direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Hoeve - Oude Jokweg en Hoeveweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.BPHoeveweg2-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Stichting Wonen in De Hoeve, bestaande uit inwoners uit het dorp zelf, heeft in opdracht van Plaatselijk Belang het initiatief genomen om het dorp te voorzien van nieuwe woningen. Hieruit is het voornemen naar voren gekomen om aan de Hoeveweg 2 en omringende gronden nieuwe woningen te ontwikkelen. Het gaat hierbij om zes nieuwe woningen.

Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan De Hoeve. De gemeente heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het voornemen, door middel van het volgen van een bestemmingsplanprocedure. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het passende juridisch-planologische kader bij recht voor fase 1 van de voorgenomen ontwikkeling en middels een binnenplanse afwijking voor fase 2.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het zuidwesten van de dorpskern van De Hoeve. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.BPHoeveweg2-ON01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan De Hoeve, dat is vastgesteld op 14 november 2011. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied twee bestemmingen; 'Bos' en 'Woongebied'. Er gelden verder geen aanduidingen en dubbelbestemmingen. In figuur 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.BPHoeveweg2-ON01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan De Hoeve

De woonkavel van Hoeveweg 2 is bestemd als 'Woongebied'. Binnen de bestemming zijn de gronden bestemd voor woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep, bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met een maximale horizontale diepte van 15 meter en een maximum goot- en bouwhoogte van 4 en 9 meter.

De overige gronden zijn bestemd als 'Bos'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor bos en bebossing, met daaraan ondergeschikt groenvoorzieningen, paden, wegen ten behoeve van aangrenzende percelen, waterlopen en waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen en gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen. Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening worden gebouwd.

Het voorgenomen woningbouw initiatief past niet binnen de geldende regeling omdat de woningen deels in de bestemming 'Bos' worden gerealiseerd en ook niet binnen de geldende woonbestemming passen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten volgt. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Aanleiding en voorgeschiedenis van de woningbouwontwikkeling

Al ruim 5 jaar heeft Stichting 'Wonen in De Hoeve' in opdracht van Plaatselijk Belang het initiatief genomen om het dorp te voorzien van nieuwe woningen. Het voornemen daarbij is om meer mogelijkheden aan dorpelingen, met name aan jongeren, te bieden om in het dorp te blijven wonen en doorstroming mogelijk te maken. De stichting ziet dit als essentieel onderdeel om de leefbaarheid in het dorp te verhogen.

Jarenlang is de stichting in het kader hiervan op zoek geweest naar een geschikte locatie. Uiteindelijk viel het oog op de kavel aan de Hoeveweg 2. Nadat de voormalige bewoners verhuisd waren heeft de stichting de gronden aangekocht om woningbouw mogelijk te maken. Overigens is de bestaande boerderij reeds verkocht, waardoor deze kavel buiten de plannen blijft.

2.2 Huidige situatie

Het plangebied maakt deel uit van de dorpskern van De Hoeve en ligt in het zuidwesten van de kern. Het gebied ligt aan het kruispunt van de Jokweg, Oude Jokweg, de Hoeveweg en de Kontermansweg. Dit betreffen tevens de doorgaande wegen in het dorp.

Ten noordoosten van het gebied, grenzend aan het kruispunt staat een oude boerderijwoning (Hoeveweg 2), bestaande uit één bouwlaag met een kap. Voorheen was aan de achterzijde een schuur aanwezig die bij deze woning hoorde. Deze is echter in het verleden al gesloopt. De gronden daaromheen zijn ingericht als bosperceel. Hier staan meerdere bomen. De grenzen van het plangebied zijn beplant met struiken en bomen. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied, met daarop de plangrens weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.BPHoeveweg2-ON01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Oude Jokweg en aan de oostzijde door het boerderijperceel en de Hoeveweg. Aan alle zijden staan woningen, deze zijn veelal vrijstaand en bestaand uit één bouwlaag met een kap. Ten zuidwesten van het plangebied begint het buitengebied en liggen agrarische gronden.

