Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Noordwolde Zuid Rohé terrein
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0098.BPNwZRoheterrein-ON01

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. een aan huis verbonden beroep;
    2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover bestaand;
  2. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;

    met daaraan ondergeschikt:
  3. tuinen, erven en binnenterreinen;
  4. woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
  5. groenvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen op eigen erf;
  7. speelvoorzieningen;
  8. waterlopen;
  9. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

    met daarbij behorende:
  11. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  2. het hoofdgebouw dient in de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
  3. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag per bouwvlak niet meer dan 1 vrijstaande woning worden gebouwd;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen niet meer dan 12 half vrijstaande woningen worden gebouwd;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen niet meer dan 8 rijwoningen worden gebouwd;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zal de woning worden voorzien van een dwarskap;
  8. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijenwoningen;
  9. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' maximaal de aangeduide goothoogte is toegestaan;
  10. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.
5.2.2 Aan, uit en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 5 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  3. ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' en 'twee-aaneen', dienen garages aangesloten te zijn bij de hoofdgebouwen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  5. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  6. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  7. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
  8. in afwijking van het bepaalde onder e, f en g is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend een platte afdekking toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  9. de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.
 
5.2.3 Openbare nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
kan bij een omgevingsvergunning afgeweken worden van:
  1. het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub h en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;
  2. artikel 5 lid 2.2 sub d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in artikel 5 lid 2.2 sub d genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
  3. artikel 5 lid 2.2 sub g en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Parkeren
Ten behoeve van de woonfunctie gelden ten aanzien van parkeren de volgende voorwaarden:
  1. per bouwperceel dienen minimaal 2,0 ongebouwde, parkeerplaatsen te worden aangelegd, met uitzondering van de percelen met aanduiding 'aaneengebouwd';
  2. het parkeren of stallen van auto's moet in voldoende mate zijn aangebracht in, op of onder het hoofdgebouw, dan wel op het onbebouwde deel van het bouwperceel dat bij het hoofdgebouw behoort. Deze ruimte mag niet over bemeten zijn, gelet op de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.  
De hierboven bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's, moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 
  1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,30 m bij 5 m en ten hoogste 3,50 m bij 6,00 m bedragen;
  2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een lichamelijke beperkte (voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst) ten minste 3,50 m bij 6 m bedragen.
5.4.2 Strijdig gebruik
Het gebruik van de gronden anders dan bepaald in het bestemmingsplan is op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verboden en strafbaar gesteld.
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. bed en breakfast
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
kan bij een omgevingsvergunning afgeweken worden van:
  1. het bepaalde in artikel 5 lid 4.2 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruik ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. het bepaalde in artikel 5 lid 4.2 indien strikte toepassing daarvan zou leiding tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.