direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Bos en Golf
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.08BP2011BOSGOLF-C001

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Wonen " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige agrarische activiteiten' ook voor de uitvoering van kleinschalige agrarische activiteiten;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij' ook voor woninggebonden bedrijvigheid en vrije beroepen, waarbij:
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' ook voor recreatieve doeleinden in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij:
  • 1. niet meer dan 25 standplaatsen voor kampeermiddelen op de bouwpercelen van de erven van de woningen aanwezig zijn;
  • 2. het plaatsen van stacaravans, chalets of trekkershutten niet is toegestaan;
  • 3. het gebruik voor recreatieve doeleinden uitsluitend plaatsvindt binnen de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van elk jaar;
  • 4. het terrein voor kleinschalig kamperen minimaal 25,00 m vanuit een belendend woonperceel is gesitueerd;
  • 5. de afstand van het terrein voor kleinschalig kamperen ten opzichte van het dichtstbijzijnde kampeerterrein en/of terrein voor kleinschalig, natuur- of verenigingskampeerterrein tenminste 100 m bedraagt, gemeten vanaf de bouwperceelsgrenzen;
  • 6. niet meer dan 50 m² van de gebouwen voor kleinschalig kamperen wordt gebruikt;
  • 7. het terrein voor kleinschalig kamperen is voorzien van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan:
  • het kampeerterrein moet op een goede wijze landschappelijk worden ingepast;
  • de specifieke landschapskarakteristieken moeten worden ontzien;
  • de situering, de omvang en het gebruik moeten de kleinschaligheid van het kamperen beogen;
  • er moet worden gebruikgemaakt van in het landschap passende beplanting;
  • er moet rekening worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • 8. de oppervlakte van een standplaats bedraagt maximaal 100 m².
  • e. de bestaande woninggebonden bedrijvigheid en vrije beroepen;
  • f. vrije beroepen in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 % van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:
  • 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
  • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.

met daarbij behorende:

  • g. bijbehorende bouwwerken;
  • h. andere-bouwwerken;
  • i. tuinen en erven;
  • j. watergangen en waterlopen.

13.2 Bouwregels

Op de voor " Wonen " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend op de bestaande locatie worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van een hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken ten hoogste 200 m² bedraagt;
  • c. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal woningen;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ten minste 5,00 m;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande dakhelling, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden)' anders is aangegeven;
  • g. de bestaande nokrichting van een hoofdgebouw moet worden gehandhaafd.

13.2.2 bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt tenminste 3,00 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 100 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aangebouwde bijgebouw ten hoogste de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 m minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • e. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder b bedraagt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige agrarische activiteiten' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in de vorm van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van kleinschalige agrarische activiteiten ten hoogste 800 m².

13.2.3 andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • b. in overige gevallen dan genoemd onder a mag de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m bedragen;

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. externe veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.2 sub a in die zin dat een abijbehorend bouwwerk tot ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.

13.4.2 Afwegingskader

De in lid 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. externe veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken in de vorm van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor gestapelde woningen.
  • c. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor permanent verblijf in een recreatieverblijf c.q. kampeermiddel.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Afwijken woninggebonden bedrijvigheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning en daarbij bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m².

13.6.2 Afwegingskader

De in lid 13.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.