direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Assen Noord 2014
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Een van de doelstellingen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het actueel maken en houden van het ruimtelijke beleid in de vorm van actuele bestemmingsplannen. De gemeente Assen heeft ervoor gekozen om voor haar grondgebied waar ontwikkelingen voorzien worden middels een aantal bestemmingsplannen te voldoen aan de eisen van de Wro. Voor de gebieden waar de komende 10 jaar geen ontwikkelingen zijn voorzien, is ervoor gekozen om door middel van een beheersverordening te voldoen aan de Wro. Assen-Noord is een gebied waar geen ontwikkelingen voorzien worden en daarom is een beheersverordening opgesteld. Met deze beheersverordening wordt de huidige planologisch-juridische regeling dan wel het bestaande (legale) gebruik (opnieuw) vastgelegd.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het verordeningsgebied Assen-Noord wordt globaal begrensd door het Noord Willemskanaal in het noorden en westen, wegvak Peelo en de Groningerstraat in het oosten, Het Kanaal en de Vaart Noordzijde in het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0001.png"

Figuur 1: begrenzing plangebied beheersverordening Assen Noord.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

De gronden waar de beheersverordening betrekking op heeft, liggen vooral in het geldende bestemmingsplan Assen Noord. Hierin hebben de meeste percelen een woonbestemming. Tevens is er een aantal maatschappelijke functies bestemd en hebben de wegen een aparte verkeersbestemming gekregen. Ook bedrijfsfuncties komen hier voor.

Naast het bestemmingsplan Assen Noord ligt een gedeelte van het verordeningsgebied in het nu geldende bestemmingsplan Wegvak Peelo-Zuid. Hierin hebben de gronden voornamelijk de bestemming Verkeer.

In het zuidoosten van het verordeningsgebied is het bestemmingsplan Dichtershof van toepassing. Ook hier komt voornamelijk de woonbestemming voor en tevens een maatschappelijke bestemming.

Recent zijn binnen het verordeningsgebied een aantal bestemmingsplannen onherroepelijk geworden, die tevens opgenomen worden in voorliggende beheersverordening. Dit betreffen de volgende plannen:

  • 1. bestemmingsplan Dr. Nassaucollege, locatie Quintus;
  • 2. bestemmingsplan Vincent van Gogh, locatie Lariks;
  • 3. bestemmingsplan Assen - Smetanalaan 536;
  • 4. bestemmingsplan Ter Aardseweg 3;
  • 5. bestemmingsplan Het Anker;
  • 6. bestemmingsplan MFA Pittelo;
  • 7. bestemmingsplan Venestraat 175;
  • 8. bestemmingsplan hoek Molenstraat Troelstralaan;
  • 9. wijzigingsplan Het Anker.

Ook bovengenoemde bestemmingsplannen en wijzigingsplan zijn verwerkt in deze beheersverordening, waarbij alle planologische rechten overgenomen zijn (met uitzondering van eventuele wijzigingsbevoegdheden). In totaal worden dus 11 bestemmingsplannen en 1 wijzigingsplan vervangen door deze beheersverordening.

Daarnaast zijn o.m. onderstaande verleende omgevingsvergunningen (waarbij gebruik gemaakt is van de in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) opgenomen afwijkingsmogelijkheid) verwerkt in deze beheersverordening.

  • woongebouw Vissingahuysen aan Het Kanaal;
  • basisschool De Driesprong;
  • Dichtershof bouw van 9 appartementen voor SWA;
  • Dichtershof bouw van 14 appartementen SWA;
  • zorgboerderij Dreslanden 2;
  • Peelo Sluis;
  • basisschool De Vuurvogel 2;
  • 2-onder-een-kap woning Dreslanden 18.

1.4 Leeswijzer

In deze beheersverordening wordt in hoofdstuk 2 de algemene inhoud van de beheersverordening en het van toepassing zijnde beleid besproken. In hoofdstuk 3 wordt specifiek ingegaan op de uitgangspunten voor dit plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van de beheersverordening besproken. Hoofdstuk 6 en 7 gaan vervolgens in op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 De beheersverordening

2.1 De beheersverordening

Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de werkingsduur van 10 jaar. In de beheersverordening wordt het bestaande gebruik vastgelegd.

Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd. Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd.

Bij gebruik in ruime zin wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Gebruik in ruime zin kan weer worden onderscheiden in een beperkte en een brede variant. In de beperkte variant wordt het - met het bestemmingsplan in overeenstemming zijnde - bestaande gebruik met de bijbehorende bouwwerken vastgelegd met daarin opgenomen, al dan niet gerealiseerde, beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van het hoofdgebouw.

Daarentegen kunnen in de brede variant alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestemmingsplan worden opgenomen. In de vakliteratuur (P.J.J. van Buuren, De beheersverordening, TBR 2009/2, p 3-10.) is een vraagteken bij de ruime variant gezet. Met de brede variant zou de reikwijdte van de beheersverordening teveel worden opgerekt.

De gemeente Assen heeft ervoor gekozen om de gebruiksmogelijkheden in ruime zin te hanteren en dus het vigerende bestemmingsplan als basis te gebruiken. Daarbij is gekozen om de beperkte variant te gebruiken en uit te gaan van de bestaande situatie. Het gebied is al volledig ingericht op basis van de geldende bestemmings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen.

De Minister van VROM (thans I&M) heeft aangegeven dat onder de woorden 'geen ruimtelijke ontwikkeling' moet worden verstaan: geen ruimtelijk relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden of opstallen, alsmede bouwkundige wijzigingen van bouwwerken. Daarbij wordt gewezen op vergunningsvrije bouwwerken en activiteiten die onder de kruimelgevallenlijst vallen (artikel 4 van bijlage II Bor). Het al dan niet voorzien zijn van dergelijke bouwwerken en activiteiten in het plangebied, vormen geen belemmering voor het vaststellen van een beheersverordening.

Als de beheersverordening in werking treedt, dan vervalt het ter plaatse geldende bestemmingsplan en vice versa. Een beheersverordening heeft dezelfde status als een bestemmingsplan en vormt dus een toetsingsinstrument bij omgevingsvergunningen e.d.

2.2 Beleidsaspecten

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het Rijksbeleid geeft geen kaders mee voor deze beheersverordening.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden. Dit besluit bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen.

Het plan heeft niet te maken met woningbouw- dan wel bedrijfsopgaven. Het betreft het planologisch vastleggen van de huidige stand van zaken. Er is daarom geen strijdigheid met rijksbeleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder.

Doel

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Motiveringsplicht en resultaat

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Onderhavig plan is conserverend van aard. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een groter ruimtebeslag tot gevolg hebben. Door het ontbreken van nieuw ruimtebeslag behoeft de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ niet toegepast te worden.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

De geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld juli 2014) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe voor de periode tot 2020 en in een aantal gevallen daar voorbij.

In de geactualiseerde Omgevingsvisie geeft de provincie aan dat zij onder meer de ruimtelijke identiteit van Drenthe wil versterken en ontwikkelingen wil stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Het begrip ruimtelijke kwaliteit kent geen scherpe definitie. Ruimtelijke kwaliteit gaat over de kwaliteit van de ruimte waarin we wonen, werken en recreëren. Het is de optelsom van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde. De provincie vindt dat een omgeving een goede ruimtelijke kwaliteit heeft wanneer deze geschikt is voor mens, plant en dier. 'We bedoelen een omgeving die mooi is, waar mensen zich thuis voelen, waar de historie van de streek kan worden beleefd, waar lucht, bodem en water schoon zijn en waar huizen, bedrijven en wegen een logische plek kennen.' Kortom: een omgeving die mede door deze kenmerken aantrekkelijk is voor vestiging en verblijf.

Provinciale Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 9 maart 2011 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld. Een aanpassing van deze verordening is in voorbereiding. Deze is echter nog niet in werking op het moment dat deze beheersverordening wordt vastgesteld.

