direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: Groene Dijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.08BP2010228-C001

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. detailhandel in curiosa en antiek, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. andere-bouwwerken.

11.2 Bouwregels

Op de voor "Wonen" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3,00 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen, tenzij de bestaande hoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande hoogte als maximale hoogte geldt;
  • e. een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° mag bedragen, tenzij de bestaande dakhelling minder respectievelijk meer bedraagt, in welk geval de bestaande dakhelling als minimale respectievelijk maximale dakhelling geldt.

11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw buiten het bouwvlak mag ten hoogste 65 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw buiten het bouwvlak meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 60% van het erf bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, tenzij de bestaande goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximale goothoogte geldt;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte van een vrijstaand bijgebouw meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximale goothoogte geldt ;
  • f. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 6,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 m minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij de bestaande bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximale bouwhoogte geldt;
  • g. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste de dakhelling van het hoofdgebouw bedragen, tenzij de bestaande dakhelling meer bedraagt, in welk geval de bestaande dakhelling als maximale dakhelling geldt .

11.2.3 Andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere-bouwwerken mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw tot maximaal 50% van de gootlengte wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 11.2.1 sub e in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd dan wel een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  • c. het bepaalde in lid 11.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw tot ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • d. het bepaalde in lid 11.2.2 sub a en b in die zin dat een carport deels vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een carport ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 2. de afstand van een carport tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 1,00 m bedraagt;
    • 3. de carport ten hoogste 1,00 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 11.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 80 m².

11.4.2 Afwegingskader

De in lid 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding "detailhandel", in welk geval detailhandel in curiosa en antiek is toegestaan over een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een horecabedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan huis gebonden beroep.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning en daarbijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 50% van het bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m², met dien verstande dat:

  • a. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mee brengt;

11.6.2 Afwegingskader

De in lid 11.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "detailhandel" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.