direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wolvega - Van Nijmegen Schonegevelstraat 12
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.WPVanNijmegenstr12-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het perceel Nijmegen Schonegevelstraat 12 te Wolvega betreft de locatie van een voormalige peuterspeelzaal. De aanvrager wil op deze locatie een viertal levensloopbestendige woningen realiseren. De gewenste ontwikkeling is niet direct mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan Wolvega. Wel is geanticipeerd op een nieuwe invulling door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid, waarmee de bestemming kan worden gewijzigd ten behoeve van wonen. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in de kern Wolvega. Het plangebied betreft het gehele perceel Van Nijmegen Schonegevelstraat 12. In figuur 1.1 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.WPVanNijmegenstr12-ON01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is planologisch geregeld in het op 19 september 2011 vastgestelde bestemmingsplan Wolvega. Het is hierin bestemd als 'Maatschappelijk', met daarop een bouwvlak waarbinnen gebouwen opgericht kunnen worden. Binnen deze bestemming wordt voorzien in maatschappelijke voorzieningen en niet in het bouwen van woningen. Bovendien zijn de woningen geprojecteerd buiten het huidige bouwvlak.

Op grond van artikel 11, lid 11.3 kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in de bestemming 'Woongebied' (artikel 18). Voorwaarden hiervoor zijn dat:

  • de wijziging past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde State overeenstemming is;
  • de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;
  • de wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven en instellingen oplevert.

Verder mag geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor wordt een wijzigingsplanprocedure doorlopen. Deze toelichting onderbouwd dat aan alle hiervoor genoemde voorwaarden wordt voldaan.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie, de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het noorden van Wolvega. Als hoofdplaats van de gemeente Weststellingwerf heeft Wolvega een belangrijke centrumfunctie voor de regio. Het plangebied betreft het perceel aan de Van Nijmegen Schonegevelstraat 12. In het verleden was hier een peuterspeelzaal aanwezig. Nu betreft het een braakliggend terrein in een woongebied. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.WPVanNijmegenstr12-ON01_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied en omgeving

2.2 Beschrijving initiatief

Binnen het plangebied worden vier levensloopbestendige woningen gebouwd. De woningen worden ingepast in een bestaand woongebied en in een aaneengesloten lint van woningen. Qua situering, formaat en uitwerking passen de woningen goed bij de bestaande woningen in het lint. In figuur 2.2. is een impressie opgenomen van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.WPVanNijmegenstr12-ON01_0003.png"

Figuur 2.2. Impressie locatie Van Nijmegen Schonegevelstraat 12

De woningen worden ontsloten op de Van Nijmegen Schonegevelstraat. Deze weg is gelegen binnen de bebouwde kom en kent een snelheidsregime van 30 km/uur. De Van Nijmegen Schonegevelstraat heeft een gemengd profiel waardoor fietsers tevens gebruik maken van de hoofdrijbaan. De Van Nijmegen Schonegevelstraat sluit in oostelijke richting aan op de Tjerk Hiddesstraat en in de westelijke richting op de Kerkstraat. Op de percelen is ruimte voor het parkeren van twee auto's. Daarmee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Dit project raakt geen van de 14 belangen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een algemeen belang in de SVIR is het proces van duurzame verstedelijking. Hiervoor is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze houdt in het kort in dat in geval van nieuwe verstedelijking eerst gekeken moet worden beoordeeld of hier regionale behoefte voor is en vervolgens of deze behoefte binnen stedelijk gebied opgevangen kan worden. Indien dit niet mogelijk is, moet een locatie worden gezocht die passend multimodaal ontsloten is.

Het realiseren van vier woningen is op basis van vaste jurisprudentie geen verstedelijking in dit kader. De ladder is zodoende niet van toepassing. Overigens stelt het plan een herinvulling van een binnenstedelijke locatie voor, juist om leegstand tegen te gaan. Hier is sprake van duurzaam ruimtegebruik.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit wijzigingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord.

Wolvega is in het streekplan ingedeeld als regionaal centrum en vormt daarmee een schakel tussen de omliggende kleine dorpen en de stedelijke centra in de provincie. Het beleid is erop gericht om deze regionale functie waar mogelijk te versterken door in te zetten op bundeling en concentratie van wonen en werken en een robuust draagvlak voor voorzieningen. Ten aanzien van woningbouw wordt uitgegaan van een meer dan evenredige woningtoename in de regionale centra. Dit houdt in dat naast de lokale behoefte tevens (in geringe mate) voor de regionale behoefte mag worden gebouwd. Vanuit het oogpunt van een zorgvuldig ruimtegebruik geldt voorts dat in eerste instantie gekeken dient te worden naar mogelijkheden om nieuwe woningen in bestaand bebouwd gebied op te vangen.

De ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt voldoet aan de hiervoor beschreven beleidsuitgangspunten.

