direct naar inhoud van Artikel 21 Algemene aanduidingsregels
Plan: Buitengebied Vlieland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BP087103-VA01

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Milieuzone - waterwingebied
21.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - waterwingebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

21.1.2 Bouwregels
  • a. gebouwen mogen alleen gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - gebouwen toegestaan';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 600 m²;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10 meter;
21.1.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterwinning, -productie, c.q. -distributie, zullen uitsluitend worden opgericht in het gebied dat op de verbeelding is voorzien van de aanduiding 'Milieuzone - waterwingebied';
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter.

21.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' (let op aanhalingstekens) zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hoogte van maximaal 5 meter.

21.3 Veiligheidszone - bevi

21.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het weren van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

21.3.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

21.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de aanduidingsgrens van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' te wijzigen indien dat vanwege wijziging in de regelgeving omtrent externe veiligheid mogelijk of noodzakelijk is;
  • b. het aanduidingsvlak met de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' te verwijderen, indien de aan het betreffende aanduidingsvlak ten grondslag liggende risicovolle inrichting niet meer aanwezig is en tevens niet meer volgens vergunning aanwezig mag zijn.

21.4 Veiligheidszone - munitie
21.4.1 Veiligheidszone - munitie A

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - A' mogen:

  • a. geen bestemmingen opgenomen die het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk maken, of de aanleg van autowegen, autosnelwegen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen, parkeerterreinen of recreatieve voorzieningen toestaan;
  • b. geen agrarische bestemmingen opgenomen die niet kunnen worden gerealiseerd zonder een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen.
21.4.2 Veiligheidszone - munitie B

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - B' mogen geen bestemmingen opgenomen worden die het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toestaan.

 

21.4.3 Veiligheidszone - munitie C

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - C' mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht met vlies- of gordijngevelconstructies en voorts gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich doorgaans veel mensen bevinden.

21.4.4 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar risicovol gebouw, of uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid vanwege de munitie opslagplaatsen.

21.4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle functie ter plaatse niet meer aanwezig is;
  • b. de omvang en situering van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie' wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;
    • 2. uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden;
    • 3. door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.

21.5 Vrijwaringszone - duin
21.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - duin' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de primaire waterkering.

21.5.2 Bouwregel

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, behoudens die welke zijn toegestaan binnen bestaande bestemmingsvlakken en/of ter plaatse van gegeven aanduidingen.

21.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het planten en/of verwijderen van bebossing en beplanting;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en verbreden van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het aanleggen, verharden en/of verbreden van wegen en paden;
  • e. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatieve en/of educatieve medegebruik;
  • f. het aanleggen en/of verwijderen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemopbouw ten behoeve van natuurontwikkeling.
b Uitzonderingen

Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of het normale (agrarische) gebruik betreffen;
  • b. de bestrijding van een aanwezige of dreigende calamiteit.
c Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de betreffende werken of werkzaamheden geen onevenredige, blijvende schade toebrengen aan de aanwezige landschappelijke of natuurlijke waarden dan wel de agrarische gebruiksmogelijkheden van de betrokken of omliggende gronden of het belang van de waterkering niet worden aangetast. Alvorens omtrent de aanvraag een beslissing genomen kan worden, wordt advies verkregen van de waterkeringbeheerder.