De verordening is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen aan dienen te voldoen. Onder andere de regels voor het Nationaal Landschap Drentsche Aa zijn hierin vastgelegd, maar ook het toepassen van de Ladder van duurzame verstedelijking en (duurzaam) gebruik van de ondergrond. Ten aanzien van dit laatste wordt een duidelijke afweging ten aanzien van provinciale beleidsdoelen voor WKO (warmte-koudeopslag) en geothermie verwacht. In de verordening is verder het principe neergelegd dat de provincie geen bemoeienis heeft met het gemeentelijk woonplan zelf, maar wil sturen op de regionale afstemming in een woonregio.

Conclusie

Binnen het plangebied is geen sprake van kernkwaliteiten zoals genoemd in de Omgevingsvisie en de verordening. De actualisatie van het planologische kader door middel van een beheersverordening is mede gezien het consoliderende karakter mogelijk binnen het stedelijk gebied.

Het provinciaal beleid beschrijft geen ontwikkelingen in onderhavig verordeningsgebied zodat er geen strijdigheid is met provinciaal beleid en gebruik gemaakt kan worden van het instrument beheersverordening.

2.2.3 Regionaal beleid

Regiovisie Groningen-Assen 2030

De Regio Groningen-Assen is een samenwerkingsverband van twaalf gemeenten en twee provincies. Samen vormen zij de belangrijkste concentratie van bevolking en werkgelegenheid in Noord-Nederland. Het samenwerkingsverband heeft in 2004 een globale visie vastgesteld voor de gewenste ontwikkeling van de regio tot 2030. De Regio Groningen-Assen streeft naar een gezonde economische basis, een goede bereikbaarheid, een voldoende en gevarieerd woningaanbod en naar behoud van rust, ruimte en schone lucht. Voor Assen als tweede stad in de regio is een belangrijke rol weggelegd op het gebied van wonen, werkgelegenheid, voorzieningen en zorg. Met het oog op de ruim opgezette stedenbouwkundige structuur, zal in Assen een belangrijk deel van de woningbouwopgave worden gerealiseerd in (centrum) stedelijke woonmilieus. Daarbij kunnen locaties binnen het plangebied Assen-Noord aan de orde komen, hetzij door invulling van open plekken dan wel herontwikkeling van herstructurerings- en functiewijzigingslocaties.

De 12 gemeenten en 2 provincies in Regio Groningen-Assen hebben in 2012 nieuwe woningbouwafspraken gemaakt. Daarmee is de regionale opgave in lijn gebracht met recente bevolkingsprognoses en de gewijzigde marktomstandigheden. Met de nieuwe woningbouwafspraken is de woningbouwplanning en -programmering binnen de gehele regio opnieuw afgestemd. Groningen en Assen hebben in dit verband een bovenlokale functie en daarmee een relatief grote woningbouwopgave.

De regiovisie beschrijft geen ontwikkelingen in onderhavig plangebied zodat op basis hiervan gebruik gemaakt kan worden van de beheersverordening. Mocht er binnen het plangebied in de toekomst sprake zijn van herontwikkeling, herstructurering en/of functiewijziging, dan zal hiervoor separaat een planologische procedure gevoerd worden.

2.2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Assen 2030

Op 1 februari 2010 heeft de gemeenteraad van Assen de Structuurvisie Assen 2030 vastgesteld. De structuurvisie bouwt voort op de visie 'Assen Koerst' (2001) en Structuurplan Stadsrandzone Assen (2008) welke de gewenste ontwikkelingen tot 2020 beschrijven (het structuurplan biedt ook een doorkijk naar de langere termijn). In de structuurvisie 2030 zijn ideeën uit eerder gemaakte plannen en visies op vergelijkbaar niveau verwerkt.

In de visie is verwoord op welke manier de stad in de komende 20 jaar gaat doorgroeien tot 80.000 inwoners, welke rol de stad inneemt in het stedelijk netwerk Groningen-Assen en op welke manier de identiteit als hoofdstad van Drenthe kan worden versterkt. De visie is integraal van aard: naast aspecten met een ruimtelijke component zoals wonen, verkeer en groen, wordt de inzet op het gebied van onderwijs, zorg, welzijn en vrije tijd beschreven. Voor het aspect 'werken' wordt de ambitie uitgesproken om voldoende werkgelegenheid te bieden voor een groeiende stad en regio. Om nieuwe bedrijven naar Assen te halen, wil de gemeente zorgen voor aantrekkelijke vestigingsplekken op strategische locaties. Voor het huidige aanbod aan kantoorlocaties en bedrijventerreinen wordt een kwaliteitsimpuls beoogd. Dit kan door bijvoorbeeld de verbetering van de bereikbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0002.png"

Figuur 2: structuurvisiekaart structuurvisie Assen 2030

Structuurvisie FlorijnAs

De Structuurvisie FlorijnAs is opgesteld op grond van de Crisis- en herstelwet. De FlorijnAs is het belangrijkste ontwikkelingsgebied van de gemeente Assen. Tot 2030 vinden hier de meeste ontwikkelingen plaats die de groei naar 80.000 inwoners faciliteren. De FlorijnAs voorziet in een breed programma en omvat uiteenlopende ruimtelijke interventies: herontwikkeling, transformatie, revitalisering, intensivering van het ruimtegebruik, infrastructurele ingrepen, een nieuw bedrijventerrein en landschapsontwikkeling. In de FlorijnAs zijn zes deelprojecten te onderscheiden met elk een eigen karakter en specifieke (her)ontwikkelkansen:

  • 1. Assen Zuid.
  • 2. Havenkwartier.
  • 3. Revitalisering Stadsbedrijvenpark.
  • 4. Assen aan de Aa.
  • 5. Stationsgebied en Stadsboulevard.
  • 6. Tweede fase Blauwe As.

Deze zes ontwikkelingsgebieden moeten in samenhang beschouwd worden als onderdeel van een groter geheel, de FlorijnAs. De Structuurvisie FlorijnAs brengt samenhang aan in de deelprogramma's en biedt het planologisch kader voor het versneld realiseren hiervan. De structuurvisie is concreet op de korte termijn en flexibel op de lange termijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0003.png"

Direct grenzend aan het plangebied worden de Stadsboulevard en de Blauwe As 2e fase gerealiseerd. Dezw ontwikkelingen zijn inmiddels in uitvoering. De nieuwe ontwikkelingen voor o.a. de Stadsboulevard zijn in speciaal daarvoor opgestelde (ontwikkelings) bestemmingsplannen geregeld. Op die manier is het voor alle belanghebbenden duidelijk dat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan of beheersverordening, danwel ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Gezien het conserverende karakter van deze beheersverordening, biedt de Structuurvisie FlorijnAs geen specifieke aanknopingspunten voor deze beheersverordening.

Duurzaamheidsvisie 2009-2015

De duurzaamheidsvisie 2009-2015 is een kaderstellende visie voor aanpalende beleidsvelden. In de visie wordt aangegeven op welke terreinen in het gemeentelijke beleid aandacht wordt besteed aan de bredere duurzaamheidsdoelstelling en wordt verwezen naar de ambities in deze beleidsterreinen. In een aantal gevallen zijn de ambities aangescherpt, vooral met het oog op de ambitie om CO2-neutraal te worden als gemeente. Enerzijds gaat het om maatregelen/ambities met betrekking tot de gemeentelijke organisatie en anderzijds om een duurzame ruimtelijke inrichting. Hoog op de agenda staan de volgende duurzame doelen:

  • 1. energiebesparing in gebouwen;
  • 2. ontwikkeling van groene, energiezuinige woonwijken en bedrijventerreinen;
  • 3. milieuthema's: water, bodem, lucht, geluid, afval en veiligheid.

