direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oost-Vlieland - Willem de Vlaminghweg
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20181487-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de westelijke hoek van de Willem de Vlaminghweg is de locatie van de voormalige basisschool De Zeester. In 2015 is de school verplaatst en maakt deze nu onderdeel uit van 'De Jutter', een nieuwe brede school aan de Lutinelaan. Het voornemen is om de locatie De Zeester te herontwikkelen ten behoeve van 25 rijwoningen. Het voornemen is echter in strijd met het bestemmingsplan Vlieland kom. Het bestemmingsplan bevat evenwel een wijzigingsbevoegdheid die al rekening heeft gehouden met de voorgenomen woningbouw op grond waarvan de woningbouw toelaatbaar kan worden gemaakt.

Om het voornemen juridisch-planologisch mogelijk te maken wordt dit wijzigingsplan opgesteld, waarbij de voorgenomen indeling in het gebied mogelijk wordt gemaakt. Voorliggend wijzigingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plan betreft de locatie van de voormalige basisschool De Zeester, in het westen van de dorpskern van Oost-Vlieland. Het plangebied is gelegen tussen de Willem de Vlaminghweg en de Nieuwestraat. In figuur 1.1 is de globale ligging van het projectgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181487-ON01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het geldende bestemmingsplan Vlieland kom, vastgesteld op 17 oktober 2011. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Maatschappelijk' vanwege de toen aanwezige basisschool. Daarnaast geldt de specifieke bouwaanduiding - woning uitgesloten en de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Een uitsnede van het bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181487-ON01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Vlieland kom

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn de gronden aangewezen voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, al dan niet in combinatie met woningen, tenzij de specifieke bouwaanduiding 'woning uitgesloten' is opgenomen. Een gebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. De maximum goothoogte binnen het bouwvlak bedraagt 5,5 meter. Over het hele bouwvlak geldt de bouwaanduiding 'wonen uitgesloten'.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' kan middels de wijzigingsbevoegdheid de bestemming worden gewijzigd in 'Wonen - 3'. In het bestemmingsplan was al voorzien dat de school zou verdwijnen en dat het gebied zich goed leende voor een afronding met woningbouw. Daarvoor moet worden voldaan aan de volgende criteria:

  • 1. de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1”;
  • 2. de regels van artikel 25 moeten van overeenkomstige toepassing zijn;
  • 3. de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid moet, indien noodzakelijk, vergezeld gaan van een exploitatieplan;
  • 4. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid moeten passen binnen het geldende Woonplan;
  • 5. er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aan grenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 6. de woonhuizen moeten worden gebouwd voor personen die maatschappelijk en/of economisch aan het eiland Vlieland gebonden zijn;
  • 7. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aan grenzende gronden.

In paragraaf 2.3 vindt de toetsing aan de geldende wijzigingscriteria plaats.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk van dit wijzigingsplan wordt het plan beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de nieuwe situatie. Daarna wordt de nieuwe situatie getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het provinciaal en gemeentelijk beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Dit is opgesplitst in maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid. Tenslotte is in hoofdstuk 6 de juridische regeling opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Op de westelijke hoek van de Willem de Vlaminghweg is in de huidige situatie sprake van een braakliggend terrein. De bebouwing van de voormalige basisschool De Zeester is inmiddels gesloopt. Oost-Vlieland kent een langgerekte structuur met vrijwel aaneengesloten bebouwing aan de dijk aan de waddenzeezijde en het duingebied aan de duinzijde. Het plangebied vormt de westelijke hoek van de dorpskern van Oost-Vlieland. Aan de noord- en westzijde wordt het plangebied begrensd door de Willem de Vlaminghweg. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Nieuwestraat. Ten oosten is sprake van woningen. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de voorgaande situatie weergegeven, waarin de voormalige basisschool nog in het gebied aanwezig was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181487-ON01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Voorgaande situatie in het plangebied

Ten westen en noorden van het plangebied is sprake van natuurgebieden met duinen en bebossing. Ten oosten en zuiden van het plangebied is vrijwel uitsluitend sprake van woningen. Verder naar het oosten ligt het dorpscentrum van Oost-Vlieland.

