in het gebied van het openluchttheater en vormen hiermee één geheel. Verspreid over de dierenweide staan enkele solitaire bomen. Langs de gehele Stadsbroek staan aan weerszijden bomen. Het gehele westelijke deelgebied is omsloten door een smalle sloot. Tevens is tussen het woonerf en de dierenweide een smalle sloot gelegen. De sloten staan deels droog.

Centraal in het plangebied ligt een (klein) deel van de kinderboerderij De Hofstede (Bosrand 1). Het betreffende deel is voor het grootste deel verhard en bebouwd. Een kleiner deel omvat een oppervlak gemengd bos. Langs De Bosrand staan aan weerszijden bomen. Ter plekke is reeds een bestaande speelweide aanwezig.

Het natuurspeelbos, het oostelijke deel van het plangebied, ligt ingeklemd tussen de kinderboerderij, de vijver en de wegen Bosrand, Touwslagerlaan en Rode Heklaan. Het gebied bestaat voornamelijk uit opgaande beplanting (ondermeer beuk) en grasland.

3.2.2 Milieuhygiënische aspecten
3.2.2.1 Milieuzonering

Inleiding

Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke objecten. Om te bezien met welke richtafstanden rekening gehouden moet worden, is de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) geraadpleegd. In deze brochure zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. De Brochure afstanden in de brochure kunnen een indicatie geven om te bezien in hoeverre functies elkaar in de weg kunnen zitten.

Onderzoek

In het plangebied wordt een centrum voor milieueducatie opgericht. Hierin worden ook lokalen ingericht om les te geven. Het MEC is echter geen school of onderwijsinstelling. Er gelden daarom geen wettelijke eisen met betrekking tot geluid maar ook de richtafstanden uit bovengenoemde Brochure kunnen daarom anders worden beschouwd.

Het plangebied ligt een gebied met functiemenging

Ten westen van het plangebied ligt het sport-, recreatie- en evenementencomplex De Bonte Wever en enige sportvoorzieningen. Het nieuwe MEC wordt op ongeveer 30 m afstand van een sportveld geprojecteerd en op zo'n 70 m van de wielerbaan. Voor sportvoorzieningen in de openlucht geldt in een gemengde omgeving een richtafstand 30 m.

De activiteiten van het MEC vinden hoofdzakelijk in het gebouw van het MEC plaats en zullen geen hinder ondervinden van deze functies. Ook omgekeerd is geen hinder naar het sportveld te verwachten. De evenementen van de Bonte Wever zullen het functioneren van het MEC vanwege de veel grotere afstanden ook niet in de weg staan.

In het plangebied kan bij de kinderboerderij eventueel ook een kinderdagverblijf worden gevestigd. Deze ligt op grotere afstand van de sportvelden en de wielerbaan. De afstanden zijn groter dat richtafstanden uit de VNG-Brochure Het kinderdagverblijf levert ook geen hinder op naar omliggende gevoelige functies.

Het MEC zal grotendeels in eigen energie voorzien door de plaatsing van een zogenaamde biovergassingsinstallatie of cv-ketel die op houtsnippers wordt gestookt. Zo'n installatie is niet te vergelijken met zogenaamde biovergistingsinstallaties die in het (agrarisch) bedrijfsleven worden gebruikt voor energieopwekking. De installatie zal voldoen aan alle veiligheidseisen voor het centrum zelf en zal in die zin geen veiligheidsrisico voor bezoekers of omliggende functies opleveren. De installatie en activiteiten om de installatie te laten draaien (uitsluitend versnipperen van hout), zullen verder ook zodanig worden ingericht dat geen overlast voor omliggende functies is te verwachten.

3.2.2.2 Luchtkwaliteit

Inleiding

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van de toenmalige Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

De nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voorzien in een toename van de verkeersbewegingen. Momenteel bezoeken per jaar circa 80.000 personen het plangebied (voornamelijk de kinderboerderij).

Met de komst van het MEC zal dit bezoekersaantal stijgen naar circa 100.000 bezoekers per jaar. De nieuwe ontwikkelingen voorzien dus in een toename van circa 20.000 bezoekers.

Dit aantal bestaat naast de speciaal op het plangebied gerichte bezoekers, ook uit bezoekers die een bezoek aan de naastgelegen recreatie-/sportvoorzieningencomplex combineren met een bezoek aan het MEC.

Daarnaast bestaat dit aantal voornamelijk uit bezoekers uit de omgeving van Assen. Dit houdt in dat ook velen met de fiets zullen komen.

De aanwezigheid van de wijkpost zorgt voor een gering aantal vervoersbewegingen. De extra vervoersbewegingen die ten aanzien van de aanvoer van houtsnippers als grondstof voor de biovergassingsinstallatie wordt gegenereerd, is ten slotte te beschouwen als verwaarloosbaar.

Ervan uitgaande dat de extra bezoekers per persoon met de auto komen en het feit dat de overige verkeersbewegingen gering zullen zijn, is een gemiddelde toename van 55 motorvoertuigen/etmaal aangehouden.

Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool (mei 2010) is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.201105BP400A-C001_0004.jpg"

Conclusie

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

3.2.2.3 Bodem

Inleiding

In 2009 is ter plaatse van het perceel Stadsbroek 3 (deel uitmakend van het plangebied) een bodemonderzoek uitgevoerd naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem (Tauw; verkennend en aanvullend bodemonderzoekStadsbroek 3 te Assen; projectnummer 4616937; 13 juli 2009).

Het onderzoek is verricht ter plaatse van het perceel Stadsbroek 3 waar het MEC wordt opgericht.

