direct naar inhoud van Regels
Plan: Langelille - Recreatiepark De Driesprong
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.BPDeDriesprong2018-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Langelille - Recreatiepark De Driesprong met identificatienummer NL.IMRO.0098.BPDeDriesprong2018-VG01 van de gemeente Weststellingwerf;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanlegsteiger:

een constructie waar pleziervaartuigen tijdelijk kunnen aanleggen;

1.7 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de binding met het bedrijfsgebouw of het bedrijfsperceel noodzakelijk is;

1.10 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke direct of indirect met de grond verbonden is, danwel direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 chalet:

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan;

1.21 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

1.23 erker:

kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en/of glas;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatige dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.27 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de bijlage 1 (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure "Bedrijven en milieuzonering" VNG) onder categorie 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.29 ligsteiger:

een constructie waar pleziervaartuigen kunnen aanleggen;

1.30 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.31 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.32 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand;

1.33 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.34 peil:
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende boezempeil;
  • d. het peil, zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.35 platte afdekking:

een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;

1.36 pleziervaartuig:

een boot, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie;

1.37 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.38 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.39 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet, caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend te dienen als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep mensen, die daar geen hoofdverblijf hebben;

1.40 rietoever:

waterkant waarlangs overwegend riet groeit;

1.41 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 stacaravan:

een kampeermiddel, met kenmerken van een caravan, met een maximaal vloeroppervlak van 60 m² (inclusief berging, klompenhokje en eventueel overkapping), waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf, dat, in één geheel en op een eigen as-/wielstelsel kan worden aangevoerd en waarvan de verblijfsruimte geen grotere uitwendige breedte heeft dan 4,50 m, en een maximale bouwhoogte van 3,75 m;

1.43 standplaats:

een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;

1.44 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s);

1.45 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.46 zijdelingse perceelgrens:

grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf;

1.47 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (°).

Op de verbeelding wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgrond, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - beekdalen";

waarbij de instandhouding van de landschappelijke en natuurlijke waarden worden nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. ontsluitingswegen en paden;
  • c. sloten, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

  • d. overige bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. op of in deze gronden mogen geen andere overige bouwwerken worden gebouwd.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het graven en dempen van sloten en andere watergangen;
  • b. het aanbrengen van boom- en struikbeplanting, met uitzondering van erfbeplantingen;
  • c. het aanleggen en verharden van dwars op de verkavelingsstructuur gesitueerde wegen en paden.

3.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale exploitatiewerkzaamheden betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. van geringe betekenis moeten worden geacht, zoals:
    • 1. het graven en dempen van lengtesloten (ten opzichte van de slagenverkaveling) indien hierdoor geen percelen met een grotere breedte dan 100 meter ontstaan en het dempen van dwarssloten;
    • 2. werken en werkzaamheden binnen de agrarische bouwpercelen, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van houtwallen;
    • 3. het verharden van kavelpaden voorzover smaller dan 3 meter.

3.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke waarden van de gronden niet evenredig worden aangetast.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. horecabedrijven, niet zijnde bar-/dancings;
    • 2. bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • c. op- en inritten;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterlopen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. overige bouwwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 40° moet bedragen.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m² per bedrijfswoning bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap.

4.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van andere overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 5 m mag bedragen, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 m bedraagt.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 4.2.2 sub e in die zin dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van de bedrijfswoning.

4.3.2 Toetsingscriteria

Er kan slechts worden afgeweken, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Recreatie - Kampeerterrein 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • b. chalets, voorzover bestaand;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. voet- en fietspaden;
  • d. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • e. op- en inritten;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • k. dagrecreatieve voorzieningen;
  • l. overige bouwwerken.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Chalets

Voor het bouwen van chalets gelden de volgende regels:

  • a. een chalet zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een chalet mag ten hoogste 70 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een chalet mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een chalet mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. het aantal chalets zal ten hoogste 11 bedragen.

5.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. op of in deze gronden mogen geen andere overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 6 Recreatie - Strand

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Strand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een openbaar strand;
  • b. water en waterlopen;
  • c. waterberging;
  • d. waterhuishouding;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. dagrecreatieve voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Overige bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen overige bouwwerken worden gebouwd.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven en dempen van watergangen en waterpartijen;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.

6.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

6.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden.

Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. voet- en fietspaden;
  • c. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • d. op- en inritten;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. een uitkijkpunt ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van recreatie- uitkijkpunt''.
  • j. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • k. dagrecreatieve voorzieningen;
  • l. overige bouwwerken.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal recreatiewoningen” per bestemmingsvlak, dan wel 1 recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van recreatie - bestaande recreatiewoning '';
  • b. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding - onbebouwd'' mogen geen recreatiewoningen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ''vrijstaand'' mogen uitsluitend vrijstaande recreatiewoningen worden gebouwd;
  • d. de recreatiewoningen mogen vrijstaand of aaneen gebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde onder sub 7.2.1 onder c;
  • e. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen of een blok van aaneen gebouwde recreatiewoningen dient ten minste 4 m te bedragen;
  • f. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 80 m² bedragen;
  • g. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • h. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • i. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet minder bedragen dan 5 m
  • j. in afwijking van het gestelde onder e tot en met h geldt ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - bestaande recreatiewoning" dat:
    • 1. de oppervlakte van de bestaande recreatiewoning ten hoogste 96 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte van de bestaande recreatiewoning ten hoogste 2,50 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de bestaande recreatiewoning ten hoogste 4,30 m bedraagt.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen

Er mogen geen bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen worden gebouwd.