De gemeente Assen streeft ernaar om duurzaam te bouwen met zo min mogelijk (milieu)kwaliteitsverlies in leefomgeving, natuur en landschap. Daarnaast bestaat het streven uit structurele toepassing van duurzaamheidsprincipes in de bouw en bij stedelijke ontwikkeling. Hierbij worden woningen en voorzieningen zo veel mogelijk op duurzame wijze gebouwd en de omgeving wordt duurzaam ingericht. De principes van duurzaam bouwen en de principes van het bevorderen van een hoogwaardige stedelijke ecologie zijn van toepassing.

Vanuit de 'Provinciale Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid' wordt een duidelijke afweging ten aanzien van provinciale beleidsdoelen voor WKO (warmte-koudeopslag) en geothermie verwacht. De milieukundige en economische voordelen van het gebruik van bodemenergie rechtvaardigen - ook binnen de kaders van het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid en de gemeentelijke bodemvisie - een dergelijke afweging.

De gemeente Assen wil een duurzame, CO2-neutrale gemeente zijn. De energiepotentiekaart (zie figuur 4) geeft een beeld welke duurzame energievorm de meeste potentie heeft. Op basis van de ambities uit de duurzaamheidsvisie en het energiebeleid bestaan op basis van de energiepotentiekaart voor dit plangebied vooral veel kansen voor warmte- en koudeopslag en het benutten van zonne-energie. Deze energievormen stimuleert de gemeente door zongericht te verkavelen, ontwikkelaars in contact te brengen met de provinciale WKO-coach en te adviseren over economische haalbaarheid. Bovendien bestaan hulpmiddelen om bodemenergie en zonne-energie lokaal te toetsen op haalbaarheid [http://www.wkotool.nl/ en http://energieloket.assen.nl/].

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0004.png"

Figuur 4: energiepotentiekaart Assen.

Archeologiebeleid

De gemeente Assen heeft als onderdeel van het archeologiebeleid een beleidskaart (2011) vastgesteld. Op basis van de archeologische verwachtingskaart, de geïnventariseerde vindplaatsen, het overzicht van alle (archeologisch) onderzochte terreinen en de beleidsrichtlijnen van de provincie Drenthe voor de terreinen die als 'provinciaal belang archeologie' zijn aangemerkt is de beleidsadvieskaart opgesteld. Op de beleidsadvieskaart zijn de beleidskeuzes van de gemeente Assen weergegeven. Alle elementen hebben een eigen kleurcode gekregen. In de legenda van de kaart zijn hieraan archeologische adviezen gekoppeld. De kaart is dus het instrument om in het geval van ruimtelijke ingrepen te bekijken of archeologisch onderzoek dient plaats te vinden voordat een vergunning kan worden afgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0006.png"

Figuur 4: Archeologische beleidsadvieskaart Assen

In de regels zijn voor vorenstaande gebieden nadere regels gesteld die van toepassing zijn indien bodemverstorende werkzaamheden plaatsvinden.

Kantorenbeleid

De ambities van de gemeente Assen inzake de ontwikkeling van kantoorlocaties zijn vastgelegd in de nota ‘Kiezen voor locaties op maat’. Bij de uitbreiding van de vloeroppervlakte van kantoren wordt ervoor gekozen om ontwikkelingen nabij het centrum (stationsgebied) in evenwicht te houden met de ontwikkelingen via uitbreiding aan de rand van de stad. De nota biedt verder geen kaders voor dit bestemmingsplan.

Woonbeleid

Het vigerend gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het beleidsdocument 'Woonplan Assen 2010 -2030'. Het woonplan is de uitwerking van het toekomstbeeld van Assen, zoals dat is neergelegd in Assen Koerst en de Structuurvisie Assen 2030 voor het thema wonen. In het woonplan is onder andere de woningbouwopgave voor de korte en langere termijn vastgesteld. Deze opgave is leidend voor de planontwikkeling in de gemeente Assen en wordt geoperationaliseerd middels de gemeentelijke woningbouwplanning en -programmering.

Waar in het woonplan nog werd uitgegaan van een lichte crisisvariant, is inmiddels duidelijk geworden dat dit een te optimistisch uitgangspunt was. Door de economische recessie in de jaren 2008 tot 2014 en gewijzigd rijksbeleid, is een geheel andere situatie op de woningmarkt ontstaan. Bovendien voorspellen de meest recente prognoses een lagere bevolkingsgroei dan destijds werd voorzien. De gewijzigde omstandigheden waren in 2012 aanleiding om de regionale woningbouwafspraken te herzien. Voor alle gemeenten in de regio's Groningen-Assen en Noord-Drenthe zijn de woningbouwopgaven neerwaarts bijgesteld.

Mede vanwege de gewijzigde omstandigheden zal het woonplan in 2014/2015 worden geactualiseerd o.a. op basis van een nieuwe woningmarktonderzoek. Daarbij zal zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve woningbehoefte opnieuw worden vastgesteld.

Groenbeleid

In 2006 heeft de gemeente Assen een groenstructuurvisie vastgesteld. In 2010 is een uitwerking van de Groenstructuurvisie vastgesteld, die heet "Het Groene Frame van Assen”. In deze visie zijn de hoofdlijnen van het groenbeleid voor de komende 20 jaar verwoord. In de visie wordt geconstateerd dat Assen een monumentale stad is die van oudsher beschikt over veel groen. Uitgangspunt van de visie is het versterken en uitbouwen van het bestaande ‘groene frame’ (zie onderstaande figuur). Tot dit frame behoren waterlopen, bossen, parken, recreatiegebieden, groene stadsranden, bomen en de entrees van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0007.png"

Figuur 5: Groene framewerk van Assen (rood = te ontwikkelen hoofdframe, oranje= te ontwikkelen subframe, groen = te ontwikkelen groenverbindingen, sterretje = entree)

Verkeer en vervoersbeleid

Met de strategienota Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (2005) is een visie ontwikkeld op de bereikbaarheid van Assen in de komende jaren. Belangrijk onderdeel van de nota is het integreren van het concept ‘Duurzaam Veilig’ in het verkeer en vervoersbeleid van de gemeente. Uitgangspunt van ‘Duurzaam Veilig’ is het scheiden van verkeersstromen en het inrichten van wegen overeenkomstig het functiegebruik. Daarbij is het wegennet ingedeeld in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (verblijfsgebied). De bestaande wegen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. Wegen met een snelheidsregime van 50 km/uur of hoger hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. De overige wegen hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.

Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2013-2018

De gemeente heeft een wettelijke taak uit te voeren in het stedelijk waterbeheer. De gemeente heeft vanuit de Wet milieubeheer de plicht een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) op te stellen. Dit plan vormt de grondslag voor de rioolheffing. In 2013 zijn het waterplan en verbreed GRP gecombineerd in één nieuw plan. Het Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen verwoordt de strategische visie op het gebied van waterbeheer en riolering voor de komende jaren. Voor de totstandkoming van dit plan is overleg gevoerd met de waterschappen Hunze en Aa's, Noorderzijlvest en Reest en Wieden.


Het beleid is gericht op behoud en verbetering van een gezonde, veilige en duurzame leef- en werkomgeving voor de lange termijn (2030). De belangrijkste uitdagingen daarbij zijn: opvangen klimaatverandering, bekostiging van de toename van renovatie en vervanging, kostenefficiëntie, vergroten van duurzaamheid en samenwerking in de afvalwaterketen.

In het plan worden de volgende vijf thema's beschreven.

  • 1. Droge voeten in een veranderend klimaat: Assen streeft ernaar om geen overlast ten gevolge van water op straat te hebben. De afvoer- en bergingscapaciteit van het rioolstelsel moet voldoende groot zijn om wateroverlast te voorkomen, uitgezonderd in extreme omstandigheden en overmacht situaties. Onder extreme weersomstandigheden is "water op straat" acceptabel zolang het effect hiervan beperkt blijft tot enige hinder. Het mag in geen geval leiden tot ernstige overlast of schade.

