direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oost-Vlieland - Dorpsstraat 58
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20181361-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft het voornemen om aan de Middenweg, op de achterzijde van het perceel Dorpsstraat 58, te Oost-Vlieland een nieuw woonhuis met inpandige garage te realiseren. Hiervoor dient een bestaande schuur gesloopt te worden. Het plangebied behoort tot een perceel aan de Dorpsstraat, waar de bestemming 'Detailhandel' geldt. Binnen deze bestemming mag op het achtererf niet een losstaand woonhuis worden gebouwd. Het voornemen is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Om het voornemen juridisch-planologisch mogelijk te kunnen maken, is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld, waarbij de voorgenomen indeling en functietoekenning in het gebied mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het noordoosten van Oost-Vlieland, aan de Middenweg ter hoogte van de Dorpsstraat 58. De globale ligging van het plangebied is rood omlijnd weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181361-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het perceel Dorpsstraat 58 is opgenomen in het bestemmingsplan Vlieland kom, vastgesteld op 17 oktober 2011. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de enkelbestemming 'Detailhandel' met een tweetal dubbelbestemmingen: 'Waarde – Archeologie' en 'Waarde – Beschermd – Dorpsgezicht'. Tevens geldt er een gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6.3'. In de regeling van deze gebiedsaanduiding is geregeld dat de bestemming detailhandel kan worden gewijzigd in horeca ter plaatse van deze aanduiding. Ook geldt er een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming 'Detailhandel' naar 'Wonen-1' of 'Wonen-2'. Echter, gaat het conform deze wijzigingsbevoegdheden om het wijzigen van de bestemming van het hele perceel, waarbij de detailhandelsfunctie komt te vervallen. Omdat in dit geval de detailhandelsfunctie niet wordt beëindigd, kunnen de wijzigingsbevoegdheden niet worden toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181361-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende bestemmingsplan Vlieland kom

Binnen de detailhandelsbestemming mogen de gronden worden gebruikt voor winkels, in combinatie met woningen. Daarnaast zijn ook de bijbehorende tuinen, erven en terreinen, straten en paden, uitstallingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan binnen de bestemming. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak aan de zijde van de Dorpsstraat worden gerealiseerd. Aan de Middenweg mogen alleen bijgebouwen worden gebouwd en mogen de bouwwerken niet gebruikt worden voor bewoning.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geldt dat deze gronden tevens zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de gronden. Ter plaatse geldt dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² een archeologisch rapport benodigd is. Daarnaast geldt ook de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht in het plangebied. Ter plaatse geldt dat hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap bedekt met gebakken rode dakpannen. Daarnaast moeten de gevels worden opgetrokken uit gebakken stenen en dienen de omlijstingen van de naar de weg gekeerde gevels, daklijsten, dakgoten, kozijnen, dakkapellen, ramen en deuren uitgevoerd te zijn in groen en/of wit geverfd en/of gebeitst hout.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een omschrijving gegeven van de gewenste ontwikkeling, binnen de context van de huidige situatie.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het noordoosten van de dorpskern van Oost-Vlieland, tussen de Middenweg en de Dorpsstraat.

Het plangebied bevindt zich in het centrum van het dorp. Hier zijn verscheidene woningen, winkels, bedrijven en horeca aanwezig. Deze zijn met name geconcentreerd aan de Dorpsstraat, die ten zuiden van het plangebied loopt. Gezien de grote verscheidenheid aan functies in de omgeving kan het gebied bestempeld worden als gemengd gebied. Achter de huizen ten noorden van het plangebied ligt het beschermd natuurgebied Vlielandse Duinen. Dit betreft een Natura 2000 gebied.