2.3 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om binnen het plangebied, naast de bestaande boerderijwoning, zes nieuwe woningen mogelijk te maken. Hierbij gaat het om drie geschakelde woningen, achter de bestaande boerderij, een twee-onder-één kapwoning en een vrijstaande woning moeten worden gerealiseerd. In figuur 2.2 is de voorgenomen inrichting weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.BPHoeveweg2-ON01_0004.png"

Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van het plangebied (fase 1 zijn de cijfers 1 t/m 3)

De drie zelfstandige rijwoningen worden gebouwd in het volume van een schuur, waarmee het voorheen aanwezige schuurvolume wordt nagebootst. De bestaande boerderij kan worden opgeknapt, dan wel worden gesloopt waarna er ruimte is voor nieuwbouw. Deze keuze ligt bij de uiteindelijke bewoner van het pand en valt buiten het plangebied. Ten zuiden van de schuurwoningen wordt een vrijstaande woning gebouwd, bestaande uit één bouwlaag met kap. Ten zuidwesten van deze woningen wordt een twee-onder-één-kapwoning gebouwd die eveneens uit één bouwlaag met kap bestaat.

Ruimtelijke inpassing

Functionele inpassing

Het plangebied ligt in de dorpskern van De Hoeve en wordt omringd door woningen. De voorgenomen woningen in het plangebied sluiten functioneel dan ook goed aan op de omgeving.

Stedenbouwkundige inpassing

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is, in opdracht van de gemeente, een stedenbouwkundige schets opgesteld. Later is aanvullend hierop een kavelpaspoort opgesteld voor alle kavels. Dit document is opgenomen als bijlage 1. Het kavelpaspoort dient tevens als beeldkwaliteitsplan behorend bij dit bestemmingsplan.

De bestaande boerderijwoning ten noordoosten van het plangebied is vanuit cultuurhistorisch oogpunt belangrijk voor De Hoeve. Het bepaalt voor een belangrijk aandeel het aanzicht van de dorpskern, bekeken vanaf de doorgaande wegen (en het kruispunt). Daarop is bepaald dat de boerderij in zijn huidige verschijningsvorm moet blijven bestaan, dan wel moet worden terug gebouwd. Omdat dit perceel buiten het plangebied valt wordt dit niet aangetast. De drie woningen achter de boerderijwoning worden in het volume van een schuurwoning gebouwd. Hiermee wordt de voorheen aanwezige schuur op het agrarische erf van de boerderij nagebootst. De vrijstaande woning en de twee-onder-één-kapwoningen bestaan uit één bouwlaag met kap waarmee wordt aangesloten op de maatvoering die in de omgeving voorkomt.

Landschappelijke inpassing

Het perceel is in de huidige situatie grotendeels bestemd als bos. Ter plaatse zijn veel bomen geplant. Om de uitstraling van het perceel te behouden wordt zoveel mogelijk groen behouden in het plangebied. Aan de randen van het plangebied, langs de Hoeveweg en de Jokweg worden zoveel mogelijk bomen behouden. Ook blijft een groene afscheiding behouden tussen het plangebied en de woning ten westen hiervan. Aan de zuidzijde blijft een uitzichtpunt behouden richting het buitengebied.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten middels de Oude Jokweg en de Hoeveweg, die aansluiting op de Kontermansweg (in noordelijke richting). Deze sluit aan op de Vinkegavaartweg, die in noordelijke richting aansluit op de N351. Op deze wijze is het plangebied op goede wijze ontsloten.

Binnen het plangebied worden drie schuurwoningen (rijwoningen), een twee-onder-één-kapwoning en een vrijstaande woning gerealiseerd. Op basis van CROW publicatie 381 leidt dit tot een verkeersgeneratie van 52 motorvoertuigbewegingen per etmaal (stedelijkheidsgraad: weinig stedelijk, ligging: rest bebouwde kom). Dit aantal kan zonder belemmeringen worden afgewikkeld via de bestaande infrastructuur.

Wat betreft parkeren geldt een parkeerbehoefte van 13 parkeerplaatsen voor de gehele ontwikkeling. Dit aantal wordt op eigen terrein voorzien. Er wordt dus niet afgewikkeld op de omgeving.