  • 2. Behouden en verbeteren waterkwaliteit: Assen streeft naar schoon en ecologisch gezond stadswater. Het voorkomen van vervuiling van afstromend hemelwater staat aan de basis van een duurzame invulling van stedelijke waterhuishouding en bescherming van de grondwaterkwaliteit en natuurgebieden als de Drentsche Aa (tevens bron van drinkwater).

  • 3. Doelmatig beheer van voorzieningen (assetmanagement): De voorzieningen voor de inzameling en verwerking van afvalwater, regenwater en grondwater hebben meestal een lange levensduur en zijn kostbaar. Het in stand houden van deze voorzieningen vormen een belangrijke dienst van de gemeente aan burgers en bedrijven. Om deze voorzieningen ook in de toekomst betaalbaar te houden wordt samengewerkt met de buurgemeenten en de drie inliggende waterschappen.

  • 4. Vergroten Duurzaamheid: Voor het functioneren van de waterketen (pompen, gemalen, etc.) is energie nodig. Gezocht wordt naar mogelijkheden om energie te besparen (geringe opvoerhoogtes, energiezuinig en slim pompen). Samen met waterschap Hunze en Aa's vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheid om de rioolwaterzuivering Assen als energie- en grondstoffenfabriek te gaan benutten.

  • 5. Beleving van water, betrokken burger: Water moet een toegevoegde waarde hebben voor de kwaliteit van de leefomgeving en levert tegelijkertijd een bijdrage aan het voorkomen van wateroverlast. Door samenwerking met de andere waterpartners wil Assen de communicatie richting burger verbeteren. Burgers moeten niet belast worden met de vraag bij wie ze aan moeten kloppen voor bepaalde problemen.

De waterparagraaf, waarin onder meer aan het waterplan is getoetst, is opgenomen in paragraaf 4.8.

Nota Bodembeheer

De nota Bodembeheer (2009) geeft invulling aan de bodemambities van de gemeente Assen met betrekking tot hergebruik van grond en baggerspecie. De gemeente Assen heeft voor gebiedsspecifiek beleid gekozen. Het grootste deel van de gemeente Assen heeft een diffuse bodemkwaliteit gelijk aan de achtergrondwaarde (schone grond). Het gebiedsspecifieke beleid houdt in dat binnen bedrijventerreinen categorie wonen grond (LMW2 = oranje op onderstaande figuur) kan worden toegepast. Binnen woonwijken mag alleen schone grond (achtergrondwaarde, LMW1 = lichtgroen op onderstaande figuur) worden toegepast. De navolgende figuur toont de toepassingskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0008.png"

Figuur 6: bodemkwaliteitskaart gemeente Assen met in rood globale ligging plangebied.

In de bodemparagraaf 4.2 vindt toetsing in verband met de haalbaarheid ten aanzien van het aspect bodem plaats.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Assen (2008)

Om ruimte te bieden aan de ruimtelijke ontwikkeling van Assen en om ervoor te zorgen dat geen onnodige of onacceptabele veiligheidsrisico's worden gelopen, is het wenselijk om sturing te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen bestaande risicocontouren. Assen kiest voor gebiedsgerichte ambitieniveaus. Voor woonwijken kiest Assen voor een maximaal veiligheidsniveau. Op bedrijventerreinen kiest Assen voor een grotere flexibiliteit om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. Het ambitieniveau voor het plangebied is woonwijk. In de navolgende tabel zijn de ambitieniveaus per type gebied weergegeven. In figuur 7 bij de tabel zijn de gebiedstypen verbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0010.png"

Figuur 7: overzicht gebiedstypen met in rood aangegeven het plangebied

(Bron: Beleidsvisie externe veiligheid)

2.2.5 Conclusie beleid

Uit bovenstaande beleidsparagrafen blijkt, dat er binnen de planperiode van 10 jaar geen ontwikkelingen voorzien worden in het beheersverordeningsgebied. De beheersverordening kan daarmee gebruikt worden om een actueel planologisch kader te krijgen.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten beheersverordening Assen-Noord

Zoals in paragraaf 2.1 beschreven is er, vanwege het conserverende karakter van het gebied, voor gekozen om een beheersverordening op te stellen. Het verordeningsgebied heeft ruim 13.300 kadastrale percelen, waarvoor deze beheersverordening van toepassing is. In de geldende bestemmingplannen hebben de meeste percelen een woonbestemming. Daarnaast komen een aantal maatschappelijke functies voor en in mindere mate bedrijven. Openbare voorzieningen in de vorm van wegen en groenvoorzieningen zijn vooral te vinden in recreatiepark Pittelo en in Lariks.

Er worden geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien waarvoor het planologisch kader aangepast hoeft te worden. De beheersverordening is voor dergelijke gebieden een prima instrument om een actueel planologisch regime te krijgen en daarmee te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

De Wro legt niet bindend vast hoe een beheersverordening er uit moet komen te zien. De beheersverordening is in grote lijnen vormvrij qua inhoud en opzet. Het is wel duidelijk dat de beheersverordening betrekking heeft op een gebied en regels geeft voor het beheer van dat gebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. In dit hoofdstuk wordt de opzet van de beheersverordening beschreven.

3.1 Juridische vormgeving

Om aan te blijven sluiten bij de bestemmingsplannen, die reeds in procedure zijn gebracht in de 1e en 2e tranche actualisatie bestemmingsplannen, is ervoor gekozen om qua vormgeving zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vormgeving van de reeds in procedure gebrachte en vastgestelde bestemmingsplannen.

De beheersverordening bestaat uit een toelichting, regels en een illustratie (identiek/vergelijkbaar aan de verbeelding van een bestemmingsplan). De illustratie wordt gekoppeld aan www.ruimtelijkeplannen.nl door middel van een besluitvlak met daarin de begrenzing van het verordeningsgebied. Er zijn regels opgenomen ten aanzien van de bestemmingen. Deze zijn overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen. De geldende bestemmingen en bijbehorende regels zijn de basis voor deze beheersverordening en worden, waar dat kan, zonder aanpassing verwerkt in de beheersverordening.

De gemeente hanteert algemene regels ten aanzien van bijbehorende bouwwerken en beroepen aan huis. Deze zijn ook opgenomen in deze beheersverordening (zie par. 3.3). De mogelijkheden die deze algemene regels bieden, zorgen niet voor een andere ruimtelijke uitstraling van het verordeningsgebied vanwege de kleinschaligheid. Daarom worden ze verwerkt, ondanks dat ze niet of op een inhoudelijk ander wijze in de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen.

Er is geen sloopverbod opgenomen. Daartoe is geen noodzaak gebleken. Er zijn algemene afwijkingsregels opgenomen vergelijkbaar met de algemene afwijkingsregels die de gemeente standaard opneemt in een bestemmingsplan. Aangezien in deze beheersverordening onder het bestaande gebruik tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan worden begrepen, moet de beheersverordening voorzien in overgangsrecht voor het geval de feitelijk bestaande situatie in strijd is met de verordening. Dit feitelijk bestaande, maar afwijkende gebruik mag namelijk niet zonder meer worden wegbestemd.

3.2 Inventarisatie

Belangrijke stap in het opstellen van de beheersverordening is de inventarisatie. Voor de inventarisatie is van verschillende bronnen gebruik gemaakt. Om de bestaande situatie te inventariseren is gebruik gemaakt van de gemeentelijke Basis Administratie Gebouwen (BAG) en Waarde Onroerende Zaken (WOZ) (zie bijlage ). In deze databases is per kadastraal perceel de functie aangegeven. De peildatum van deze gegevens is oktober 2012. Naast de BAG/WOZ gegevens is het vigerende bestemmingsplan gebruikt om te bepalen welke functies planologisch aanwezig mogen zijn. Daarbij is ook het vergunningendossier gebruikt.