De omliggende woningen bestaan grotendeels uit één bouwlaag met een kap en vallen onder het beschermd dorpsgezicht Vlieland-Oost. Hier en daar zijn ook woningen bestaande uit twee bouwlagen met kap aanwezig. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied en de directe omgeving weergegeven. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181361-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181361-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van de huidige situatie

2.2 Voorgenomen initiatief

De initiatiefnemer heeft het voornemen om een woonhuis te realiseren. De woonruimte is in de eerste plaats bedoeld voor werknemers van de slijterij, maar kan ook beschikbaar komen voor andere bewoners. In figuur 2.3 is de voorgenomen indeling van het plangebied weergegeven. Figuur 2.4 geeft een impressie weer van de voor- en zijgevel van het gewenste woonhuis. Het woonhuis zal worden voorzien van een ingebouwde garage en zonnepanelen op het dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181361-VA01_0005.png"

Figuur 2.3 Voorgenomen indeling van plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181361-VA01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181361-VA01_0007.jpg"

Figuur 2.4 Impressie voorgenomen initiatief

Ruimtelijke inpassing

Het woonhuis wordt binnen de bebouwde kom van het dorp gebouwd. In dit deel van het dorp is overwegend sprake van de woonfunctie. Daarmee sluit het voorgenomen initiatief functioneel aan op de omgeving. Het ontwerp van de woning sluit aan op de eisen die gelden voor het beschermd dorpsgezicht Oost-Vlieland. Het gebied maakt op dit moment deel uit van een perceel gelegen aan de Dorpsstraat en wordt gebruikt als achtertuin, waar een schuur en deels beplanting aanwezig zijn. De achterkantsituatie aan de Middenweg zal dus veranderen in een voorkantsituatie. Op meerdere locaties aan de Middenweg zijn in de afgelopen periode woonhuizen gerealiseerd, waardoor deze straat meerdere voorkantsituaties kent. De gemeente wil met het meewerken aan plannen aan de Middenweg het straatbeeld verbeteren en daarmee ook andere initiatiefnemers uitnodigen tot plannen om de verdere verbetering van het straatbeeld gestalte te geven. Door dit ook in het plangebied te realiseren wordt aangesloten op de gewenste transitie van de Middenweg naar een straat die sterker het karakter van een woonstraat krijgt.

Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Middenweg. In westelijke richting is via deze straat en de Boereglop het centrum van Oost-Vlieland te bereiken. De rederij en ontsluiting naar het vaste land is eveneens in deze richting gevestigd. Daarmee wordt het plangebied op goede wijze ontsloten. Vlieland betreft een autoluw eiland, waar zeer weinig verkeersbewegingen plaatsvinden. Voor de bewoners geldt tevens dat zij niet tot nauwelijks gebruik zullen maken van de auto. Daarom zullen er geen belemmeringen in de verkeersafwikkeling plaatsvinden.

Vlieland is officieel gesloten verklaard voor motorvoertuigen. Alleen bewoners en ondernemers kunnen een ontheffing aanvragen voor het hebben van een auto, als dit echt noodzakelijk is. De gemeente toetst vervolgens of de aanvraag terecht is. Daarnaast mag in het beschermd stads- en dorpsgezicht alleen op bepaalde tijden worden gereden. Er wordt geen eis gesteld ten opzichte van de parkeerplaatsen bij de woningen. Direct voor het plangebied is een parkeerterrein aanwezig, zoals ook te zien in figuur 2.2. Bovendien is er in het ontwerp van de woning een garage opgenomen. Deze inpandige garage vervangt de huidige garage. Het parkeren kan, door aanwezigheid van de garage, grotendeels op eigen terrein worden opgelost, zoals dat nu ook al het geval is. Wanneer toch sprake is van meerdere auto's ten behoeve van de woning, kan worden uitgeweken naar het parkeerterrein dat voor de woning ligt. Daarmee is sprake van voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied.

Binnen het plangebied wordt slechts één woonhuis mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Conform de ladder voor duurzame verstedelijking wordt de ontwikkeling van slechts één woning niet bestempeld als stedelijke ontwikkeling en hoeft het voornemen niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007 en Verordening Romte Fryslân 2014

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de Romte', vastgesteld op 13 december 2006.

