9.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- het bepaalde in 9.2.1 sub f en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;
- het bepaalde in 9.2.1 sub g en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 5,5 respectievelijk 11 m;
- het bepaalde in 9.2.2 sub b en toestaan dat aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen ten minste 3 meter achter het verlengde van, de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- het bepaalde in 9.2.2 sub d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen;
9.3.2. De in 9.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
- het gebruik van een hoofdgebouw ten behoeve van meer dan één woning;
- het gebruik van gebouwen die vrijstaan van het hoofdgebouw, als zelfstandige woning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep;
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘Wro - zone - Wijzigingsgebied’:
- het bouwvlak wordt gewijzigd;
- de aanduiding ‘bedrijf aan huis’ wordt verwijderd;
- de aanduiding ‘gestapeld’ wordt verwijderd.
9.5.2. Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 9.5.1, onder a, wordt aan een nieuw bouwvlak ten hoogste dezelfde maximale goot- en/of bouwhoogte toegepast.
9.5.3. De in 9.5.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden gebruikt, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
- het wijzigingsplan in overeenstemming is met de vigerende Welstandsnota, dan wel een vastgesteld Beeldkwaliteitsplan