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om op de locatie van de voormalige basisschool de Zeester de woonfunctie van Oost-Vlieland te versterken. In het kader daarvan is het doel om 25 woningen in het plangebied te realiseren. De woningen zullen geschakeld worden gerealiseerd in rijen van 3 tot 5 woningen aansluitend op de structuur aan de oostzijde van het plangebied. De woningen zullen zoveel mogelijk de richting van de bestaande wegenstructuur volgen en met de voorgevel richting de bestaande straten gericht worden. In figuur 2.2 is de voorgenomen inrichting en verkaveling van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181487-ON01_0004.png" Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van het plangebied

De woningen zullen bestaan uit maximaal twee bouwlagen met een kap, gevormd als mansardekap of zadeldak. In figuur 2.3 zijn referentiebeelden van de voorgenomen woningen weergegeven. De ontsluiting van de woningen vindt grotendeels plaats vanaf het bestaande stratenpatroon. Aan de oostzijde van het plangebied zal een nieuwe stoep worden aangelegd om ook de woningen die aan deze zijde grenzen te ontsluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181487-ON01_0005.png"

Figuur 2.3 Referentiebeelden van de voorgenomen woningen

Het parkeren vindt plaats buiten het plangebied aan de west- en noordzijde van de Willem de Vlaminghweg. Hier is reeds sprake van 11 parkeerplaatsen. Dit aantal wordt uitgebreid met circa 30 parkeerplaatsen, die zullen worden uitgevoerd zowel haaks op de weg als in langsparkeerplaatsen. In figuur 2.2 zijn deze parkeerplaatsen eveneens ingetekend. De parkeerplaatsen vallen buiten het plangebied omdat binnen de grenzen van het wijzigingsgebied geen ruimte is om voldoende parkeerplaatsen in te richten. Deze parkeerplaatsen langs de Willem de Vlaminghweg zijn niet bij recht toegestaan en zullen via een andere ruimtelijke procedure mogelijk worden gemaakt. De huidige groenstructuur wordt zoveel mogelijk gehandhaafd.

Ruimtelijke inpassing

Ten behoeve van het voornemen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin de ruimtelijke inpassing van het voornemen is vastgelegd. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting en dient tevens als welstandskader. De parkeerplaatsen en woningen zullen op een goede wijze worden ingepast door behoud en versterking van de bestaande groenstructuur. Ook voor de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte is het uitgangspunt dat het zich op een vanzelfsprekende manier in de omgeving voegt. Daarbij is bepaald dat het metselwerk, de dakbedekking en kapvorm aansluiten bij de omgeving. Ook de wegbestrating zal aansluiten op de bestaande materialen om de continuïteit te borgen. Eventueel straatmeubilair heeft om dezelfde reden verwantschap met reeds bestaand meubilair.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten van de Willem de Vlaminghweg en de Nieuwestraat. De Willem de Vlaminghweg betreft de doorgaande route van de dorpskern richting het oosten van Vlieland en vormt de grens van het dorp. Via de Willem de Vlaminghweg kan in oostelijke richting de dorpskern, veerdam en het bedrijventerrein worden bereikt. Door het parkeren aan de Willem de Vlaminghweg te realiseren worden de verkeersstromen ten behoeve van het plangebied zoveel mogelijk om de dorpskern heen geleid. De verkeersgeneratie bedraagt 145 mvt/etmaal op basis van publicatie 318 van het CROW. Dit geringe aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de Willem de Vlaminghweg en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

De parkeerbehoefte bedraagt 30 parkeerplaatsen op basis van publicatie 318 van het CROW. In de voorgenomen situatie zullen 22 parkeerplaatsen ten westen van het plangebied komen, 6 ten noorden, 7 ten zuiden en 6 in het plangebied zelf. Daarmee komt het aantal parkeerplaatsen uit op 41. Op figuur 2.4 is de ligging van de parkeerplaatsen rondom het plangebied aangegeven. In de huidige situatie waren reeds 18 permanente parkeerplaatsen aanwezig, waarvan 7 voor de voormalige school bestemd waren. 11 van de parkeerplaatsen waren voor andere gebruikers bestemd. Deze 11 parkeerplaatsen blijven ook in de voorgenomen situatie voor andere gebruikers bestemd. De 30 overige parkeerplaatsen zijn ten behoeve van de bewoners uit het plangebied. Daarmee wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181487-ON01_0006.png"

Figuur 2.4 Voorgenomen ligging parkeerplaatsen rondom het plangebied

2.3 Toetsing wijzigingscriteria

In deze paragraaf wordt het initiatief getoetst aan de wijzigingscriteria die in de regeling van het bestemmingsplan Vlieland kom van de gemeente Vlieland zijn opgenomen, in artikel 36 lid c:

De bestemming “Maatschappelijk” wordt gewijzigd in de bestemming “Wonen - 3”, mits:

1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1”;

Het plangebied heeft als plangrens de zone waarop de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' van toepassing is.

