direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Hoorn - Dorpsstraat 48
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.WP2015HRNDORPSST48-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Centraal in het dorp Hoorn staat een woonboerderij op een grote kavel. Bij de gemeente Terschelling is het verzoek ingediend om op het westelijk deel van dit perceel, naast de woonboerderij, een nieuw woonhuis op te richten. De gewenste situatie is niet op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk. De gemeente wil medewerking verlenen aan het voornemen door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplan (zie hiervoor paragraaf 1.3). Om hier toepassing aan te geven is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het westelijk deel van het perceel Dorpsstraat 48 te Hoorn. De begrenzing is afgestemd op het wijzigingsgebied zoals opgenomen in het bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2015HRNDORPSST48-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Hoorn en De Duunt, dat is vastgesteld op 27 januari 2015. Het perceel heeft hierin de bestemming 'Wonen'. Woonhuizen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Alleen voor bestaande woonhuizen zijn bouwvlakken opgenomen. Het bouwen van een nieuw woonhuis is op basis van het bestemmingsplan dus niet mogelijk. Op het westelijk deel van het perceel geldt de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2'. Een fragment van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2. De rode lijn geeft het wijzigingsgebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2015HRNDORPSST48-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Fragment gelden bestemmingsplan

Op grond van artikel 18.6 kan binnen deze aanduiding een bouwvlak ten behoeve van een nieuwe woning worden toegevoegd. De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor dient een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de voorgestelde ontwikkelingen en de uitgangspunten voor het plan. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt centraal in het dorp Hoorn, aan de doorgaande weg. Rondom het plangebied liggen vooral woonpercelen. Ook zijn kleinschalige horeca, detailhandel, een kerk en een ambachtelijk bedrijf aanwezig. Het plangebied betreft een deel van een grote woonkavel (ruim 2.000 m2). Op het oostelijk deel van het perceel staat een woonboerderij. Achterop het westelijk deel is onlangs een schuur gebouwd. Een aanzicht op het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2015HRNDORPSST48-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Aanzicht op het plangebied

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

Het initiatief omvat de bouw van een woonhuis in de noordwestelijke hoek van het perceel. De woning krijgt een oppervlakte van ongeveer 14 bij 11 meter en is opgebouwd uit één bouwlaag met kap (volgens het bestemmingsplan een goothoogte van 3,5 meter en een nokhoogte van 10 meter. De woning staat iets naar voren ten opzichten van de naastgelegen woning/winkel en naar achteren ten opzichte van de woonboerderij. De bestaande schuur (60 m2) zal als bijgebouw bij deze woning dienen. De inrichting van het perceel is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2015HRNDORPSST48-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Gewenste inrichting perceel

2.3 Ruimtelijke inpassing

Het nieuwe woonhuis wordt ingepast in het bebouwingslint aan de Dorpsstraat. Dit bebouwingslint bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande huizen, die al dan niet (ook) andere functies hebben gekregen. De bebouwing staat overwegend dicht op de weg, waardoor een smal wegprofiel ontstaat. Verder zijn de meeste huizen opgebouwd uit één bouwlaag met een kap. Het voorgestelde woonhuis sluit qua situering en vormgeving goed aan op het hiervoor geschetste bebouwingsbeeld. De welstandscriteria uit de welstandsnota waarborgen een goede beeldkwaliteit. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3,

Vanuit functioneel oogpunt bestaan er geen bezwaren tegen het toevoegen van een woning op deze locatie. De woonfunctie overheerst in het gebied en de aanwezige bedrijven zijn zodanig kleinschalig dat deze geen onevenredige hinder veroorzaken ter plaatse van de nieuwe woning. De nieuw van een woning in dit gebied vormt daarmee ook geen belemmering voor bestaande bedrijven.

De ontwikkeling is ruimtelijk inpasbaar op de locatie.

2.4 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 18.6 onder b van het bestemmingsplan. Hiermee kan een bouwvlak ten behoeve van een woning worden toegevoegd. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

Alleen in wijzigingsgebied

De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend wordt toegepast op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2'. Het plangebied van dit wijzigingsplan is afgestemd op de begrenzing van deze wetgevingzone in het bestemmingsplan. Aan deze voorwaarde wordt dus voldaan.

Passend binnen het woonplan

De nieuwe woning moet passen binnen het woonplan van de gemeente Terschelling. In paragraaf 3.3 is hieraan getoetst. Geconcludeerd wordt dat er binnen het woonplan ruimte is voor de woning.

Aanvaardbare geluidsbelasting

De geluidbelasting op de woning als gevolg van wegverkeerslawaai mag niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde. Paragraaf 4.6 gaat hierop in.

Omgevingstoets

De ontwikkeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In hoofdstuk 4 wordt aan deze aspecten getoetst.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bouwen van één woning is op basis van jurisprudentie geen verstedelijking in dit kader. Desondanks wordt de ontwikkeling getoetst aan de ladder. Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • 1. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?

De aanleiding voor het ontwikkelen van de woning is een lokaal initiatief dat past in het woningbouwprogramma van de gemeente Terschelling. In het dorp zijn geen alternatieve locaties voorhanden. Daarmee is de behoefte in voldoende mate aangetoond.

  • 2. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied?

Ja. De woning wordt gebouwd binnen het bestaande stedelijk gebied.

  • 3. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?