Omdat de ontsluiting van het plangebied goed is, de afwikkeling van verkeer zonder belemmeringen kan verlopen en de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden opgegeven, is de verkeers- en parkeersituatie in orde. Er zijn geen maatregelen noodzakelijk.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

In de NOVI is een tabel opgenomen van de nationale belangen in relatie tot de eerdere visie (SVIR) en de nog geldende uitvoeringsregels (Barro, Bro en straks het Besluit kwaliteit leefomgeving). In de NOVI zijn de volgende 21 nationale belangen en opgaven opgenomen

Toetsing

De nationale belangen uit de NOVI worden niet geraakt met de voorgenomen ontwikkeling. Daarmee is het voornemen niet in strijd met het gestelde in de Nationale Omgevingsvisie.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent nationale belangen, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Toetsing

In dit geval worden geen nationale belangen, zoals opgenomen in het Barro, geraakt met uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan. Er is geen strijd met het Barro.

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking

Binnen het plangebied worden zes nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Op basis van jurisprudentie is een woningbouwontwikkeling van deze omvang geen stedelijke ontwikkeling. hier is pas sprake van bij ontwikkeling van minimaal 11 woningen. Echter betreft het in dit geval een relatief grote ontwikkeling voor een kern als De Hoeve. Daarom is in paragraaf 3.3 een onderbouwing van de behoefte uiteengezet. Daarnaast is hier, qua locatie, sprake van een inbreidingslocatie binnen de kern van De Hoeve. Dit is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes

  • 1. zuinig ruimtegebruik;
  • 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • 3. koppelen van ambities;
  • 4. gezondheid en veilig;

Samenwerkingsprincipes

  • 1. rolbewust;
  • 2. decentraal wat kan;
  • 3. ja, mits;
  • 4. aansluiting zoeken;
  • 5. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  • 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  • 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  • 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
  • 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Hieronder wordt ook benoemd dat het aanbod aan woningen en voorzieningen moet worden afgestemd op de verandering van de bevolking. Met het opknappen van steden en dorpen kunnen meerdere opgaven worden gecombineerd. Het verbeteren van bestaand bebouwd gebied moet gecombineerd worden met optimale benutting ervan voor nieuwe woningen en bedrijvigheid. Het ontwikkelen van uitleglocaties is weliswaar vaak eenvoudiger, maar heeft tot gevolg dat herstructurering en transformatie moeilijker van de grond komen en het leidt tot een verspilling van ruimte.

De provincie stelt dat door renovatie, sloop, hergebruik en nieuwbouw in de samenhang te bezien, woonkwaliteiten tot ontwikkeling kunnen komen die optimaal aansluiten op erfgoed en het cultuurhistorisch DNA van steden en dorpen. Tegelijk kunnen deze woonkwaliteiten wervend werken en nieuwe doelgroepen aantrekken. Zulke sociaaleconomische impulsen zijn goed voor de vitaliteit van gebieden en sluiten bij uitstek aan op de Friese context.

Toetsing

In de voorgenomen ontwikkeling worden zes extra woningen mogelijk gemaakt binnen het bestaand bebouwd gebied in De Hoeve. Hiermee wordt voor dorpelingen de mogelijkheid geboden om binnen het dorp te blijven wonen. Met name voor jongeren wordt met deze woningen voorzien in behoefte om binnen De Hoeve te blijven wonen. Er is sprake van een inbreidingslocatie. Door met deze woningen meer dorpelingen te kunnen behouden in het dorp, wordt ook de leefbaarheid behouden. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met de provinciale Omgevingsvisie.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden en in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Tot het bestaand stedelijk gebied van een kern rekent de provincie het (aaneengesloten) gebied met stedelijke functies (woonbebouwing, bedrijfsbebouwing in brede zin en maatschappelijke functies), waaronder mede begrepen de daarbij behorende voorzieningen (inclusief groenvoorzieningen) en verkeersinfrastructuur.