In de Verordening Romte Fryslân 2014 is het beleid uit het Streekplan vertaald naar regels. Stedelijke ontwikkelingen dienen conform de verordening zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied plaats te vinden. Hier is in het plangebied sprake van.

De provincie zet in op concentratie van woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra. Daarnaast is altijd ruimte voor plaatselijke woningbehoefte buiten deze bundelingsgebieden. De ontwikkeling van nieuwe woningen moet, bij voorkeur van de provincie, zoveel mogelijk plaatsvinden binnen bestaand bebouwd gebied. Bovendien is er op de Waddeneilanden volgens het streekplan sprake van een specifieke situatie, waarbij het van belang wordt geacht dat mensen die sociaal-economisch aan de eilanden gebonden zijn, moeten worden voorzien van betaalbare huisvesting. Deze ontwikkeling voorziet in die behoefte, omdat het gaat om huisvesting dat in de eerste plaats specifiek bedoeld voor personeel dat op het eiland werkzaam is.

In de Verordening Romte Fryslân is in artikel 3.1 opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan. Echter, staat in artikel 3.1.2 lid b: "Indien het gaat om een Waddeneiland, wordt de woningbouwcapaciteit van het ruimtelijk plan ingepast in het gemeentelijke woningbouwprogramma, via uitwisseling van woningbouwcapaciteit op gemeentelijk niveau of door fasering van plannen". Aangezien het hier om een Waddeneiland gaat, is in paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat het voornemen in overeenstemming is met het woningbouwprogramma.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Vlieland 2020

Met de structuurvisie kan de gemeente Vlieland een actieve rol spelen bij ontwikkelingen en plannen op het eiland. De structuurvisie geeft het perspectief van de gemeente weer waarmee landelijke en provinciale wetgeving en procedures worden beoordeeld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen en de hoofdzaken van het uit te voeren ruimtelijk beleid.

Oost-Vlieland is het enige dorp op het eiland. Het wonen op het eiland is geconcentreerd in het dorp. Buiten het dorp zijn slechts op enkele locaties woningen aanwezig. Op Vlieland is sprake van druk op de woningmarkt. Dit komt met name door de behoefte aan woningen voor Vlielanders, met name voor starters en ouderen, huisvesting voor personeel van het vaste land, de afname van de gemiddelde woonbezetting en de toenemende vraag van niet-eilanders naar een woning. Het plan is in overeenstemming met de Structuurvisie Vlieland 2020, omdat wordt voorzien in huisvesting voor personeel van een slijterij op het eiland. Hiermee wordt de druk op de woningmarkt verlicht.

Woonvisie Vlieland

Uit de 'Woningmarktanalyse Friese Waddeneilanden' bleek dat de woningmarkt op de Friese Waddeneilanden uniek is. Daarnaast bleek er meer onderzoek nodig naar de woningmarkt van Vlieland. Daarom is er besloten een woonvisie op te zetten, waar ook een programma voor het wonen wordt omschreven.

In de woonvisie staat vermeld dat het toerisme op Vlieland groeit. Bovendien wordt het seizoen langer, waardoor er meer ruimte is voor vast personeel. Dit personeel heeft goede huisvesting nodig. Daarom sluit het plan om personeelshuisvesting te realiseren aan bij deze opgave uit de woonvisie. Verder, blijkt uit de woonvisie dat er meer woningen nodig zijn, omdat de woningmarkt flink onder druk staat. De gemeente Vlieland zet zich dan ook in voor meer woningen voor middeninkomens en lagere inkomensgroepen. De wachttijden voor sociale huurwoningen zijn zo hoog dat een deel van de woningzoekenden zich onthoudt van inschrijven, resulterend in een verscholen woningvraag. Door huisvesting voor personeel toe te voegen aan onbewoond terrein binnen het dorp, maken andere woningzoekenden weer meer kans op de rest van de woningmarkt.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor het plan is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en om andere sectorale regelgeving.