7.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding - onbebouwd'' zijn overige bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. terrasvlonders;
    • 2. loopplanken ten behoeve van steigers;

mits in overeenstemming is met de Vaarwegenverordening Fryslân 2014, en dat indien gedurende planperiode de verordening wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijzigingen;

  • b. er zijn geen gebouwde erf- en terreinafscheidingen toegestaan;
  • c. op of in deze gronden mogen geen andere overige bouwwerken worden gebouwd,

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de recreatiewoningen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning.

Artikel 8 Recreatie - Voorzieningen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Voorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen, voorzover ten dienste van kampeervoorzieningen en de jachthaven, ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, voorzover bestaand;
    • 2. sanitair;
    • 3. onderhoud en beheer;
    • 4. botenstalling;
    • 5. onderhoud van boten;
    • 6. receptie;
    • 7. kantoor;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. voet- en fietspaden;
  • c. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • d. op- en inritten;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. overige bouwwerken.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen ten behoeve van recreatieve voorzieningen

Voor het bouwen van de in lid 8.1 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag niet meer dan 70% bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 9 m bedragen.

8.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van andere overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 5 m mag bedragen.

Artikel 9 Verkeer - Parkeren

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. overige bouwwerken.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Overige bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterlopen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishouding;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. oevers;
  • f. het in stand houden van rietoevers, ter plaatse van de aanduiding ''oever'';
  • g. water ten behoeve van ligsteigers, ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van water - ligsteiger'';
  • h. water ten behoeve van aanlegsteigers, ter plaatse van de aanduiding ''aanlegsteiger'';
  • i. water ten behoeve van ligplaatsen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaatsen toegestaan",

met de daarbijbehorende:

  • j. dagrecreatieve voorzieningen;
  • k. steigers, ter plaatse van de aanduiding ''steiger'';
  • l. overige bouwwerken waaronder steigers, ter plaatse van de aanduiding ''aanlegsteiger''.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ''steiger'' mogen steigers worden gebouwd, mits;
    • 1. de bouw van de steiger in overeenstemming is met de Vaarwegenverordening Fryslân 2014, en dat indien gedurende planperiode de verordening wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijzigingen;
    • 2. het aantal steigers ter plaatse van de aanduiding ''steiger'' niet meer dan 7 bedraagt;
    • 3. door de provincie ontheffing is verleend voor het bouwen van de steiger;
    • 4. de hoogte van de steiger niet meer dan 1 meter boven het boezempeil bedraagt;
    • 5. de breedte van de steiger niet meer dan 1 meter bedraagt;
    • 6. de lengte van de steiger niet meer dan 6 meter bedraagt;
    • 7. de steiger in de langsrichting van de oever wordt gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - ligplaatsen toegestaan" mogen meerpalen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een meerpaal niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
  • c. op of in deze gronden mogen geen andere overige bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van loopplanken ten behoeve van steigers.

Artikel 11 Water - Jachthaven

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen en water ten behoeve van ligsteigers;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. op- en inritten;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. overige bouwwerken.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van steigers en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. op of in deze gronden mogen geen andere overige bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep;
    • 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover bestaand;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • d. waterlopen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • g. overige bouwwerken.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • c. een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 40° moet bedragen.

12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap;
  • f. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.

12.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van andere overige bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.2.2 sub a in die zin dat een aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
    • 2. deze aangebouwde bijbehorende bouwwerken, in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 sub e geen grotere bouwhoogte hebben dan 4 m, en;
    • 3. het bepaalde in lid 12.2.2 in acht wordt genomen;
  • b. het bepaalde in 12.2.2 sub e en toestaan dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.

12.3.2 Toetsingscriteria

Er kan slechts worden afgeweken, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

12.5 Afwijken van de bouwregels
12.5.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.4 sub a in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

12.5.2 Toetsingscriteria

Er kan slechts worden afgeweken, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

14.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
  • b. De in sub a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Parkeerregeling

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken behorende tot de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' wordt in elk geval gerekend

  • het in stand houden van minder dan 1,5 parkeervoorzieningen per recreatiewoning.

15.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein 1';
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken als opgenomen in Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie van dit plan voor zover deze gronden liggen ten noorden van het Krompad, zonder dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing wanneer de groene inrichting is gebaseerd op de uitgangspunten zoals die zijn opgenomen in paragraaf 2.3 van de toelichting. Het groenplan zoals dat als Bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, is daarvan een uitwerking en vormt het kader voor de feitelijke uitwerking. De landschappelijke inpassing dient te zijn gerealiseerd binnen één jaar na gereed zijn van de bouw van de laatste recreatiewoning in Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie op basis van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijkingsregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

16.2 Toetsingscriteria

Er kan slechts worden afgeweken, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Langelille - Recreatiepark De Driesprong van de gemeente Weststellingwerf.

Behorende bij het besluit van 17 april 2020.