Onderzoek

Het onderzoek heeft aangetoond dat in het plangebied matig tot sterk verhoogde gehalten aan zink en/of PAK 10 aanwezig zijn in de bodem.

In het grondwater zijn daarnaast licht verhoogde concentraties aan barium en nikkel gemeten. Deze licht verhoogde concentraties veroorzaken echter geen gezondheidsproblemen.

Met oog op de aanwezige verhoogde gehalten aan zink en/of PAK 10 is een aanvullend bodemonderzoek verricht. Hieruit is naar voren gekomen dat ter plaatse van de noordgrens van het perceel Stadsbroek 3 een ernstige bodemverontreiniging is aangetroffen (30 m3 tot 50 m3).

Uit een risicobeoordeling is naar voren gekomen dat als er in de toekomst ter plaatse van de verontreiniging herontwikkelingswerkzaamheden plaatsvinden, wordt aanbevolen om de benodigde saneringsmaatregelen als gevolg van de aangetroffen verontreinigingen uit te werken in een (deel)saneringsplan of een BUS-melding en een bestek. Het nieuwbouwplan voor de Mec wordt deels op deze gronden gerealiseerd.

Voor het overige deel van het plangebied is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. Een eventuele vervuiling staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

3.2.2.4 Externe veiligheid

Algemeen

In 2008 heeft de gemeente Assen de 'beleidsvisie externe veiligheid gemeente Assen' opgesteld. In deze visie verwoordt de gemeente Assen haar ambities op het gebied van externe veiligheid.

Het plangebied valt in het gebied 'woonwijken'. Voor woonwijken is voor een maximaal veiligheidsniveau gekozen waarbij de navolgende punten in acht worden gehouden:

  • beperkt kwetsbare objecten, waarvoor richtwaarden gelden in plaats van grenswaarden, mogen in nieuwe situatie nergens binnen de PR 10-6(risicomaat plaatsgebonden risico) liggen van een bedrijf of transportader;
  • voor bestaande situaties streeft de gemeente Assen ernaar de risico;s voor beperkt kwetsbare objecten, liggend binnen de PR 10-6-contour, zoveel mogelijk te beperken;
  • overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet geaccepteerd.

Inrichtingen

Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd.

Het plaatsgebonden risico onderscheidt grens- en richtwaarden voor (beperkt) kwetsbare objecten. Het betreft de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Het groepsrisico is van toepassing op groepen personen in het invloedsgebied van een inrichting met gevaarlijke stoffen en de kans op overlijden. Dit wordt weergegeven in een Fn-curve en getoetst aan een oriënterende waarde.

De dichtstbijzijnde inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn (ammoniakkoelinstallatie), ligt op circa 300 m ten zuidwesten van het plangebied (de Bonte Wever).

Het plangebied valt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van de inrichting. Het groepsrisico is niet van toepassing op deze inrichting. Wel ligt het plangebied binnen de effectafstand, het gebied waarbinnen de effecten van een ongeval in de inrichting nog merkbaar zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen in dit gebied vindt een beoordeling door de brandweer plaats ten aanzien van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van overige inrichtingen waardoor ten aanzien van dit onderwerp het planvoornemen niet wordt belemmerd.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het Rijk is bezig met het opstellen van nieuwe wetgeving rond transportroutes, het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) met het bijbehorende Basisnet. Dit besluit gaat de huidige circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vervangen en treedt naar verwachting in 2012 in werking.

Het Besluit transportroutes externe veiligheid sluit aan op de bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen omtrent het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast wordt het Basisnet voor wegen, spoor en water opgesteld. Dit basisnet omvat alle rijkswegen met de bijbehorende (eventueel aanwezige) risicoafstanden.

De dichtstbijzijnde wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zijn de N33 die op circa 1,3 km ten zuiden van het plangebied ligt en de spoorlijn Zwolle-Groningen op circa 1,2 km ten oosten van het plangebied.

Vanwege de grote afstanden beperken deze wegen de nieuwe ontwikkelingen niet.

Wel worden gevaarlijke stoffen vervoerd naar de Bonte Wever. Vanwege de afstand (circa 300 m) en het (geringe) aantal transportbewegingen, treden geen planologische belemmeringen op voor het plangebied.

Overige wegen, waaronder ook spoor- en waterwegen, liggen op een dusdanig grote afstand dat ook met oog hierop geen belemmeringen optreden.

Buisleidingen

Op 1-1-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmerende strook (5 m en 4 m bij leidingen met een druk tot en met 40 Bar), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Op circa 190 m ten noordoosten van het plangebied ligt een aardgastransportleiding van de Gasunie (N-521-42). Deze leiding heeft een druk van 40 Bar en een diameter van 6 inch. De leiding heeft een grootste afstand van 75 m (invloedsgebied van het groepsrisico), waardoor het plangebied buiten de invloedssfeer van deze leiding ligt.

Overige leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, liggen op de dusdanig grote afstand dat geen belemmeringen voor het planvoornemen aanwezig zijn.

Advies brandweer

De brandweer Drenthe heeft een advies uitgebracht op het onderhavig bestemmingsplan. Aangegeven wordt dat in het bestemmingsplan 'Het Stadsbroek II' is opgenomen dat de ammoniakinstallatie bij de Bonte Wever wordt aangepast (opstellingsuitvoering type 2 wordt een type 1). Hiermee wordt het risico dat op de omgeving wordt gelegd, verminderd.

Daarnaast wordt ten aanzien van de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen aangegeven dat, om een adequaat repressief optreden van hulpdiensten te kunnen garanderen, een zorgvuldige afstemming met de brandweer Assen nodig is.