direct naar inhoud van Artikel 12 Recreatie
Plan: Boijl
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn:

Artikel 12 Recreatie

 

12. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    de bedrijfsmatige exploitatie van recreatief verblijf voor personen, die elders hun hoofdverblijf hebben;

2.    alsmede voor sauna en wellnessactiviteiten op het perceel Boijlerweg 48, ter plaatse van de aanduiding ‘sauna’;

3.    bedrijfswoningen;

b.    standplaatsen voor kampeermiddelen, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;

c.    trekkershutten;

met daaraan ondergeschikt:

d.    voet- en fietspaden;

e.    tuinen, erven en binnenterreinen;

f.     op- en inritten;

g.    groenvoorzieningen;

h.    parkeervoorzieningen;

i.      waterlopen;

j.      waterhuishoudkundige voorzieningen;

k.    gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

l.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12. 2.    Bouwregels

12. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 12.1. sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    het bebouwingspercentage van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag niet meer dan 5% bedragen;

c.    de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn;

d.    het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande dan wel vergunde aantal.

12. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:

a.    aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijge­bouwen mag niet meer dan 75 m² per bedrijfswoning bedragen;


c.    de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van
4 m;

d.    de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van
4 m;

e.    de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijde­lingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.

12. 2. 3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

a.    de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;

b.    de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.

12. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouw­hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 5 m mag bedragen.

12. 3.    Ontheffing van de bouwregels

12. 3. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 12.2.1. sub c en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6 respectievelijk 10 m;

b.    het bepaalde in lid 12.2.1. sub d en toestaan dat een bedrijfswo­ning aan het aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat:

1.    het aantal te bouwen bedrijfswoningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;

2.    het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;

3.    de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsge­voelige objecten niet hoger is dan de voorkeurs­grenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;

c.    het bepaalde in 12.2.2. sub e en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van de bedrijfswoning;

d.    het bepaalde in 12.2.4. sub a en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 m, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 m bedraagt.

12. 3. 2. De in 12.3.1. genoemde ontheffing kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    de verkeersveiligheid;

d.    de sociale veiligheid;

e.    de milieusituatie;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12. 3. 3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 21 opgenomen procedure van toepassing.

12. 4.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

-       het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.