4.1 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Toetsing

Dit plan maakt de ontwikkeling van een woonhuis mogelijk binnen de dorpskern van Oost-Vlieland. De wegen direct rondom het plangebied betreffen 30 km/uur-wegen. Bovendien is Vlieland een zeer autoluw eiland, waardoor het aantal verkeersbewegingen op de wegen rondom het plangebied zeer beperkt is. Daarom wordt extra onderzoek naar geluidshinder niet nodig geacht.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

In de voorgenomen situatie wordt in het plangebied één woonhuis gebouwd. Dit betreft een bedrijfshindergevoelige functie, waarvoor in beginsel aan de richtafstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' moet worden voldaan.

In de directe omgeving van het plangebied zijn veel verschillende functies aanwezig. Daarom kan het als gemengd gebied worden beschouwd. Dit betekent dat voor elke milieucategorie een stap terug kan worden gedaan.

Het plangebied wordt omringd door meerdere woonpercelen. Daarnaast is er ten zuidwesten van het plangebied een perceel met de bestemming Recreatie - Voorlopig. Laatstgenoemde bestemming maakt recreatieve bewoning mogelijk tot uiterlijk het moment waarop het woonhuis wordt gebruikt voor permanente bewoning. De richtafstand voor recreatieve bewoning is in gemengd gebied 0 meter.

Ten zuiden van het plangebied is sprake van een detailhandelsbestemming. Voor detailhandel geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Hier wordt aan voldaan. Hier geldt tevens een functieaanduiding voor verblijfsrecreatie. Ook hier geldt een richtafstand van 0 meter waar aan wordt voldaan.

Ten westen van het plangebied geldt op 8 meter afstand de bestemming dienstverlening, met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Ook hier wordt aan voldaan.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Binnen het plangebied wordt één woning gerealiseerd. Dit betreft bodemgevoelig object. Om na te gaan of sprake is van een goede bodemkwaliteit is het Bodemloket geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat de locatie voldoende is onderzocht en geen sprake is van verontreinigingen. Het laatst uitgevoerde bodemonderzoek dateert uit 1995. Echter hebben zich in de tussentijd geen bodemverontreinigende activiteiten voorgedaan. Gezien het feit dat bewoning ook mogelijk is binnen de geldende bestemming 'Detailhandel' kan daarom worden gesteld dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de voorgenomen functie.

In het kader van de omgevingsvergunning zal uiteindelijk nog een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In het kader van dit bestemmingsplan is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Toetsing

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat op Vlieland sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate.

Met dit plan wordt één woonhuis gerealiseerd. Dit aantal ligt ruim binnen de NIBM-normen en draagt daarom niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt geen deel uit van Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Duinen Vlieland en ligt op circa 35 meter afstand ten noorden van het plangebied. Binnen het plangebied is op dit moment geen vorm van bewoning aanwezig, wel staat er een schuur en zeer geringe beplanting. Gezien de aard en omvang van deze ontwikkeling kan gesteld worden dat directe effecten, zoals verstoring, verontreiniging, versnippering etc. uit te sluiten zijn. Indirecte hinder als gevolg van verkeersbewegingen is ook niet aan de orde omdat autoverkeer de natuurgebieden niet hoeft te kruisen om de planlocatie te bereiken. Bovendien is op Vlieland zeer beperkt sprake van autoverkeer. Desondanks is het Natura 2000 gebied Duinen Vlieland wel een stikstofgevoelig natuurgebied.

Impact stikstofdepositie

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie en moeten om die reden daarop worden beoordeeld. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine projecten, waarvan op voorhand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen (significant) negatief effect is op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten is, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat. Onder de PAS werd een effectafstand voor hoofdwegen of hoofdvaarwegen van respectievelijk 3 of 5 kilometer ten opzichte van het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat gerekend.