Op basis van de functielijsten uit de BAG/WOZ is onderzocht welke percelen qua functie/gebruik verschillen in beide bronbestanden. Daar waar verschillen in de databases zitten is door middel van een specifieke inventarisatie onderzocht welke functie er echt op het perceel aanwezig is. Daarbij zijn de locaties bekeken via de luchtfoto's, is gebruik gemaakt van de bouwdossiers bij de gemeente en zijn de betreffende locaties specifiek bezocht.

De percelen waarvoor vergunning verleend is voor activiteiten die niet toegestaan zijn op basis van het geldende bestemmingsplan, zijn overeenkomstig de verleende vergunning bestemd.

Er is voor gekozen de inventarisaties geen onderdeel te laten uitmaken van de beheersverordening. De inventarisaties, luchtfoto's en het bouwarchief zijn slechts bronnen waaruit kan worden geput om aan te tonen wat de bestaande situatie is. Dit voorkomt dat er bij fouten in de inventarisaties ongewenste situaties ontstaan. Tevens geeft het de gelegenheid aan burgers om als er een fout staat in de inventarisatie te bewijzen, dat het bestaande gebruik ten tijde van het vaststellen van de beheersverordening anders was. Wanneer de inventarisaties deel uitmaken van het juridische deel, zou dit bij fouten leiden tot juridische procedures. Dit is ongewenst.

3.3 Inpassing gemeentelijke standaard

De gemeente hanteert standaardregelingen ten aanzien van bedrijven-, beroepen aan huis en ten aanzien van bijbehorende bouwwerken bij de woonbestemming. Deze regelingen worden toegepast in alle nieuwe bestemmingsplannen die opgesteld worden. Het doel van de standaard is een gelijkluidende regeling voor veelvoorkomende ruimtelijke aspecten binnen de gemeente. In deze beheersverordening is deze regeling opgenomen, zodat alle burgers in Assen dezelfde rechten krijgen, ongeacht de gekozen planfiguur om de planologische situatie te verwerken (bestemmingsplan of beheersverordening). De opgenomen regelingen komen in hoofdzaak neer op het volgende:

Vrije beroepen aan huis

De regeling voor vrije beroepen aan huis houdt in dat deze moeten plaatsvinden in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:

  • 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
  • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.

Regeling bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken is bepaald door het gemeentebestuur dat deze maximaal 65 m² mogen bedragen bij een woonbestemming. Via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan deze oppervlakte onder voorwaarden vergroot worden naar 80 m². Deze regeling is overgenomen. Voor het overige worden de regels van het geldende bestemmingsplan overgenomen en 1-op-1 verwerkt in de regels van deze beheersverordening.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Afhankelijk van wat er in de verordening wordt geregeld, moeten er eventueel onderzoeken worden verricht of in ieder geval bepaalde aspecten worden afgewogen. Deze beheersverordening is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen die ook al in de vigerende bestemmingsplannen zijn geregeld. Voor zover in de toekomst wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart (inclusief onderzoeksverplichtingen).

Gelet op het conserverend karakter van deze beheersverordening is er geen aanleiding om te veronderstellen, dat de uitvoering ervan leidt tot nadelige gevolgen voor milieu dan wel andere omgevingsaspecten. Onderzoek op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Hieronder worden wel alle onderzoeksaspecten volledigheidshalve kort nagelopen.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Archeologie

Inleiding

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de Wamz is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

Onderzoek

De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart is vertaald in deze beheersverordening. Er zijn op basis van deze kaart twee beschermingsregimes opgenomen in deze beheersverordening. Ondanks dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, kan het voorkomen dat werkzaamheden uitgevoerd worden die mogelijkerwijs zich in de bodem bevindende archeologische restanten aantasten.

Conclusie

Door het opnemen van twee dubbelbestemmingen voor archeologie zijn eventuele archeologische restanten in de bodem voldoende beschermd. Wanneer er een concreet bouwinitiatief komt dient eerst voldaan te worden aan de regels van deze dubbelbestemming voordat echt gebouwd mag worden. Door deze regeling vormt het aspect archeologie geen beperking voor de uitvoering van de plannen.

4.1.2 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6. Bro) gewijzigd. Hierin is onder meer opgenomen, dat het bestemmingsplan een beschrijving moet geven van de wijze waarop rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden. Wat al voor archeologie gold, geldt nu dus ook voor andere cultuurhistorische waarden, zoals bijzondere gebouwen en landschappelijke structuren. Daarmee ligt bij gemeenten de verantwoordelijkheid keuzen te maken ten aanzien van de cultuurhistorische waarden. Deze verplichting geldt volgens het Bro niet expliciet voor een beheersverordening. Desondanks toetsen we vanuit zorgvuldige besluitvorming aan dit aspect.

Een gedeelte van het verordeningsgebied is aangemerkt als beschermd stadsgezicht. Dit gedeelte wordt overgenomen in deze beheersverordening en via een dubbelbestemming beschermd. De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk zodat de cultuurhistorische waarden van het verordeningsgebied niet aangetast worden.

4.2 Bodem

Inleiding

Voordat een bestemmingsplan en/of beheersverordening kan worden vastgesteld, moet aangetoond zijn dat de bodem- en grondwaterkwaliteit geschikt zijn voor het huidige en toekomstige gebruik.

Onderzoek

Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, die binnen de beheerskaders van deze beheersverordening mogelijk zijn, is via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunningverlening zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit. In principe is altijd een bodemonderzoek nodig bij vergunningplichtige bouwwerken die als verblijfsruimte(n) gebruikt gaan worden. Van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden verleend, als bij de gemeente reeds bruikbare historische informatie beschikbaar is. Gezien het conserverende karakter van de beheersverordening is het niet nodig om thans een bodem- en grondwateronderzoek uit te voeren.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. In de beheersverordening is geen specifieke regeling in verband met de bodemkwaliteit opgenomen.

4.3 Ecologie

Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Natura 2000-gebieden. Gebiedsgericht beleid vindt onder meer plaats op basis van de Ecologische Hoofdstructuur.

Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. De Flora- en faunawet gaat uit van het 'nee-tenzij'-principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. In die bepaling staat: 'Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving'. Handelingen die nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen veroorzaken, moeten achterwege gelaten worden of zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Onderzoek

Soortbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren (beschermde flora- en faunasoorten). Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het gedrang komen. Als dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. Aangezien de onderhavige beheersverordening een consoliderend plan betreft en geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, behoeft in het kader van deze beheersverordening geen nader onderzoek plaats te vinden. Wel zal, indien wordt gebouwd of een andere activiteit plaats vindt, op basis van de zorgplicht uit de Flora- en faunawet rekening moeten worden gehouden met de aanwezige beschermde soorten.

Gebiedsbescherming

Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:

  • de Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);
  • beschermde natuurmonumenten (louter relevant voor zover niet tevens als Natura 2000 gebied aangewezen).

Natura 2000-gebieden

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden te onderscheiden. De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De Habitatrichtlijn is zowel gericht op de bescherming van soorten als natuurlijke habitats. In de omgeving van de stad Assen liggen enkele Natura 2000-gebieden; het Fochteloërveen, het Witterveld en de Drentsche Aa. Het beheersverordeningsgebied ligt op ruime afstand van betreffende Natura 2000-gebieden. Bovendien is het conserverend van aard.

Beschermde natuurmonumenten

Beschermde natuurmonumenten hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn. In of dichtbij het plangebied bevindt zich geen beschermd natuurmonument.

Gebiedsgericht beleid

Daarnaast is sprake van gebiedsgericht beleid op basis van aanwijzing als ecologische hoofdstructuur en als nationaal landschap. Dit beleid wordt hierna besproken.