In artikel 3.1.1. van de verordening zijn regels opgenomen ten aanzien van Wonen. Daarin is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Toetsing

Een akkoord op een woningbouwprogrammering is een voorwaarde uit de provinciale verordening bij nieuwe woningbouwontwikkelingen. In de regionale woningbouwafspraken met de provincie is opgenomen dat er binnenstedelijk vrij gebouwd mag worden in Wolvega en Noordwolde. Hierdoor is er ook afdoende ruimte in de gemeentelijke woningbouwprogrammering voor kleine binnenstedelijke toevoegingen in de kleinere dorpen. Het onderhavige plan voldoet daaraan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Weststellingwerf, Ruimte voor kwaliteit

Met de Omgevingsvisie Weststellingwerf, ruimte voor kwaliteit van juni 2019 zet de gemeente Weststellingwerf een nieuwe koers in. De Omgevingsvisie beschrijft de kaders voor ontwikkelingen in de leefomgeving. Inwoners hebben mee gedacht bij de totstandkoming van deze Omgevingsvisie. Daarbij komt dat de Omgevingsvisie ruimte biedt voor initiatieven vanuit de samenleving.

In tegenstelling tot de klassieke structuurplannen is een Omgevingsvisie geen plan dat alles vastlegt en daar allerlei regels aan koppelt. Integendeel, deze visie laat zo veel mogelijk ruimte voor maatwerk vanuit bewoners, ondernemers en andere partijen die betrokken zijn bij ontwikkeling van de gemeente. Omdat leefbare dorpen onmisbaar zijn voor de toekomst van de gemeente, wordt dat maatwerk in de visie vaak vertaald in ruimte bieden aan de dorpen. Om tot maatwerk te komen nodigt de gemeente de gemeenschap nadrukkelijk zelf uit om met (ruimtelijke) initiatieven te komen. Als die initiatieven bijdragen aan het versterken van de identiteit van de gemeente én voortbouwen op bestaande gebiedskwaliteiten, zal de gemeente zo veel mogelijk meedenken en meewerken om ze ook daadwerkelijk van de grond te krijgen.

Ruimte voor wonen op maat

Het is de verwachting dat het aantal inwoners van Weststellingwerf in de toekomst verder afneemt. Dit betekent dat er in de gemeente nog beperkt woningen bijgebouwd worden en dat de aandacht steeds meer gericht wordt op wat er al is en daarin ingepast moet worden. Net als bij voorzieningen wil de gemeente in de toekomst meer ruimte geven aan de samenleving voor maatwerk op woongebied. De bedoeling is dat het woningaanbod beter wordt afgestemd op de vraag. Daarbij is vooral aandacht nodig voor de huisvesting van ouderen en jongeren. Hiermee wil de gemeente het makkelijker maken voor starters om aan een woning te komen. Hierbij wordt in eerste instantie gekeken naar ruilverwoning. Als dit niet mogelijk is, komt nieuwbouw in beeld. Dit moet bij voorkeur binnen de 'rode contour' gebeuren.

Toetsing

Onderhavige realisatie betreft een woningbouwplan dat is voortgekomen uit een stichting van dorpelingen. Daarmee is het een rechtstreeks initiatief vanuit de samenleving met als doel om een aanbod van woningen binnen De Hoeve te creëren, waardoor meer dorpelingen ook daadwerkelijk in het dorp kunnen blijven wonen. Hierbij wordt met name gericht op jongeren ingezet, om hen de kans te bieden als starters een woning in hun eigen dorp te kunnen betrekken. Die mogelijkheden zijn er nu niet. De locatie ligt midden in de dorpskern en biedt een uitstekende mogelijkheid om op een goede stedenbouwkundige verantwoorde wijze nieuwe woningen in het dorp in te passen. Het initiatief sluit daarmee aan op het beleid zoals verwoord in de gemeentelijke Omgevingsvisie.