2. de regels van artikel 25 van overeenkomstige toepassing zijn;

In de juridische regeling van dit wijzigingsplan zijn de regels uit artikel 25 van het plan Vlieland kom van overeenkomstige toepassing verklaard.

3. de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid indien noodzakelijk vergezeld gaat van een exploitatieplan;

De gemeente en initiatiefnemer stellen in samenwerking een exploitatieplan op.

4. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen het geldende Woonplan;

In het geldende woonplan is uiteengezet dat op Vlieland een grote vraag naar woningen is, maar dat het aanbod niet groot genoeg is om in deze vraag te voorzien. Om die reden worden nieuwe woningen gerealiseerd. De woningen die op de locatie van de voormalige basisschool De Zeester worden gebouwd kunnen deels in deze vraag voorzien.

5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan grenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

In paragraaf 4.2 is nader gemotiveerd dat geen sprake is van bedrijven in de omgeving die in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

6. de woonhuizen worden gebouwd voor personen die maatschappelijk en/of economisch aan het eiland Vlieland gebonden zijn;

Het voornemen is om personen die maatschappelijk en/of economisch aan het eiland gebonden zijn in de huizen te laten wonen. Alleen wanneer er onvoldoende aanbod is van mensen die maatschappelijk en/of economisch aan het eiland gebonden zijn, zal overwogen worden mensen van buiten het eiland in aanmerking voor deze woningen te laten komen.

7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

In hoofdstuk 4 is onderbouwd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Met het voornemen wordt aan alle wijzigingscriteria voldaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en haar doelen, belangen en opgaven tot 2028. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid om rijksbetrokkenheid.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen zijn aan andere overheden door hen goed worden behartigd. De vereisten van de Rijksoverheid met betrekking tot ruimtelijke plannen liggen vast in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het is gericht op doorwerking van de nationale belangen in onder meer gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

In dit geval betreft de voorgenomen ontwikkeling geen ontwikkeling die betrekking heeft op de 14 nationale belangen zoals genoemd in de SVIR en waarvoor regels zijn gesteld in het Barro. Daarmee is het plan niet in strijd met het beleid zoals uiteen gezet in deze stukken.

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Het voornemen om 25 woningen in het plangebied te realiseren betreft een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 3.3 is het voornemen getoetst aan de Woonvisie Vlieland. Hierin is opgenomen dat er veel vraag is naar woningen in Vlieland, maar dat het aanbod hierbij achterblijft. De locatie van de voormalige basisschool De Zeester is gelegen binnen bestaand bebouwd gebied en biedt een uitstekende mogelijkheid om, na het verhuizen van de school, ruimte te bieden voor woningbouw. Omdat er een grote vraag naar woningen is van personen die maatschappelijk en/of economisch aan het eiland verbonden zijn is er behoefte aan de voorgenomen 25 woningen en wordt een deel van de woningproblematiek op Vlieland ingevuld. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

In het Streekplan Fryslân 2007 is uiteen gezet welke accenten de provincie in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. De provincie wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werk, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân.

Op de Waddeneilanden is met betrekking tot de woningmarkt sprake van een specifieke situatie. Door de belangstelling om op de eilanden te wonen, in combinatie met de schaarse bouwmogelijkheden, is er sprake van prijsopdrijving. Mensen die sociaal-economisch aan de eilanden gebonden zijn kunnen daardoor moeilijk aan een geschikte en betaalbare woning komen. Deze problematiek wordt nog groter doordat woningen die bedoeld zijn voor permanente bewoning, soms recreatief of als tweede woning worden gebruikt.

