Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Sonnegaweg 3 Sonnega
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0098.BPSONNEGAWEG3-VA01

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' voldaan dient te worden aan het gestelde in artikel 4 lid 4.2, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. een aan huis verbonden beroep;
    2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover bestaand; 
  2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen, erven en binnenterreinen;
  2. woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water;
  7. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken geen gebouw zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan één per bouwvlak;
  3. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;
  5. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen, dan wel de bestaande horizontale diepte, indien deze dieper is;
  6. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat bestaande afwijkingen zijn toegestaan;
  7. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze hoger is;
  8. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze hoger is.
4.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  4. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  5. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  6. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m dan wel de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping met een afdekking met een kap;
  7. de afstand van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.
4.2.3 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt dat:
  1. de inhoud niet meer dan 75 m³ mag bedragen;
  2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
  3. in afwijking van het gestelde in artikel 4 lid 2.4 sub a en artikel 4 lid 2.4 sub b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub e en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van de omgevingsvergunning niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;
  2. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub f en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;
  3. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 m;
  4. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub h en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
  5. het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub b  en toestaan dat een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
    1. de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
    2. deze aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub dartikel 4 lid 2.2 sub e en artikel 4 lid 2.2 sub f, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en;
    3. het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub a in acht wordt genomen;
  6. het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in artikel 4 lid 2.2 sub c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
  7. het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub e en toestaan dat de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  8. het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub f en toestaan dat de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.
4.3.2 Afwegingskader
4.3.2 De in artikel 4 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. het gebruik van een hoofdgebouw ten behoeve van meer dan één woning;
  3. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mogen maximaal vier nieuwe woningen worden opgericht, met dien verstande dat de tweede, derde en vierde nieuwe woning niet eerder mogen worden opgericht dan dat alle bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en daaraan gerelateerde betonnen verhardingen als mestplaten, kuilvoerplaten en mestopslagen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gesloopt zijn.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
4.5.2 Afwegingskader
De in artikel 4 lid 5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.