Verordening Romte Fryslân 2014

In de Verordening Romte Fryslân, die op 18 juni 2014 is vastgesteld, zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. De volgende regels uit de Verordening Romte zijn van toepassing op dit wijzigingsplan:

Bundeling

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Volgens de begrenzing van het bestaande stedelijk gebied en het landelijk gebied ligt het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied.

Wonen

In hoofdstuk 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Zoals beschreven in paragraaf 3.3 is dit het geval.

Conclusie

Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonplan

Het ‘Woonplan 2009’ is compact en bevat de hoofdlijnen van het woonbeleid. Het bevat een visie, verwoord in strategische en tactische doelen voor het wonen tot 2019. Het Woonplan geeft aan hoe te sturen op kwaliteit en welke procedure gevolgd gaat worden. Het Woonplan gaat vooral over woningbouw, woningverbetering en herstructurering en geeft handvaten voor relaties met andere beleidsvelden, zoals welzijn, zorg, milieu en energie.

De strategische doelen vanuit het Woonplan, waarvan de bedoeling is dat ze langere tijd mee gaan, in dit geval tot 2015 of wellicht tot 2020 zijn:

  • 1. een voldoende en passend aanbod creëren in alle segmenten van de woningmarkt;
  • 2. het vergroten van de kwaliteit van het wonen in alle wijken en dorpen;
  • 3. het vergroten van de kansen van de doelgroepen op de lokale woningmarkt.

Het is van belang om de productie zoveel als mogelijk gelijkmatig te spreiden over de jaren. Daarmee wordt ongewenste concurrentie tussen plaatselijke plannen onderling voorkomen.

Volgens de bestaande afspraken met Gedeputeerde Staten kunnen locaties binnen het bestaand stedelijk gebied planologisch vrij ingevuld worden.

Welstandsnota

De gemeente Weststellingwerf heeft haar welstandsbeleid vastgelegd in de Welstandsnota (2004). De bebouwing in Wolvega kenmerkt zich door de overwegende kleinschaligheid van de bebouwing en de vrij hoge bebouwingsdichtheid. Het beleid is erop gericht het bestaande historische karakter te behouden. Extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wordt wenselijk geacht. Door de welstandscommissie is aangegeven dat de gebiedsaanduiding van het gebied aangemerkt moet worden als gebiedsnummer 6: Uitbreidingen (seriematig).

Voor dit gebied is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. Het voorgestelde bouwplan sluit hierop aan.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

De woningen worden ingepast in een woongebied. Rondom het plangebied liggen uitsluitend woningen. Er is dus sprake van een goed milieutechnische inpassing.

4.2 Wegverkeerslawaai

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds.

Het plangebied ligt niet binnen de wettelijke geluidszone van gezoneerde wegen. Bovendien worden de woningen ingepast in een bestaand woongebied en niet aan wegen die een belangrijke functie voor doorgaand verkeer hebben. Ter plaatse van de woningen is dus geen sprake van onaanvaardbare hinder als gevolg van wegverkeerslawaai.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het wijzigingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Het plan heeft een geringe invloed op de waterhuishouding. Daarom is de korte watertoetsprocedure van toepassing. Volstaan wordt met het opnemen van het wateradvies korte watertoetsprocedure. Dit is opgenomen in Bijlage 1.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied ligt niet in een waterkering van het waterschap en ook niet vrij voor de boezem. Voor Wetterskip Fryslân zijn op dit punt geen belangen aan de orde.

Voldoende

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van bebouwing.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 200 m2 in het stedelijk gebied.

Per saldo heeft het plan geen verhardingstoename tot gevolg. In de voormalige situatie was op het terrein circa 1.100 m2 aanwezig. In de nieuwe situatie is dit ongeveer 1.000 m2. Het is daarom niet noodzakelijk om compenserende maatregelen te treffen.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater op het bestaande rioleringssysteem afgevoerd. Hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

De uitgangspunten uit het wateradvies en uit deze paragraaf worden gecommuniceerd met de aanvrager en als uitgangspunt gehanteerd bij de uitwerking van het plan. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied ligt in een woongebied en is in het verleden in gebruik geweest als peuterschool met bijbehorend terrein. Er is geen sprake van een verdachte locatie. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, waarmee is gewaarborgd dat de ontwikkeling geen risico's voor de volksgezondheid veroorzaakt.

4.5 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Weststellingwerf wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat zich in het plangebied archeologische resten kunnen bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen en ook uit vroegere perioden. De kans op het aantreffen van archeologische resten is echter laag. Archeologisch onderzoek wordt door de provincie aanbevolen bij ingrepen groter dan 2.500 m2.