Ecologische Hoofdstructuur

De provincie heeft het beleidsdoel Ecologische Hoofdstructuur (EHS) uit het Provinciaal Omgevingsplan geconcretiseerd en in 2008 als beleidsregel vastgesteld. De EHS is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Kerngebieden kunnen bestaan uit natuurgebieden, bossen, landgoederen en ecologisch waardevolle cultuurlandschappen. Teneinde de ecologische waarde van deze gebieden duurzaam in stand te kunnen houden en de ruimtelijke samenhang te verzekeren, kan het nodig zijn landbouwgronden tot natuurgebied om te vormen (natuurontwikkeling) en ecologische verbindingszones te realiseren. De provincie wil de EHS uiterlijk in 2018 hebben aangelegd. Het plangebied waarop deze beheersverordening betrekking heeft ligt niet in de EHS.

Nationaal Landschap

In de Nota Ruimte zijn Nationale Landschappen aangewezen. Dit zijn gebieden met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere, natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Nationaal Landschap en ligt tevens niet in de directe nabijheid van een Nationaal Landschap. Dit aspect biedt verder geen kaders voor het plan.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt vanwege het conserverende karakter van de beheersverordening geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de verordening.

4.4 Externe veiligheid

Inleiding

De risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Hiervoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Bij de beoordeling van externe veiligheid in relatie tot de ruimtelijke ordening worden twee soorten risico’s onderscheiden; plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt als een kans per jaar en wordt verbeeld in een vaste norm (PR 10-6). Bij het groepsrisico gaat het om de cumulatieve kansen per jaar dat een aantal personen overlijdt als gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of een transportas, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor het groepsrisico bestaat geen wettelijke norm waaraan getoetst wordt. In plaats daarvan wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet onderzocht worden of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds vanwege het plaatsgebonden risico. Tevens moet onderzocht worden of (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen liggen, en zo ja, wat dan de bijdrage is aan het groepsrisico.

Onderzoek

Uit de risicokaart (zie figuur 9 hieronder) blijkt dat in het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Direct buiten de grens van het verordeningsgebied liggen wel enkele risicobronnen. Het gaat om de A28 aan de westzijde (transport gevaarlijke stoffen), twee tankstations met LPG aan de noordwestzijde (langs de A28), een LPG-tankstation aan de zuidwestzijde (Balkenweg) en een LPG-tankstation aan de oostzijde (Industrieweg). De plaatsgebonden 10-6 risicocontour van de A28 ligt op de snelweg en reikt daarmee niet over het plangebied. Incidenteel ligt een PR 10-6 contour van een vulpunt/opslagtank van een LPG-tankstation over een klein deel van het plangebied, maar niet over (beperkt) kwetsbare objecten. Hierdoor en vanwege het conserverende karakter van de verordening zijn er geen knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Het invloedsgebied van het groepsrisico van betreffende risicobronnen strekt zich wel voor een deel over het plangebied uit. Echter vanwege het conserverende karakter van de beheersverordening zal het groepsrisico in geen enkel geval toenemen en is een verantwoording van een toename van het groepsrisico niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BHV20121000J-C001_0011.png"

Figuur 9: fragment risicokaart (beheersverordeningsgebied is paars aangegeven).

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt vanwege het conserverende karakter van de beheersverordening geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de verordening.

4.5 Hoogspanningslijn

Inleiding

Bovengrondse hoogspanningsleidingen vallen niet onder de reikwijdte van het landelijk externe veiligheidsbeleid. De aanwezigheid van een vorm van zonering langs bovengrondse hoogspanningslijnen en de ruimtelijke implicaties, die dit heeft, heeft er toe geleid om dit item toch in gemeentelijke Beleidsvisie externe veiligheid op te nemen.

Langs de westzijde van Assen lopen, parallel aan de A28, een 220 kV en een 110 kV hoogspanningslijn van Tennet. Deze lijnen lopen vanaf de zuidelijke gemeentegrens naar het trafostation Zeijerveen ten noordwesten van Assen. De 220 kV lijn loopt vervolgens door naar Groningen en de 110 kV lijn buigt af richting woonwijk Marsdijk, waar deze eindigt op het trafostation Marsdijk. Deze laatste lijn loopt over de noordoostelijke punt van het plangebied.

Belemmerende strook

In het verleden werd in nieuwe bestemmingsplannen aan weerszijden van het hart van het leidingtracé een zone van 20-25 meter in principe vrijgehouden van bebouwing, masten en bomen. Deze zone komt overeen met de zogenaamde 'belemmerende strook' van de leidingbeheerder. De zone betreft een onderhouds- en veiligheidszone. Binnen deze strook kon en kan alleen bebouwing gerealiseerd worden met uitdrukkelijke toestemming van de leidingbeheerder.

In de bestemmingsplannen voorafgaand van de huidige beheersverordening is deze belemmerende strook per abuis niet meegenomen. Bij de realisering van het deelgebied De Kampen zijn aan de Brummelkampen een tweetal hoekwoningen binnen de zuidelijke 20 meter zone gebouwd (vier woningen uitgaande van een 25 meter zone).

Indicatieve zone

Bij nieuwe ruimtelijke plannen rondom hoogspanningsleidingen wordt op basis van de gemeentelijke Beleidsvisie externe veiligheid thans voor gevoelige bestemmingen (woningen, crèches en kinderopvangplaatsen) in beginsel de indicatieve zone gehanteerd en voor niet gevoelige bestemmingen (zoals bedrijfsgebouwen) in principe de belemmerende strook. De indicatieve zone voor de betreffende hoogspanningslijn (110 kV-lijn) is 50 meter. Indien bij nieuwe plannen voor gevoelige bestemmingen overlap met de indicatieve zone optreedt, dan laat de gemeente, in overleg met de netbeheerder, de zogenaamde specifieke zone bepalen. Uiteindelijk wordt dan geadviseerd om geen nieuwe gevoelige bestemmingen binnen de specifieke zone (0,4 uT zone) toe te staan.

In deze beheersverordening worden überhaupt geen nieuwe, gevoelige bestemmingen toegelaten en daarmee ook niet binnen de binnen de indicatieve zone. De gevoelige bestemmingen zijn eerder gerealiseerd waardoor sprake is van een bestaande functie en bestaande bebouwing.

Door onderzoek aan de Driesprong in Marsdijk is bekend waar ter hoogte van de Brummelkampen de specifieke zone ligt. De bestaande woningen liggen allemaal buiten deze specifieke zone.

Conclusie

Het aspect hoogspanning vormt vanwege het conserverende karakter van de beheersverordening geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de verordening. In deze beheersverordening is een belemmerende strook van 25 meter aan weerszijden van het hart van de 110 kV-lijn met een dubbelbestemming opgenomen op de illustratie en in de regels.

4.6 Geluid

Inleiding

De Wet geluidhinder (Wgh) regelt de mate waarin het geluid veroorzaakt door wegen, spoorwegen en/of gezoneerde industrieterreinen geluidgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen e.d.) mag belasten. Voor wegverkeer stelt de wet dat de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB in principe niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB in principe niet worden overschreden. Voor industrielawaai van gezoneerde industrieterreinen mag de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) in principe niet worden overschreden. Wanneer geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden ontwikkeld, geldt op basis van artikel 76 lid 3 Wgh geen onderzoeksverplichting.

Onderzoek

Deze beheersverordening maakt geen ontwikkelingen en daarmee nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. Er worden ook geen nieuwe wegen aangelegd of maatregelen genomen aan bestaande wegen. Akoestisch onderzoek is daarmee niet aan de orde.

Conclusie

Het aspect geluid vormt vanwege het conserverende karakter van de beheersverordening geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de verordening.