De potentiële effecten van onderhavig plan zijn hoofdzakelijk het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) en op basis van honderden uitgevoerde AERIUS-berekeningen wordt geschat dat een toename van de stikstofdepositie niet zal optreden op een afstand meer dan 5 kilometer.

Door de kleinschaligheid van de aanvraag, gaat het in de 'gebruiksfase' om verkeersbewegingen die op gaan in de dagelijkse verkeersbewegingen van de omliggende straten. Er rijden iedere dag bouwers en aannemers over Vlieland bezig met allerhande bouwactiviteiten. In die activiteiten gaat dit bouwplan op en brengt daarmee gezien de kleinschaligheid geen extra verkeersbewegingen met zich mee. Het is daarom op voorhand duidelijk dat deze verkeersbewegingen in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.

Omdat het slechts om zeer tijdelijke aanlegfase gaat en de aanleg opgaat in de dagelijkse beslommeringen op het eiland, kan vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden.

 

Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. Omdat geen ingrepen in de NNN worden voorgesteld, is van aantasting geen sprake en zijn er vanuit de NNN geen belemmeringen voor de plannen aan de orde.

Soortenbescherming

Binnen het plangebied is in de huidige situatie een schuur aanwezig en is sprake van een zeer kleine mate van beplanting. Zowel de beplanting als de schuur zullen ten behoeve van de ontwikkeling worden verwijderd. De kans dat zich hier beschermde soorten ophouden is zeer minimaal. Het perceel is gelegen in de dorpskern en de bestaande schuurconstructie is zo opgezet dat er nauwelijks sprake is van mogelijke verblijfplaatsen voor beschermde soorten. Daarom is voor dit plan geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Geldend bestemmingsplan

Volgens het geldend bestemmingsplan rust op het plangebied een dubbelbestemming waarde - archeologie voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Toetsing

Volgens het FAMKE geldt er voor de omliggende omgeving het advies "streven naar behoud". Dit is inclusief de bebouwing aan de Dorpsstraat 58 maar exclusief de achterliggende delen van het perceel, waar het plangebied op berust. Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt er een dubbelbestemming Waarde - Archeologie in het gehele plangebied en de directe omgeving. Dit betekent dat er geen werkzaamheden dieper dan vijftig centimeter mogen plaatsvinden. Echter, voor het bouwen van nieuwe woonhuizen wordt de grond aangetast. Bovendien, zal het bouwwerk meer dan vijftig vierkante meter beslaan, daarom is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1.

Het archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd heeft aangetoond dat de bodem grotendeels al is verstoord. Op de locatie werden wel scherven aardewerk en stukken baksteenpuin gevonden, die dateren tussen 1550 tot en met de tegenwoordige tijd. Ze werden in de bovenste lagen en/of in nog vermengde delen van de C-horizont aangetroffen. De kans is zeer gering dat het hier om een archeologische vindplaats gaat.

Op basis van de afwezigheid van archeologische indicatoren in niet vermengde lagen en de afwezigheid van cultuurlagen of een overstoven oude bouwvoor is geen nader onderzoek noodzakelijk. De dubbelbestemming kan voor dit perceel daarmee ook komen te vervallen.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het bepalen van de cultuurhistorische waarden gaat via de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden

Toetsing

In het plangebied is volgens het CHK geen sprake van cultuurhistorische waarden waar rekening mee moet worden gehouden bij de uitvoering van dit plan. Wel geldt er in het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht. Ter plaatse geldt dat hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap bedekt met gebakken rode dakpannen. Daarnaast moeten de gevels worden opgetrokken uit gebakken stenen en dienen de omlijstingen van de naar de weg gekeerde gevels, daklijsten, dakgoten, kozijnen, dakkapellen, ramen en deuren uitgevoerd te zijn in groen en/of wit geverfd en/of gebeitst hout. In het ontwerp van het woonhuis is rekening gehouden met de genoemde eisen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.8 Water

Toetsingskader

Van groot belang in de ruimtelijke ordeningspraktijk is de vroegtijdige afstemming met het betreffende waterschap. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Doorgaans wordt hiervoor de wettelijk verplichte 'watertoets' doorlopen. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon. Bij een kruimelgevalprocedure behoeft de watertoets echter niet doorlopen te worden.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets (kenmerk: 20191018-2-21610) kenbaar gemaakt aan Wetterskip Fryslân. Hieruit is naar voren gekomen dat de korte procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2.