Voor wonen op de Waddeneilanden vindt de provincie het van belang dat er ruimte is voor de opvang van de woningbehoefte van mensen die sociaal of economisch aan de Waddeneilanden gebonden zijn. Hierbij is maatwerk per eiland mogelijk. De provincie kijkt in eerste instantie naar mogelijkheden in bestaand bebouwd gebied. Op Vlieland betreft dit het dorp Oost-Vlieland. Wonen en werken zijn geconcentreerd in deze kern.

Met dit plan wordt de herontwikkeling van de locatie van de voormalige basisschool De Zeester mogelijk gemaakt. Hier worden 25 sociale huurwoningen gerealiseerd. Deze locatie valt binnen het bestaand bebouwd gebied in het dorp Oost-Vlieland. Door de ontwikkeling van deze woningen ten behoeve van mensen die sociaal of economisch aan Vlieland gebonden zijn, kan deels worden voorzien in de vraag naar woningen op het eiland. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met het gestelde in het Streekplan.

Verordening Romte Fryslân 2014

De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied binnen het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 3.1). Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.

In artikel 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

In paragraaf 3.3 is uiteengezet dat het plan in overeenstemming is met de Woonvisie Vlieland, waarmee eveneens wordt voldaan aan de provinciale verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Vlieland 2020

Met de structuurvisie kan de gemeente Vlieland een actieve rol spelen bij ontwikkelingen en projecten op het eiland. De structuurvisie geeft het perspectief van de gemeente weer waarmee landelijke en provinciale wetgeving en procedures worden beoordeeld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen en de hoofdzaken van het uit te voeren ruimtelijk beleid.

Oost-Vlieland is het enige dorp op het eiland. Het wonen op het eiland vindt geconcentreerd plaats in het dorp. Buiten het dorp zijn slechts op enkele locaties woningen aanwezig. Op Vlieland is sprake van druk op de woningmarkt. Dit komt met name door de behoefte aan woningen voor Vlielanders, met name voor starters en ouderen, huisvesting voor personeel van het vaste land, de afname van de gemiddelde woonbezetting en de toenemende vraag van niet-eilanders naar een woning.

Door het realiseren van de voorgenomen 25 woningen in het plangebied kan de druk op de woningmarkt worden verlicht. Bovendien ligt het plangebied binnen het bestaande bebouwde gebied van het dorp plaats. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de Structuurvisie Vlieland 2020.

Woonvisie Vlieland

Als gevolg van de 'Woningmarktanalyse Friese Waddeneilanden' zijn er drie concrete aanleidingen die ertoe leiden een woonvisie voor Vlieland op te zetten. Ten eerste is de woningmarkt van Vlieland niet goed in beeld. Ten tweede wil de gemeente prestatieafspraken maken met woningcorporatie Friesland en ter derde is voor de ontwikkellocaties 'voormalige basisschool De Zeester' en 'woonzorgcentrum Uiterton' richting nodig.

De gemeente Vlieland zet zich in voor meer woningen voor middeninkomens. Ze wil meer aanbod creëren, onder meer door op de eigen locaties Uiterton en voormalige basisschool De Zeester woningen in dit segment te laten realiseren. Wegens schaarste aan ontwikkelruimte noemt de gemeente het cruciaal om onder meer de omgeving van de oude basisschool De Zeester te benutten voor het bedienen van groepen die niet of onvoldoende aan bod komen op de woningmarkt. Het gaat hierbij om groepen met een laag of middeninkomen, zoals starters en middenkaderberoepen in onderwijs, zorgt horeca/toerisme en (semi)overheid.

Met het huidige voornemen worden 25 sociale huurwoningen in het plangebied gerealiseerd. Hiermee wordt aanbod gecreëerd voor mensen met een laag of middeninkomen. Het voornemen sluit daarom aan bij de Woonvisie Vlieland.

Herziene welstandsnota Vlieland

In 2006 is door de gemeente Vlieland een welstandsnota opgesteld, welke in 2012 herzien is. Het doel van het welstandsbeleid is een effectief, controleerbaar en klantvriendelijk welstandstoezicht in te richten, waarbij particulieren, opdrachtgevers en architecten zich in een vroeg stadium op de hoogte kunnen stellen over de van toepassing zijnde welstandscriteria. De welstandsnota levert een bijdrage aan het behouden en daar waar nodig het versterken van de visuele kwaliteit en aantrekkelijkheid van de bebouwing op Vlieland.