4.7 Luchtkwaliteit

Inleiding

Voor luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof (NO2)en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Vooralsnog geldt dat voor:

  • woningbouwlocaties: met minder dan 1.500 woningen (met één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (met twee gelijke ontsluitingswegen) ;
  • infrastructuur: dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: bij minder dan 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Bijzondere aandacht verdient verder het op 16 januari 2009 in werking getreden Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de buurt van rijks- en provinciale wegen beperkt. Daarvoor voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is. Aan weerszijden van rijkswegen 300 meter en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg). Waar in een dergelijk onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden. Dat gebeurt al in de context van de goede ruimtelijke ordening.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleegen bejaardentehuizen. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Onderzoek

Assen heeft een eigen verkeersmilieukaart. Uit het model blijkt dat nergens in Assen overschrijding van de grenswaarden optreedt. Verder maakt de beheersverordening geen nieuwe ontwikkeling mogelijk, die van grotere omvang is dan wat hiervoor in de inleiding is aangegeven. Er is in dit plan geen sprake van realisatie van nieuwe gevoelige bestemmingen. Op grond van de Wet luchtkwaliteit bestaat geen aanleiding voor een naar onderzoek naar luchtkwaliteit.

Conclusie

De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk die van grotere omvang is dan wat hierboven is aangegeven. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' verslechtert. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de verordening.

4.8 Water

Sinds 1 november 2003 is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op waterhuishoudkundige aspecten: de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd.

Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden dus (in samenhang) in beschouwing genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om ruimtelijke plannen waterneutraal vorm te geven en om het watersysteem op orde te krijgen.

Compensatieplicht

In artikel 3.2 van de Keur van Waterschap Hunze en Aa’s is opgenomen dat het verboden is om verhard oppervlak aan te brengen, voor zover dat leidt tot een versnelde afvoer van neerslag naar oppervlaktewater. Hiervoor geldt als ondergrens een toename van verhard oppervlak van 150m² binnen de bebouwde kom, uitbreidingsgebieden en glastuinbouwgebieden of 1.500m² voor overige gebieden. Hiermee wordt zowel bebouwing als erfverharding bedoeld: neerslag die hierop valt zal niet meer langzaam via de bodem kunnen worden afgevoerd. Bij een bouwplan met een dergelijke omvang zal het waterschap advies gevraagd (moeten) worden over bijvoorbeeld infiltratie en of tijdelijke waterberging.

De beheersverordening zorgt niet voor veranderingen aan de waterhuishouding. Het aanwezige water is specifiek bestemd en er zijn geen verontreinigingen bekend die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding. Nader onderzoek kan achterwege blijven.

4.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het Besluit is de invoering van een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor activiteiten die genoemd worden in het Besluit milieueffectrapportage (kolom 1 van de D-lijst), maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen. In het plangebied is geen sprake van activiteiten die vallen onder de C- of D-lijst, zodat een vormvrije m.e.r.-beoordeling achterwege gelaten kan worden.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels.

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.

In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn, worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet.

Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Tenslotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

Hoofdstuk 3: Algemene regels.

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.2 De regels

In de beheersverordening is gebruik gemaakt van een negentiental enkelbestemmingen. Daarnaast zijn een negental dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van archeologische waarden en het beschermd stadsgezicht. Onderstaand wordt de inhoud van de regels beschreven.

Artikel 3 Bedrijf - Garagebedrijf

De bestemming Bedrijf - Garagebedrijf is toegekend aan een bedrijf voor verkoop, het onderhoud, de reiniging, het spuiten en de stalling van (motor-)voertuigen. Indien de gronden ook zijn aangeduid met de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' dan mag er ook verkoop plaatsvinden van brandstoffen (niet zijnde LPG). Gebouwen dienen binnen een bouwvlak gebouwd te worden. De maximale hoogtes van de bebouwing zijn op de illustratie aangegeven.

Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 2,50 meter bedraagt, tenzij het luifels betreffen, waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 8 meter mag bedragen.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf

De bestemming Bedrijf - Nutsbedrijf is toegekend aan de percelen waarop voorzieningen staan ten dienste van openbare en semi-openbare nut. De gebouwen moeten binnen bouwvlakken gebouwd worden en de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter. De hoogte van andere bouwerken mag maximaal 2,5 meter bedragen.

Artikel 5 Bedrijf - Tuincentrum

De bestemming Bedrijf - Tuincentrum is toegekend aan de gronden waarop een sier- en boomkwekerijbedrijf is gevestigd. Tevens is een bestaande bedrijfswoning toegestaan. De toegestane hoogtes van de gebouwen zijn op de illustratie aangegeven. Voor andere bouwwerken geldt dat de hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

Artikel 6 Centrum

De bestemming Centrum is toegekend aan gronden ten behoeve van detailhandel, maatschappelijke-, horecavoorzieningen, kantoren, sportief-recreatieve doeleinden en wonen op de verdieping. Gebouwen dienen binnen de bouwvlakken gebouwd te worden en de maatvoering is op de illustratie weergegeven. Het bebouwingspercentage van de bouwvlakken bedraagt 100% tenzij op de illustratie anders is aangegeven.

Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 2,50 meter bedraagt met uitzondering van speeltoestellen, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 8 meter bedraagt.

Artikel 7 Detailhandel

De bestemming Detailhandel is toegekend aan gronden die gebruikt mogen worden voor detailhandel, horecavoorzieningen, dienstverlenende voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning' mogen de gebouwen eveneens op de verdieping gebruikt worden ten behoeve van een (dienst-)woning. De maatvoering van de gebouwen is in de regels en op de illustratie weergegeven. Ten behoeve van bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs-)woning is een regeling opgenomen ten aanzien van oppervlakte en situering.

Artikel 8 Gemengd

De bestemming Gemengd is toegekend aan maatschappelijke-, sportief-recreatieve doeleinden, kantoren, horecavoorzieningen en wonen op de verdieping(en) van gebouwen. De maatvoering van de gebouwen is in de regels en op de illustratie weergegeven. Het bebouwingspercentage van de bouwvlakken bedraagt 100% tenzij op de illustratie anders is aangegeven.

Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 2,50 meter bedraagt met uitzondering van speeltoestellen, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 8 meter bedraagt.

Artikel 9 Groen

De bestemming Groen is toegekend aan groenvoorzieningen en (bos-) beplan- tingen. Door middel van specifieke aanduidingen zijn de kinderboerderij, ijsbaan, volkstuin aangegeven op de illustratie. Op één locatie is een gebouw over de bestemming heen gebouwd wat door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van water - verbindingselement' is aangegeven. Ten behoeve van bovengenoemde functies zijn in de regels en op de illustratie maatvoeringseisen opgenomen qua oppervlakte en bebouwingspercentage.

Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 5 meter bedraagt met uitzondering van kunstwerken, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 12 meter bedraagt.

Artikel 10 Horeca

De bestemming Horeca is toegekend aan horeca. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bovenwoning' zijn (dienst-)woningen op de verdieping(-en) van gebouwen toegestaan. Gebouwen moeten binnen bouwvlakken gebouwd worden. De maatvoeringseisen zijn in de regels en op de illustratie weergegeven.

Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 2,50 meter bedraagt met uitzondering van speeltoestellen, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 8 meter bedraagt.

Artikel 11 Kantoor

De bestemming Kantoor is toegekend aan de locaties voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke functies, niet zijnde detailhandel. Gebouwen moeten binnen bouwvlakken gebouwd worden. De maatvoeringseisen zijn in de regels en op de illustratie weergegeven.

Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 2,50 meter bedraagt met uitzondering van speeltoestellen, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 8 meter bedraagt.

Artikel 12 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan culturele, educatieve, sociale, medische, levensbeschouwelijke en/of maatschappelijke doeleinden. Bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning. Gebouwen moeten binnen bouwvlakken gebouwd worden. De maatvoerings- eisen zijn in de regels en op de illustratie weergegeven. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.

Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 2,50 meter bedraagt met uitzondering van speeltoestellen, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 8 meter bedraagt.

