direct naar inhoud van Artikel 13 Waarde - Cultuurhistorie
Plan: Erfgoedkwartier
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.00BP20080000000001-0008

Artikel 13 Waarde - Cultuurhistorie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van het cultuurhistorische karakter van het beschermd stadsgezicht wat tot uitdrukking komt in:
    • 1. de cultuurhistorische en archeologische waarde van het plangebied;
    • 2. de singelstructuur;
    • 3. de wegenstructuur;
    • 4. de groenstructuur en de beplanting;
    • 5. de openbare ruimte;
    • 6. de omringende bebouwing, waarvan met name de parcellering, hoofdvorm van gebouwen, de materiaalkeuze en de gevelindeling bepalend zijn voor de karakteristiek;
      een en ander zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit (augustus 1988), zoals deze als bijlage bij de regels is opgenomen;
  • b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden.
13.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

13.2.1 Uitzondering

Het bepaalde in 13.2 is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken ten dienste van de bestemming met dien verstande dat de hoofdvorm van de bouwwerken, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot-)hoogte, dakhelling, kapvorm en nokrichting, zoals die bestond na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan gehandhaafd dient te worden;
  • b. voor gebouwen geldt dat deze worden geplaatst in de naar de openbare ruimte gekeerde bebouwingsgrens.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud, de versterking en/of het herstel van het beschermde stadsgezicht nadere eisen stellen ten aanzien van de volgende onderwerpen.

13.3.1 Goot- en/of (nok-)hoogte

De goot- en/of (nok-)hoogte van gebouwen indien dit in verband met de in de omgeving aanwezige bebouwing en het in acht nemen van de waarden van het beschermd stadsgezicht wenselijk dan wel noodzakelijk is.

13.3.2 Situering bouwwerken

De situering van bouwwerken indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, de privacy, de bereikbaarheid voor de brandweer en andere hulpdiensten en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk-functionele kwaliteit dan wel ter bescherming van de cultuurhistorische waarden wenselijk is.

13.3.3 Diepte van aan/uitbouwen

De diepte van aan/uitbouwen gerekend vanuit de achtergevel, waarbij geëist kan worden dat deze diepte beperkt wordt tot maximaal 5 m in verband met de openheid van een binnenterrein.

13.3.4 Afmetingen hoofdgebouwen

De afmetingen van hoofdgebouwen indien deze grenzen aan hoofdgebouwen die op de kaart zijn aangeven als rijks- of gemeentelijk monument met die verstande dat de goot- en/of bouwhoogte niet meer dan 20% mag afwijken van de goot - en/of bouwhoogte van genoemde monumenten, een kap zal worden toegepast en de kapvorm en nokrichting worden afgestemd met de kapvorm en nokrichting van de monumenten.

13.3.5 Toepassing kappen

Het afdekken van een nieuw hoofdgebouw met een kap of een daarmee vergelijkbare dak beëindiging indien het te vervangen hoofdgebouw plat was afgedekt en het in verband met de visuele kwaliteit en de cultuurhistorische waarden van de omgeving van het pand wenselijk is dat een vervangend pand met een kap wordt afgedekt.

13.3.6 Parcellering

Het in acht nemen van de historische parcellering dan wel een daarmee vergelijkbare indeling van percelen langs openbaar gebied indien sprake is van het vervangen van bebouwing of het splitsen van panden in smallere eenheden, waarbij geëist kan worden dat aangesloten wordt bij de in het desbetreffende gebied voorkomende kavelbreedte.

13.3.7 Gevelindeling

Het in acht nemen van een verticale gevelindeling, indien dit gewenst of noodzakelijk is in verband met het straatbeeld waarbinnen de betreffende bebouwing wordt opgericht of verbouwd.

De Begeleidingscommissie Binnenstad Assen wordt omtrent het stellen van een nadere eis gehoord.

13.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis) bestemming:

  • a. ontheffing kan uitsluitend worden verleend zoals is bepaald in de in 13.1 genoemde basisbestemmingen;
  • b. ontheffing als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien het cultuurhistorisch karakter van de binnenstad, de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast en de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder b horen burgemeester en wethouders bovendien de Begeleidingscommissie Binnenstad Assen.
13.5 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing van het plan is Bijlage 1 van overeenkomstige toepassing.

13.6 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde, uit te voeren op de voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden:
    • 1. het vellen, snoeien, rooien of anderszins beschadigen van bomen;
    • 2. het aanbrengen van beplantingen;
    • 3. het aanleggen, veranderen of verwijderen van hekwerken, stoeppalen met kettingen, gemetselde buitentrappen en tuinmuren;
    • 4. het aanleggen, verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanbrengen, veranderen of verwijderen van oppervlakteverhardingen, voor zover het meer dan 30 m2 betreft;
    • 5. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen;
    • 6. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden indien het grondwerkzaamheden betreft waarbij sprake is van een hoogteverschil van meer dan 30 cm;
    • 7. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien het andere-werken en/of werkzaamheden betreft die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van rechtskracht worden van het plan.
  • c. De andere-werken en/of werkzaamheden als genoemd onder a zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover:
    • 1. het onder a sub 1 genoemde vellen of rooien van bomen noodzakelijk is in verband met ernstige hinder, gevaar of ziekte van de boom en herplant is verzekerd;
    • 2. het onder a sub 5 genoemde geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen noodzakelijk is;
    • 3. ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een bouwvergunning is verleend en de herbouw binnen één jaar is verzekerd;
    • 4. vanwege gevaar voor instorting.
  • d. Indien en voor zover de aangewezen gronden zijn aangeduid met beeldbepalende boom en binnen de kroonprojectie van de boom wordt de onder a genoemde vergunning slechts verleend indien door de werken en/of de werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen schade wordt toegebracht aan de betreffende boom/bomen respectievelijk geen waarschijnlijke inkorting van de levensduur van de boom/bomen plaatsvindt.
  • e. De werkzaamheden als genoemd onder a sub 6 geschieden op advies van de provinciaal archeoloog.