direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Langelille
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.08870203

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.    plan:

het bestemmingsplan Langelille van de gemeente Weststellingwerf;

2.    bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0098.08870203-ON01 met de bijbehorende regels en bijlage;

3.    aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

4.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

5.    aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

6.    aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uit­geoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woon­functie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

7.    achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

8.    archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

9.    bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

10.  bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

11.  bed en breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

12.  bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

13.  bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de binding met het bedrijfsgebouw of het bedrijfsperceel noodzakelijk is;

14.  bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

15.  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

16.  bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofd­gebouw, niet zijnde een aanbouw;

17.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

18.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

19.  bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

20.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

21.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

22.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

23.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

24.  dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

25.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goede­ren aan personen die die goederen kopen voor gebruik, ver­bruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

26.  erker:

kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en/of glas;

27.  extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

28.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

29.  geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

30.  geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsge­voelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluid­hinder en/of het Besluit Geluidhinder;

31.  geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

32.  hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

33.  hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

34.  horizontale diepte:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

35.  kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

36.  kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;

37.  kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de bijlage 1 (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure " Bedrijven en milieuzonering" VNG) onder categorie 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

38.  landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

39.  natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

40.  normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de hand­having dan wel de realisering van de bestemming;

41.  nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

42.  peil:

a.    voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

-       de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.    voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-       de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.    indien in of op het water wordt gebouwd:

-       het ter plaatse geldende peil;

d.    het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

43.  platte dakafdekking:

een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;

44.  productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productie­functie;

45.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

46.  recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

47.  risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

48.  seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van ero­tisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksau­tomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

49.  uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in ar­chitectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

50.  voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s);

51.  voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

52.  vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

53.  woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huis­vesting van één afzonderlijk huishouden;

54.  zijdelingse perceelgrens:

grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf;

55.  zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen. 

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de ter­inzagelegging van het ontwerp van dit plan.

 

het moment van de ter­inzagelegging van het ontwerp van dit plan.