direct naar inhoud van Artikel 5 Woongebied
Plan: Oosterstreek 121 - 123 (drie woningen)
Status: Ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.BPOOSTERSTREEK123-ON01

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
  • b. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • d. woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. waterlopen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen;
  • d. een hoofdgebouw mag uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • e. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijtjeswoningen;
  • g. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen.

5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m2)" de gezamenlijke oppervlakte van aan-en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • e. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • f. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
  • g. de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.

5.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub e in die zin dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van de omgevingsvergunning niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1 sub f in die zin dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.1 sub g in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 m;
  • d. het bepaalde in lid 5.2.1 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
  • e. het bepaalde in 5.2.2 sub b in die zin dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
    • 2. deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 5.2.2 sub d, e en f, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m; en
    • 3. het bepaalde in 5.2.2 sub a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;
  • f. het bepaalde in 5.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in 5.2.2 sub c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
  • g. het bepaalde in 5.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.

5.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep;
  • b. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor 'bed & breakfast'.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in 5.4 sub a in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

5.5.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.