Bij de realisatie van woningen wordt een minimale parkeerindex in acht genomen van 1,7 parkeerplaatsen per te realiseren woning.
De te realiseren parkeerplaatsen, als bedoeld onder a, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' worden gerealiseerd.
5.2. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van parkeergelegenheid bij of in gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer;
De in sub 1. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,20 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of verkeersveiligheid.