Veilig

Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: 

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied grenst niet aan een regionale waterkering. Ook ligt het niet vrij voor de boezem. Ook is er geen sprake van een gebied met een verhoogd overstromingsrisico.

Voldoende

Peilbeheer: 

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Uit de informatie uit het wateradvies blijkt dat het plangebied voldoet aan de droogleggingsnorm. Wel moet bij de uitvoering rekening worden gehouden met voldoende ontwateringsdiepte.

Compensatie: 

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van water(gangen) moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.

Als gevolg van het plan neemt de verharding niet met meer dan 200 m² toe in stedelijk gebied, waardoor de grenswaarde voor watercompensatie niet overschreden wordt. Daarom is watercompensatie niet noodzakelijk.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: 

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren.

Waterkwaliteit: 

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet:

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure:

Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de initiatiefnemer en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan. De watertoets is hiermee afgerond.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes aanwezig zijn die van invloed zijn op de beoogde ontwikkeling   in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels, leidingen en zones

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

In en direct rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die een planologische bescherming genieten en waar rekening mee gehouden moet worden in dit bestemmingsplan. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Het plangebied in dit bestemmingsplan is voorzien van een enkelbestemming en twee dubbelbestemmingen.

Wonen - 1

Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Wonen - 1'. Binnen het plangebied wordt een woonhuis gerealiseerd. Om bij de systematiek van het geldende plan aan te sluiten is ervoor gekozen om Wonen - 1 aan te houden. Binnen deze bestemming zijn woonhuizen mogelijk met een bouwhoogte van 9 meter. Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 8 meter. Wel is de bestemming ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'uitgekleed' tot alleen die regels die van belang zijn voor realisatie van dit bouwplan.

Waarde Beschermd Dorpsgezicht

In de dorpskern van Vlieland geldt een beschermd dorpsgezicht, waarvoor in het geldende plan een dubbelbestemming is opgenomen. Om de waarden uit het beschermd dorpsgezicht ook in dit plan te waarborgen is deze dubbelbestemming eveneens opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Via de procedure van de omgevingsvergunning kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.

6.1 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Via de procedure van het bestemmingsplan kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens worden de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming.

Er is een overlegreactie ontvangen van de provincie waarin zij aangeeft dat ten behoeve van de bouw van de woning een schuur moet worden gesloopt. Volgens de provincie kan de schuur mogelijk gebruikt worden door vleermuizen. De provincie vraagt dit te onderzoeken. De aard, staat en constructie van de schuur is zodanig dat deze niet toegankelijk en volstrekt ongeschikt is als verblijfsplaats voor vleermuizen. Er zijn tot op heden nooit vleermuizen waargenomen. De schuur zal pas worden gesloopt als alle formele trajecten zijn doorlopen. Op dat moment zal aanvrager voor de volledige zekerheid zorgdragen voor een inspectie om zodoende niet in strijd te handelen met de Wet natuurbescherming. Op dit moment en gezien de feitelijke situatie is op planniveau een onderzoek niet zinvol en wordt aan de uitvoerbaarheid van het plan niet getwijfeld.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend, die als ontvankelijk is beoordeeld. Daarnaast is middels een ambtshalve aanpassing een aanpassing in de bouwregels opgenomen, in die zin dat in de bestemming '

Wonen - 1' is opgenomen dat bijbehorende bouwwerken een maximale bouwhoogte van 8 meter mogen hebben.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad wordt voorgesteld om geen exploitatieplan vast te stellen.