Woonvisie gemeente Weststellingwerf

De Woonvisie gemeente Weststellingwerf (vastgesteld op 27 februari 2017) is richtinggevend voor de woningbouw in de periode 2017-2021. De woningmarkt verandert door demografische- en economische ontwikkelingen en door gewijzigd rijksbeleid. Dit plaatst de gemeente voor nieuwe uitdagingen en vraagt om een actuele blik op bekende thema’s:

  • a. demografie en een veranderende woningvraag: Weststellingwerf krijgt steeds meer te maken met
    demografische veranderingen in de vorm van ontgroening en vergrijzing. Deze trend heeft tot gevolg:
    • 1. een toenemende vraag naar levensloopbestendige- en seniorenwoningen;
    • 2. een toename van kleinere huishoudens.
  • b. scheiding van wonen en zorg;
  • c. verstedelijking: in het algemeen is er een trek waarneembaar naar grotere concentraties van voorzieningen. Grotere aantallen mensen kiezen voor kleinstedelijke woonmilieus.

De veranderende samenstelling van de samenleving leidt tot een veranderende vraag naar woningen. De komende jaren geldt binnen de gemeente Weststellingwerf een beperkte groei van de woningbehoefte. Tussen 2016-2026 is de behoefte gemiddeld zo'n 34 woningen per jaar. Na 2026 wordt verwacht dat de woningbehoefte krimpt. Vanwege de afname van de woningbehoefte na 2026 brengt uitbreidingsnieuwbouw risico's op toekomstige leegstand met zich mee. Deze risico's doen zich voor bij de minder gewilde woningen.

Leegstand is ook een toenemend risico in de kleine kernen. De vraag naar woningen neemt in het algemeen relatief sterker af in de kleine kernen. Nieuwbouw kan leegstand bij andere woningen in kernen bevorderen.

In de woonvisie wordt verder benoemd dat nieuwbouw met name in Wolvega moet plaatsvinden en slechts in beperkte mate in de kleine kernen. Indien in kleine kernen nieuwbouw plaatsvindt moet dit binnen de rode contour van het dorp en dient er gekeken te worden naar transformatie/herstructurering.

Toetsing

In dit geval is een woningbouwproject opgezet, speciaal voor inwoners van De Hoeve die graag willen verhuizen (lees: uit huis gaan bij hun ouders en een eigen woning betrekken) en binnen het dorp willen blijven wonen. Op dit moment biedt het dorp hier niet tot nauwelijks mogelijkheden voor. Jongeren (starters) trekken hierdoor weg uit het dorp, naar grotere kernen in de omgeving. Dit gaat ten koste van de leefbaarheid in het dorp.

Om die reden is Stichting Wonen in De Hoeve gaan zoeken naar een woningbouwlocatie, en is die gevonden aan de Hoeveweg 2. Deze locatie ligt binnen de rode contour van het dorp. Ter plaatse is sprake van een bosperceel dat getransformeerd wordt tot woningbouwlocatie. Er is onder de inwoners een inventarisatie gedaan naar de vraag naar verschillende typen woningen. Hieruit is naar voren gekomen dat alle voorgenomen woningen betrokken worden door inwoners van De Hoeve. Het gaat in dit geval om starters/jongeren die voor het eerst uitwonend gaan. Hierdoor ontstaat geen leegstand binnen De Hoeve.

De totale ontwikkeling betreft het toevoegen van zes woningen in De Hoeve. Door met dit woningbouwproject een specifiek aanbod binnen de kern aan te bieden, wordt voorzien in een specifieke vraag naar woningen. Het betreft maatwerk voor een lokale vraag. Daarmee is het project in overeenstemming met de woonvisie van de gemeente. Bovendien is het project in overeenstemming met de regionale woningbouwafspraken die met de provincie zijn gemaakt.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Toetsing

De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van het besluit MER. Het gaat hier om een perceelsgebonden ontwikkeling. Daarom is het niet noodzakelijk om een vormvrije m.e.r.-notitie op te stellen.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied maakt deel uit van de dorpskern van De Hoeve. Rondom het plangebied is uitsluitend sprake van woningen. De noordoostelijke hoek van het plangebied is al bestemd voor wonen. In de omgeving zijn geen bedrijven en andere voorzieningen aanwezig waarvan de richtafstand over het plangebied heen liggen. Er is daarom geen sprake van belemmeringen op het gebied van milieuzonering.