Onder een ‘grootte van een ingreep' wordt de totale oppervlakte van een bestemmingswijziging ten opzichte van het geldende bestemmingsplan verstaan. De oppervlakte van het plangebied is 2.300 m2. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daarmee niet noodzakelijk. Als bij ingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de Monumentenwet een meldingsplicht.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen of aansluitend op het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. Het is daarom niet noodzakelijk om nadere regels ten aanzien van het beschermen van cultuurhistorische waarden te stellen. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het plan.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied en stelt geen milieubelastende functies voor. Significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van dit plan zijn uitgesloten.

Soortenbescherming

In het plangebied was voorheen een voormalige peuterspeelzaal gelegen. Deze is inmiddels gesloopt en de verhardingen zijn verwijderd. Het plangebied is nu vooral begroeid met gras. Tevens staan er nog enkele bomen. Het is niet uit te sluiten dat het terrein onderdeel is van een habitat van (beschermde) soorten. Het gaat dan vooral om licht beschermde soorten zoals mol, egel, huisspitsmuis en veldmuis. De jonge beplanting is ongeschikt voor vaste verblijfplaatsen.

Bij de uitvoering moet wel rekening gehouden worden met de aanwezigheid van broedvogels. Voor de algemeen voorkomende broedvogels in de beplantingen rondom het plangebied geldt dat deze tijdens het broeden niet verstoord mogen worden. Voor de andere (potentieel) aanwezige, licht beschermde soorten geldt de algemene zorgplicht. Dit betekent dat deze bij de uitvoering van de plannen in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich te verplaatsen naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Conform de risicokaart blijkt dat er in de direct omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Daarnaast vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor of over het water.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied sprake is van een goede luchtkwaliteit. Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De realisatie van vier woningen valt hier ook onder. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Er zijn er geen belemmeringen voor het plan vanuit dit aspect.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Systematiek

Algemeen

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om ruimtelijke plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe plannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit wijzigingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Verbeelding

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemming en toekomstige bouwvlakken weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan Wolvega.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Wolvega, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie: NL.IMRO.0098.BPWolvega-VA01 met de bijbehorende regels (en bijlagen) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

5.2 Toelichting op de bestemming

De enige bestemming in het plangebied is de bestemming ‘Woongebied’. Deze is van toepassing op de gronden ter plaatse van de te bouwen woningen en de tuinen bij deze woningen.

Deze bestemming sluit aan bij de plansystematiek van het bestemmingsplan Wolvega. Binnen de bestemming wordt in combinatie met het wonen ruimte geboden voor een aan-huis-verbonden beroep. Binnen deze bestemming is het aantal woningen op de verbeelding aangegeven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een wijzigingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ruimtelijke ordening is voor een groot deel een belangenafweging. Uit deze belangenafweging blijkt de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Om dit aan te tonen doorloopt het wijzigingsplan de in de wet vastgelegde wijzigingsplanprocedure (artikel 3.6 Wro):

Vooroverleg

In beginsel is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties (in dit geval provincie en waterschap). Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro. Vooroverleg met de provincie is niet aan de orde aangezien de bouw van vier woningen in het plangebied onder bijlage B van de Verordening Romte valt. Het plan is namelijk niet genoemd in de tabel onder Ad 2 (ruimtelijke plannen in bestaand stedelijk gebied). Met het Wetterskip is via de digitale watertoets reeds afstemming gezocht. De overlegpartners worden op de hoogte gesteld van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Op deze manier is voldaan aan artikel 3.1.1. Bro.

Inspraak

Het verlenen van inspraak is niet wettelijk verplicht. De gemeente Westellingwerf heeft in haar Inspraakverordening vastgelegd dat er een inspraakperiode van zes weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. Hiervan kan in voorkomende gevallen worden afgeweken. Gelet op de beperkte omvang en impact van dit plan, is besloten af te zien van de inspraakronde. Eenieder kan een zienswijze indienen tegen het ontwerpwijzigingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om zienswijzen kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Eventueel ingekomen zienswijzen worden door de gemeente beantwoord en al dan niet verwerkt in het wijzingsplan.

Vaststelling

Na de ter inzagelegging besluit het college van burgemeester en wethouders over de vaststelling van het wijzigingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het wijzigingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer en terugverdient uit het voorgestelde programma.

Doel van de in de Wro opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Er wordt uitgegaan van kostenverhaal via de publiekrechtelijke weg: in een exploitatieplan. Daarnaast kan de gemeente in een exploitatieplan eisen en regels stellen ten aanzien van de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro sprake van een bouwplan. In beginsel dient daarom een grondexploitatieplan te worden opgesteld.

Er is sprake van een particulier initiatief. Hierbij spelen geen bovenplanse kosten en ook is geen sturing in fasering en dergelijke nodig. De kosten met betrekking tot het opstellen van het wijzigingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Over het overige kostenverhaal, zoals planschade en het aansluiten van de woningen op het riool, zijn afspraken gemaakt tussen gemeente en ontwikkelaar. Deze afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst. Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht. Daarom besluit de gemeente om geen grondexploitatieplan vast te stellen.