Het plangebied valt conform de welstandsnota in 'Gebied 2: Dorpsuitbreiding 2de helft'. Voor dit plan is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld waar in de uitwerking aan zal worden voldaan. In dit beeldkwaliteitplan is rekening gehouden met de welstandscriteria die in het gebied gelden. Het beeldkwaliteitplan is als onderdeel van de welstandsnota vastgesteld. Hiermee is het voornemen in overeenstemming met de welstandsnota. Het beeldkwaliteitplan is opgenomen als bijlage 1.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor het plan is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en op andere sectorale regelgeving.

4.1 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Toetsing

In de directe omgeving van het plangebied is uitsluitend sprake van 30 km/uur-wegen. Ten zuidwesten van het plangebied loopt de Postweg. Op circa 200 meter en verder van het plangebied geldt hier een maximaal toegestane snelheid van 60 km/uur. Het plangebied valt hiermee deels in de geluidzone van deze weg. Tussen het plangebied en de weg is in beperkte mate sprake van bebouwing, wat zorgt voor een afschermende werking van het wegverkeerslawaai op het plangebied. Bovendien is Vlieland een autoluw eiland. De Postweg verbindt het westelijke deel van het eiland met de dorpskern van Oost-Vlieland. In het westen zijn vrijwel geen woningen en voorzieningen aanwezig. Het aantal verkeersbewegingen op de Postweg zal daarom zeer beperkt zijn.

Gezien de ruime afstand tot het plangebied, de aanwezigheid van tussenliggende bebouwing en het beperkt aantal verwachte verkeersbewegingen op de Postweg is het zeer onwaarschijnlijk dat het wegverkeerslawaai op de Postweg zal leiden tot belemmeringen voor de ontwikkeling in het plangebied. Een nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

In de voorgenomen situatie worden in het plangebied woningen ontwikkeld. Dit betreffen bedrijfshindergevoelige functies, waarvoor in beginsel aan de richtafstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' moet worden voldaan.

In de directe omgeving van het plangebied is uitsluitend sprake van woningen en natuurgebied. Er zijn geen bedrijven aanwezig rondom het plangebied die invloed hebben op de ontwikkeling van de voorgenomen woningen. Daarom is er geen noodzaak tot nader onderzoek ten behoeve van de milieuzonering.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Het plangebied is in de huidige situatie bestemd als 'Maatschappelijk' ten behoeve van de voormalige basisschool. In het plangebied worden in de voorgenomen situatie 25 woningen gerealiseerd. Ten behoeve daarvan moet worden aangetoond dat de bodem van voldoende kwaliteit is om de voorgenomen functie op uit te oefenen. In het kader daarvan is een bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het bodemonderzoek, dat is opgenomen als bijlage 2, is naar voren gekomen dat de grond schoon is en gebruikt kan worden ten behoeve van de woonfunctie. Bij de verkoop van de grond zal een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5725 en NEN 5740 worden uitgevoerd.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Sneek en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate.

In dit plan worden 25 woningen ontwikkeld. Ter plaatse is de voormalige school inmiddels gesloopt. Het aantal verkeersbewegingen zal hierdoor per saldo slechts beperkt toenemen. Vlieland is een autoluw eiland, waar een zeer beperkt aantal auto's aanwezig is. Door de autoluwe status van het eiland en beperkte toename aan verkeer die als gevolg van dit plan wordt verwacht, kan worden gesteld dat dit plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Om de gevolgen van het plan voor het aspect ecologie te onderzoeken, is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Met betrekking tot Natura 2000 concludeert het rapport dat met betrekking tot het Natura 2000-gebied Duinen Vlieland een aanvullende analyse noodzakelijk is. Het gaat hierbij om een Aerius-berekening die de uitstoot van stikstof vanuit het plangebied op het Natura 2000-gebied in kaart brengt. De Aerius-berekening en het onderbouwende rapport zijn opgenomen in bijlage 4 en 5 bij deze toelichting. Uit de Aerius berekening is naar voren gekomen dat de projectbijdrage 0,27 mol/ha/jaar bedraagt. Bij een projectbijdrage van minder of gelijk aan 1,00 mol/ha/jaar is geen vergunning benodigd. Hieruit wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een onevenredige stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Duinen Vlieland.

Binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied Waddenzee worden ten behoeve van de uitvoering van het plan geen maatregelen genomen. Voor transport van en naar het eiland wordt gebruik gemaakt van bestaande vervoersmiddelen. Het is met betrekking tot dit Natura 2000-gebied niet nodig om een vergunning van de Wet natuurbescherming aan te vragen.

Met betrekking tot de soortenbescherming wordt geconcludeerd dat er geen strikt beschermde soorten in het gebied voorkomen. De uitvoering van het plan leidt niet tot schade aan de populaties van andere soorten. Er geldt dat geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van het plangebied als leefgebied van de voorkomende soorten of van een blijvende verslechtering van de staat van instandhouding. Er wordt derhalve aan de zorgplicht voldaan. De aanvraag van een ontheffing van de Wet Natuurbescherming inzake de soortenbescherming is niet noodzakelijk.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Om uit te wijzen of archeologisch onderzoek noodzakelijk is, is het FAMKE geraadpleegd. Het FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, voor de steentijd-bronstijd en de ijzertijd-middeleeuwen. Op basis van beide kaarten geldt dat er geen onderzoek noodzakelijk is. Ook in het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied geen archeologische dubbelbestemming opgenomen. Er is daarom geen aanleiding om archeologisch onderzoek uit te voeren ten behoeve van dit bestemmingsplan en de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Toetsing

Conform de CHK van de provincie Fryslân maakt het projectgebied deel uit van een aardkundig waardevol gebied. Dit zijn gebieden waar de bodem een bijzondere waarde vertegenwoordigt. Dergelijke gebieden zijn abiotisch waardevol of antropogeen waardevol voor zover door de bodem bepaald. Het plangebied valt onder het gebied 'Waddeneilanden'. Dit gebied bestaat uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waar sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaatsvinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken.

In het plangebied was voorheen bebouwing ten behoeve van de voormalige basisschool aanwezig, waardoor eventuele karakteristieke duinvormen al zijn aangetast. Het terrein is na de sloop van deze bebouwing braakliggend. Door de bouw van de voorgenomen 25 woningen worden eventuele cultuurhistorische waarden niet aangetast, omdat dit in de voorgaande situatie al is gebeurd. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk naar het aspect cultuurhistorie.

4.8 Water

Toetsingskader

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

In het kader van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen (dossiercode: 20190115-2-1603). Op deze wijze is het Wetterskip Fryslân geïnformeerd. Uit de digitale watertoets is naar voren gekomen dat de normale procedure van toepassing is op dit bestemmingsplan. Aanwezige wateraspecten zijn van invloed op dit plan. Het resultaat van de digitale watertoets is opgenomen als bijlage 6.

Het verhard oppervlak in het plangebied neemt toe met minder dan 200 m². Daarom is geen watercompensatie noodzakelijk ten gevolge van dit plan. Ook wordt geen oppervlaktewater gedempt in het plangebied. Langs de Willem de Vlaminghweg ligt een rioolpersleiding in de grond. In dit wijzigingsplan wordt hiermee rekening gehouden door geen bouwmogelijkheden toe te staan ter plaatse van deze rioolpersleiding. De woningen worden verder van de weg af gesitueerd zodat hier geen sprake van is.

Door rekening te houden met de rioolpersleiding in het plangebied zijn er verder geen belemmeringen op het gebied van het aspect water voor dit wijzigingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes aanwezig zijn die van invloed zijn op de beoogde woningen in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

In en direct rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die een planologische bescherming genieten en waar rekening mee gehouden moet worden in dit bestemmingsplan. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Oost-Vlieland - Willem de Vlaminghweg' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Vlieland kom' van de gemeente Vlieland.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Vlieland kom' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan, in dit geval de bestemming 'Wonen - 3', zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ontwerpwijzigingsplan

Het ontwerpwijzigingsplan zal zes weken ter inzage worden gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen.

Vaststelling

De vaststelling van het wijzigingsplan wordt vervolgens,al dan niet gewijzigd, door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen initiatiefnemer en de gemeente Vlieland worden anterieure overeenkomsten gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins en voldoende verzekerd.

Planschade

Tot slot wordt voor eventuele planschade een planschade overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente afgesloten.