4.3 Geluid

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidhinder als gevolg van weg- en spoorverkeerslawaai van belang. Het plangebied is niet gelegen in een geluidzone voor industrielawaai. In de wet is bepaald dat elke (spoor)weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidgevoelige objecten anderzijds.

Toetsing

De wegen direct rondom het plangebied betreffen 30 km/u-wegen. Ten aanzien van deze wegen is het niet noodzakelijk om een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uit te voeren. Wel is het zo dat de Hoeveweg, die ten oosten van het plangebied in zuidelijke richting loopt, op circa 90 meter ten zuiden van het plangebied veranderd in een 60 km/u-weg.

De Hoeveweg betreft echter een erftoegangsweg in het buitengebied, waar vrijwel uitsluitend bestemmingsverkeer gebruik van maakt. Er is slechts een klein aantal woningen aan deze weg gevestigd, waardoor sprake is van een zeer laag aantal verkeersbewegingen op deze weg. Bovendien geldt de maximale snelheid van 60 km/u op een ruime afstand van het plangebied en is tussenliggend sprake van bebouwing in de vorm van woningen, die zorgen voor een geluidwerende werking. Gezien het lage aantal verkeersbewegingen, de afstand en de tussenliggende woningen kan worden aangenomen dat ten aanzien van deze weg de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh niet wordt overschreden. Akoestisch onderzoek is ook in dit geval niet noodzakelijk. Er is geen sprake van belemmeringen ten aanzien van het aspect geluid.

4.4 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Het plan heeft daarmee invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2.

Waterkwantiteit

In de huidige situatie is op het perceel Hoeveweg 2 één woning aanwezig. De gronden rondom zijn onverhard, en ingericht als bos. In de nieuwe situatie komen er zes woningen bij. De verharding neemt hierdoor toe met meer dan 250 m2. Daarom is watercompensatie noodzakelijk. De mogelijkheden hiervoor binnen het plangebied zijn beperkt. In de uitvoering zal de compensatie worden uitgevoerd, eventueel in overleg met het waterschap.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 3) Hieruit blijkt dat ter plaatse van het plangebied sprake is van verhoogde concentraties/gehalten in de grond en het grondwater. De hoeveelheden zijn echter dusdanig dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor het voorgenomen plan. Nadere informatie omtrent het bodemonderzoek is terug te vinden in de bijlage.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Toetsing

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). Figuur 4.1 toont het plangebied met de FAMKE-advieskaart ijzertijd-middeleeuwen en figuur 4.2 het plangebied met de FAMKE-advieskaart steentijd-bronstijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.BPHoeveweg2-ON01_0005.jpeg"

Figuur 4.1 Ligging plangebied met FAMKE-advieskaart ijzertijd - middeleeuwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.BPHoeveweg2-ON01_0006.jpeg"

Figuur 4.2 Ligging plangebied met FAMKE-advieskaart steentijd-bronstijd

Uit zowel de steentijd-bronstijd als de ijzertijd-middeleeuwen advieskaarten blijkt dat er slechts een kleine kans is op aantreffen van archeologische resten. Vanuit de provincie is de eis gesteld dat er een archeologisch onderzoek moet worden verricht indien het gaat om ingrepen van meer dan 5.000 m2. Dit bestemmingsplan maakt een dergelijk grote ontwikkeling niet mogelijk. De grenswaarde wordt dus niet overschreden, waardoor een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Zover hier sprake van is, moet ook aangegeven worden hoe met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij moet de historische (steden)bouwkunde en historische geografie worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven moet worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn geborgd in het plan.

Toetsing

Voor het aspect cultuurhistorie is de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Er is geen aanduiding voor een cultuurhistorische waarde opgenomen ter plaatse van het plangebied. Binnen het plangebied zijn dan ook geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig die door de provincie Fryslân zijn aangewezen. Het is daarom niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van de bestaande cultuurhistorische waarden te stellen. Desondanks is door de betrokken stedenbouwkundigen wel beoordeeld dat het behoud of de herbouw van de boerderij in het noordoosten van het plangebied belangrijk is voor het aanzicht van het plangebied en de ruimtelijke structuur van het dorp. Hier wordt met dit bestemmingsplan op aangesloten.