Artikel 13 Maatschappelijk - Bijzondere Woonvorm

De bestemming Maatschappelijk - Bijzondere Woonvorm is toegekend aan het wonen in een bijzonder woonvorm. Dit betreft bewoning door meerdere personen met in ieder geval één gemeenschappelijke ruimte waarbij ter plaatse ook een vorm van maatschappelijke of sociaal-therapeutische begeleiding plaatsvindt. De maatvoeringseisen zijn in de regels en op de illustratie weergegeven waarbij het bebouwingspercentage maximaal 80% bedraagt.

Artikel 14 Maatschappelijk - Onderwijs

De bestemming Maatschappelijk - Onderwijs is toegekend aan een tweetal scholen in het plangebied (Dr. Nassaucollege, locatie Quintus & Vincent van Gogh, locatie Lariks). Hiervoor zijn recent bestemmingsplannen vastgesteld die verwerkt zijn in deze beheersverordening. De maatvoeringseisen zijn in de regels en op de illustratie weergegeven. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een grotere hoogte en hoger bebouwingspercentage.

Artikel 15 Sport

De bestemming Sport is toegekend aan sportvelden, sportterreinen en dagrecreatieve voorzieningen met daaraan ondergeschikte horecavoorzieningen. De maatvoeringseisen zijn op de illustratie en in de regels weergegeven. Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 5 meter bedraagt, met uitzondering van ballenvangers, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 20 meter bedraagt.

Artikel 16 Verkeer

De bestemming Verkeer is toegekend aan de doorgaande wegen in het verordeningsgebied. Op de tot verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen - worden gebouwd met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 8 meter bedraagt.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is toegekend aan wegen, straten en paden met hoofdzakelijk en een ontsluitingsfunctie voor de aanliggende erven. Tevens zijn bestaande autoboxen door middel van een aanduiding op de illustratie weergegeven en zijn hiervoor regels ten aanzien van de bebouwing gegeven.

Artikel 18 Water

De bestemming Water is toegekend aan het water in het plangebied, dit betreft met name de doorgaande vaarten en vijvers. Op één locatie is een gebouw over de bestemming heen gebouwd wat doormiddel van de aanduiding 'specifieke vorm van water - verbindingselement' is aangegeven. Ten behoeve van bovengenoemde functies zijn in de regels en op de illustratie maatvoeringseisen opgenomen qua oppervlakte en bebouwingspercentage. Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte ten hoogste 5 meter bedraagt.

Artikel 19 Wonen

De bestemming Wonen is toegekend aan de woonhuizen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en rijenwoningen, alsmede voor bijzondere woonvormen (ook als specifieke bestemming opgenomen op basis van het bestemmingsplan Smetanalaan 536) en wooneenheden. Door middel van specifieke aanduidingen zijn binnen de bestemming detailhandel, dienstverlening, kantoor, garages, bedrijven aan huis, een autohandel, een bouwbedrijf, een houtbewerkingsbedrijf en huisartsenpraktijk toegestaan voor zover de percelen als zodanig aangeduid zijn. De maatvoering is in de regels en op de illustratie vastgelegd op de bestaande maten. In de regels zijn regels gesteld ten aanzien van de locatie en afmetingen van bijbehorende bouwwerken. Tevens is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden af te kunnen wijken van deze bij recht toegestane maatvoering.

Artikel 20 Wonen - Appartementen

De bestemming Wonen - Appartementen is toegekend aan de woongebouwen binnen het plangebied. Tevens zijn door middel van specifieke aanduidingen de locaties aangegeven waar kantoren, detailhandel, dienstverlening en garageboxen zijn toegestaan. Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan. In de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid wordt een mogelijkheid geboden om te kunnen afwijken van de bij recht toegestane maten en percentages.

Artikel 21 Wonen - Woonwagencentrum

De bestemming Wonen - Woonwagencentrum is toegekend aan het woonwagencomplex binnen het plangebied. Binnen de regels is het aantal standplaatsen vastgelegd op het bestaande aantal. Bij de woonwagen mag maximaal 1 extra gebouw worden gebouwd met een totale gezamenlijke oppervlakte van 65 m² (woonwagen en extra gebouwtje). De onderlinge afstand bedraagt minimaal 4 meter en de hoogte van de woonwagens bedraagt maximaal 3,50 meter.

Artikel 22 Leiding - Gas

De dubbelbestemming Leiding - Gas is toegekend aan de gronden waaronder een gasleiding ligt. De dubbelbestemming regelt dat binnen een strook van 5 meter aan weerszijde van de leiding alleen bebouwing ten dienste van deze gasleiding gebouwd mag worden binnen gronden voorzien van deze dubbelbestemming. Tevens mogen er zonder omgevingsvergunning geen bodemverstorende activiteiten plaatsvinden.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is toegekend aan de gronden waarboven een electriciteitsleiding loopt. Binnen een zone van 25 meter aan weerszijden van het hart van de leiding mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming gebouwd worden.

Artikel 24 Leiding - Riool

Voor de persleidingen in het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen in verband met de planologische bescherming en de onderhoudsstrook van de leiding. Voor persleidingen met een diameter tot 400 millimeter is een zone van 4 meter aan weerszijden van het hart van de leiding aangehouden. Voor persleidingen met een grotere diameter is 5 meter aan weerszijden aangehouden.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1 t/m Waarde - Archeologische verwachting 1

De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, 2 en 3 & Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2 hebben tot doel eventuele archeologische restanten in de bodem te beschermen. Voor met name bodemverstorende activiteiten die mogelijk zijn binnen de geldende bestemmingen dient eerst aangetoond te worden dat er geen archeologische restanten in de bodem aanwezig zijn. Pas wanneer dit is aangetoond kunnen de activiteiten voortgezet worden.

Artikel 30 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

De bestemming Waarde - Beschermd Stadsgezicht is toegekend aan een aantal panden die binnen het beschermd stadsgezicht vallen. De panden worden hier aanvullend beschermd door de huidige vorm en omvang juridisch te borgen.

5.3 Algemene regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelbepaling

Met de regel van dit artikel wordt voorkomen dat regels ten onrechte zo worden gehanteerd dat meer dan de bedoelde bebouwing kan worden toegestaan.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

5.4 Overgangs- en slotregel

Artikel 33 Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de planregels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 34 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe de beheersverordening aangehaald kan worden. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

5.5 De illustratie

Bij de beheersverordening is een illustratie opgenomen die overeenkomt met de verbeelding van een bestemmingsplan. Deze illustratie is qua systematiek hetzelfde opgesteld als een bestemmingsplan (getekend conform de SVBP) om de vergelijkbaarheid met andere plannen binnen de gemeente zo optimaal mogelijk te houden. De illustratie geeft in samenhang met de regels aan voor welke functie het betreffende perceel gebruikt mag worden en wat de bouwmogelijkheden zijn. De toegelaten gebruiksmogelijkheden zijn 1-op-1 overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen (en eventueel verleende vergunningen waarbij vrijstelling/afwijking van het bestemmingsplan is verleend) en afgestemd op de standaardregels van de gemeente op het gebied van bijbehorende bouwwerken en vrije beroepen aan huis.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk.

Planschade is niet aannemelijk, aangezien de vigerende gebruiks- en bouwmogelijkheden uit de vigerende plannen 1-op-1 zijn overgenomen. Het aantonen van de financiële haalbaarheid is derhalve niet nodig.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Overleg

Bij de voorbereiding van een beheersverordening of bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in geding zijn.

Het voorontwerp van de beheersverordening "Assen Noord 2014" is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden. De overlegreacties en de beantwoording daarvan zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen. Tevens is daarbij vermeld of de overlegreacties aanleiding hebben gegeven om de voorliggende beheersverordening aan te passen.

7.2 Inspraak

De beheersverordening heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen. Er is 1 reactie ingediend. Deze reactie is samengevat en van een commentaar voorzien. Voor de inhoud van en reactie op de ingediende inspraakreacties wordt u verwezen naar de nota inspraak welke als bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd. Tevens is daarbij vermeld of de overlegreactie aanleiding heeft gegeven om de voorliggende beheersverordening aan te passen.