direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - 1
Plan: Kloosterveen 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.08BP2011KLVEEN-C001

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen - 1 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen in de vorm van vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen;
  • b. de bestaande woninggebonden bedrijvigheid en vrije beroepen;
  • c. vrije beroepen in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 % van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:
  • 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
  • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.

met daarbijbehorende:

  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. andere-bouwwerken;
  • f. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat het aantal parkeerplaatsen niet minder dan 1,5 per woning bedraagt;
  • g. tuinen en erven.

16.2 Bouwregels

Op de voor " Wonen - 1 " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Bouwperceel

Voor een bouwperceel gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste 60%.

16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen de bouwvlakken gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. de afstand tussen de hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 6,50 m;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
  • e. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°;
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 5,00 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 65 m², met dien verstande dat bij de berekening van de oppervlakte niet wordt meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voorzover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,00 m, met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aanbouw mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aanbouw nimmer meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2,00 m.
16.2.4 Andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1,00 m indien de andere-bouwwerken vóór de voorgevel van de woning en/of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt in overige gevallen niet meer dan 3,00 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.2 sub a en b voor de bouw van voorgevels van hoofdgebouwen tot ten hoogste 0,30 m voor de rooilijn of 0,60 m achter de rooilijn, ten behoeve van incidentele verspringingen;
  • b. het bepaalde in lid 16.2.2 sub d en e voor het bouwen van een plat dak tot ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte in verband met een gedifferentieerd bebouwingsbeeld ten aanzien van kapvormen;
  • c. het bepaalde in lid 16.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80 m².

16.3.2 Afwegingskader

De in lid 16.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een horecabedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan huis gebonden beroep.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Afwijken woninggebonden bedrijvigheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning en daarbij bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m².

16.5.2 Afwegingskader

De in lid 16.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.