4.8 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden zoals Natura 20000-gebieden en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Drents-Friese Wold & Leggelderveld en ligt op circa 7 kilometer afstand. Dit is tevens stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 900 meter afstand tot het plangebied.

Voor de realisatie van het voorliggende initiatief is het van belang om de stikstofdepositie aan te tonen op de omliggende stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden. Door middel van een Aerius-berekening, opgenomen als bijlage 4, is inzichtelijk gemaakt dat er geen sprake is van significante stikstofdepositie op stikstofgevoelige beschermde natuurgebieden als gevolg van deze ontwikkeling.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

In de huidige situatie zijn een groot aantal bomen aanwezig in het plangebied, waarvan een deel zal moeten worden gekapt. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan, voorafgaand aan de kap een quickscan flora en fauna uitgevoerd, die is opgenomen als bijlage 5.

Uit de quickscan zijn de volgende resultaten naar voren gekomen.

Algemene broedvogels

Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden kunnen vogels tot broeden komen waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Er wordt geadviseerd om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) uit te voeren. Indien sprake van een broedgeval is, is deze altijd beschermd.

Zorgplicht

Er kunnen enkele soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in het geval van schade aan deze soorten. De zorgplicht van de Wnb schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zoveel mogelijk te voorkomen.

Vervolg

In de uitvoering zal rekening worden gehouden met de resultaten uit de quickscan. De werkzaamheden zullen buiten het broedseizoen plaatsvinden, of in ieder geval buiten het broedseizoen worden opgestart, zodat er tijdens het broedseizoen geen broedgevallen zullen ontstaan. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de bepalingen ten aanzien van soortenbescherming.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft.

Toetsing

In dit plan is slechts sprake van de realisatie van zes nieuwe woningen en het behoud/herontwikkeling van een bestaande woning. Gezien het geringe aantal valt dit nieuwbouwproject onder de regeling 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en is het vrijgesteld van verdere onderzoekslast.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Op basis van het Bevb moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidzones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.

Toetsing

Er is geen sprake van risicobronnen in en in de omgeving van het plangebied die invloed hebben op de voorgenomen woningbouwontwikkeling. Er bestaat geen belemmering voor dit bestemmingsplan vanuit het aspect externe veiligheid.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Systematiek

Digitaal plan

Het bestemmingsplan omvat de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels. Dit is opgenomen in een GML-bestand. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de regels behorende tot dit plan en zijn vertaald naar de verbeelding.

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Deze standaard is wettelijk verplicht en is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet de SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De regels

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.

Tenslotte bestaan er vanuit de wetgeving (buiten het bestemmingsplan om) ook vergunningsvrije mogelijkheden, zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Deze paragraaf geeft een toelichting op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle bestemmingen en aanduidingen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

Woongebied

De woonkavels binnen het plangebied zijn, overeenkomstig de geldende plansystematiek, bestemd als 'Woongebied'. Hier gelden maximale goot- en bouwhoogten van 4 en 9 meter, dit sluit aan op de maatvoering in de omgeving. Binnen de bestemming zijn ook groen- en watervoorzieningen toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan wordt eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens worden de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming.

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, door de raad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald door de financiële haalbaarheid en de grondexploitatieregeling (uit de Wro).

Financiële haalbaarheid

Bij dit plan gaat het om een particulier initiatief van de eigenaren van de gronden in het plangebied. De initiatiefnemers hebben voldoende financiële middelen beschikbaar voor de realisatie van de woningen. De initiatiefnemers hebben bovendien voor eventuele planschadeverzoeken en voor de leges voldoende middelen gereserveerd. Zo is de ontwikkeling financieel haalbaar.

Grondexploitatieregeling

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanneer sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan opstellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit moet duidelijk zijn hoe de kosten worden verhaald.

Met de initiatiefnemers wordt een anterieure overeenkomst vastgesteld, waardoor de kosten anderszins zijn verzekerd. De gemeenteraad hoeft hierdoor geen exploitatieplan vast te stellen.