direct naar inhoud van Regels
Plan: Scherpenzeel - De Landerij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.BPDeLanderij-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Scherpenzeel - De Landerij met identificatienummer NL.IMRO.0098.BPDeLanderij-VA01 van de gemeente Weststellingwerf.

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 aan- of uitbouw

een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.7 achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de binding met het bedrijfsgebouw of het bedrijfsperceel noodzakelijk is.

1.10 bestemmingsgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een op de plankaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een aanbouw.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 groepsaccommodatie

een (deel van een) gebouw dat blijvend bestemd is voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij overnacht wordt in slaapzalen en/of slaapkamers, er is een afzonderlijke ruimte voor dagactiviteiten, ook zijn er keuken- en sanitaire voorzieningen die gemeenschappelijk door de groep worden gebruikt;

1.22 gezamenlijke groepsruimte

een centrale, gemeenschappelijke ruimte met een woonkamerfunctie, ten behoeve van de verblijfsrecreatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.23 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.24 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een (sta-)caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.25 kap

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5o met het horizontale vlak.

1.26 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.27 peil
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil;
  • het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.28 platte afdekking

een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5o met het horizontale vlak.

1.29 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.30 trekkershut

een klein gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verblijfsrecreatie;

1.31 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.32 vast kampeermiddel

een stacaravan, woodlodge, of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, dat naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.33 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s).

1.34 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.35 zijdelingse perceelgrens

grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf.

1.36 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander-bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de (zijdelingse) grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (o).

Op de plankaart wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. de bedrijfsmatige exploitatie van recreatief verblijf voor personen, die elders hun hoofdverblijf hebben;
    • 2. bedrijfswoningen;
  • b. standplaatsen voor kampeermiddelen, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • e. op- en inritten;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. trekkershutten;
  • j. waterlopen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. openbare nutsvoorzieningen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het maximaal toegestane aantal bedrijfswoningen bedraagt 1;
  • c. de maximale oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt 150 m2;
  • d. de maximale oppervlakte van de groepsaccommodatie bedraagt 300 m2;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 9 meter, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • f. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan - en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 150 m2 per bedrijfswoning bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • d. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.
3.2.3 Kampeermiddelen, trekkershutten en tenthuisjes

Voor kampeermiddelen, trekkershutten en tenthuisjes geldt het volgende:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan kampeermiddelen, trekkershutten en tenthuisjes bedraagt maximaal 1.500 m2
  • b. vaste kampeermiddelen en trekkershutten dienen uitsluitend vrijstaand te worden geplaatst op een kampeerplaats, waarbij de onderlinge afstand tussen de vaste kampeermiddelen en/of tenthuisjes en/of trekkershutten en/of bergingen minimaal 3 m moet bedragen;
  • c. de oppervlakte van vaste kampeermiddelen, inclusief bergingen, mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • d. de oppervlakte van tenthuisjes, inclusief bergingen, mag niet meer bedragen dan 40 m²;
  • e. de oppervlakte van trekkershutten, inclusief bergingen, mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • f. de bouwhoogte van vaste kampeermiddelen en trekkershutten mag niet meer bedragen dan 3,8 m.

3.2.4 Overige gebouwen ten behoeve van de recreatieve functie

Voor overige gebouwen ten behoeve van de recreatieve functie geldt het volgende:

  • a. de oppervlakte van de gezamenlijke groepsruimte bedraagt maximaal 150 m2;
  • b. de oppervlakte van een receptie bedraagt maximaal 30 m2;
  • c. de oppervlakte van een werkschuur bedraagt maximaal 50 m2;
3.2.5 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
  • a. de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. binnen een bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van de licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsmogelijkheid

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 onder d en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6 respectievelijk 10 meter;
  • b. het bepaalde in 3.2.2 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw, met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van de bedrijfswoning;
  • c. het bepaalde in 3.2.6 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan wordt verhoogd tot niet meer dan 5 m, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 m bedraagt.
3.3.2 Voorwaarden

De in 3.3.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.3 Afwijkende maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
  • a. het is verbonden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming;
  • b. tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 3.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van kampeermiddelen en trekkershutten/woodlodges voor permanente bewoning;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 3.4.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal op basis van deze voorschriften in aanmerking werd of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere aanvragen om bouwvergunning buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

  • a. het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
  • b. onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
  • c. onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist en deze is verleend.
  • d. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a en het bepaalde in 7.2 onder c indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijkingsmogelijkheid
6.1.1 Afwijkingsmogelijkheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van :

  • a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
6.1.2 Voorwaarden

De in 6.1.1 bedoelde afwijkingsmogelijkheid kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Bouwwerken
  • a. bouwwerken, die op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van het ontwerpplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.

  • b. Het bepaalde in 7.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd zonder of in afwijking van een bouwvergunning - voor zover vereist - in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en dat strijdig is met het plan mag worden voortgezet;
  • b. Het bepaalde in 7.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • c. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik te wijzigen, tenzij de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

Artikel 8 Slotregel

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Scherpenzeel - De Landerij'.