Omdat aan stap 2 wordt voldaan is stap 3 niet aan de orde. Overigens heeft en woonperceel een goede ontsluiting op de hoofdweg. Het is ook met het openbaar vervoer te bereiken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (laatste aanvulling op 1 oktober 2012 vastgesteld) stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Het plangebied valt binnen het Waddengebied. Het Barro bepaalt dat een bestemmingsplan in dat gebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt, geen significante negatieve gevolgen mag hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten. Nieuwe bebouwing in het stedelijk gebied moet qua toelaatbare bouwhoogte aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing. Hieraan wordt voldaan. Voor de nieuwe woningen gelden dezelfde regels als voor de woningen in de omgeving. De woning sluit qua formaat, situering en bouwvorm aan bij de stedenbouwkundige opzet en karakteristieken van Hoorn. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteit van de omgeving.

Het plan is in overeenstemming met de rijksbelangen zoals verwoord in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. De structuurvisie Grutsk op 'e Romte! vormt voor dit onderdeel een uitwerking.

Voor de Waddeneilanden vindt de provincie het belangrijk dat er ruimte is voor de opvang van de woningbehoefte van mensen die sociaal of economisch aan de eilanden gebonden zijn. Er moet bekeken worden of woningbouw binnen het bestaand bebouwd gebied kan plaatsvinden, voordat wordt uitgeweken naar een uitbreidingslocatie.

De woningbouw die met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt vindt plaats op een inbreidingslocatie in bestaande bebouwd gebied. Er is een aangetoonde behoefte naar de woningen voor Terschellingers.

Grutsk op é Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op é Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Waddengebied'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Het gaat dan om landschappelijke kwaliteiten en kenmerken op grote schaal, waaronder de onderlinge samenhang van de eilanden met de kust, het dijkensysteem, de jonge zeepolders met de dorpen op de hogere delen, gradiënten en dergelijke. De beperkte, perceelsgebonden ontwikkeling in de bebouwde kom, die dit plan voorstelt, doet geen afbreuk aan de provinciale belangen.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen het landelijk gebied en het stedelijk gebied. Volgens de provinciale begrenzing ligt het plangebied in het stedelijk gebied. Deze begrenzing is weergegeven in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.WP2015HRNDORPSST48-VG01_0005.png"

Figuur 3.1 Fragment kaart begrenzing bestaande bebouwd gebied

De verordening stelt regels aan onder andere het aspect woningbouw. Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

De ontwikkelingen passen in het woonplan van de gemeente Terschelling (zie paragraaf 3.3) en zijn daarmee in overeenstemming met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan 'Terschelling voorbij 2000'

Het Structuurplan 'Terschelling voorbij 2000' stelt, in de vorm van thematische streefbeelden, kaders voor de ruimtelijke ordening op Terschelling voor de lange termijn. De bestaande ruimtelijke en functionele structuren zijn het uitgangspunt. Met betrekking tot wonen gaat de gemeente ervan uit dat er wordt gebouwd ten behoeve van de huisvesting van mensen die sociaal en economisch aan Terschelling gebonden zijn en dat daarbij rekening wordt gehouden met een verdere daling van de gemiddelde woningbezetting. Het woonbeleid is verder uitgewerkt in het Woonplan Terschelling 2008.

Woonplan Terschelling 2008-2016

Het Woonplan Terschelling 2008 - 2016 vormt de basis voor het maken van prestatieafspraken met de woningcorporatie en andere ontwikkelaars en organisaties. Het Woonplan en de prestatieafspraken tezamen leiden tot de uitvoering van concrete bouwprojecten. Dit alles met het doel te voorzien in de huisvestingsbehoefte van de inwoners van Terschelling.

Uit het woonplan blijkt dat er sprake is van een woningtekort van ongeveer 80 woningen op heel Terschelling. Er wordt gestreefd om dit tekort weg te werken door verschillende woningbouwprojecten te ontwikkelen. Uit de streefcijfers volgt dat er in Hoorn en de overige dorpen ruimte is voor 20 woningen, waarbij de nadruk ligt op herstructurering en inbreiding. Voor de resterende mogelijkheden in Hoorn kunnen sinds 2005 aanvragen ingediend worden. Het in het Woonplan 2001 voor deze plannen gereserveerde contingent (2005-2010: 10 woningen) is op het moment van vaststellen van het woningbouwprogramma nog niet volledig benut. De verwachting was dat de resterende mogelijkheden in Hoorn niet volledig benut gaan worden.

Beoordeeld is dat er binnen het woningbouwprogramma nog ruimte is voor de bouw van een woning in Hoorn. Daarom is voor mogelijk invullocaties, zoals het plangebied, ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de bouw van een woning kan worden toegestaan. Daarmee past de ontwikkeling binnen het woonplan.

Welstandsnota

De Welstandsnota is aanvullend op de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Maatvoeringen en criteria uit de nota zijn in die zin richtinggevend voor de wijze waarop met de in het bestemmingsplan geboden ruimte dient te worden omgegaan. De gemeentelijke Welstandsnota (mei 2008) geeft aan alle gebieden binnen de gemeente - op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang - een bepaalde kwaliteit. Daaraan zijn gebiedsgerichte welstandscriteria gekoppeld.

Het plangebied ligt in het gebied 'Waardevol dorpsgebied B (Formerum, Lies, Hoorn en Oosterend)'. De dorpen zijn aan de Hoofdweg op een strandwal ontstaan. De bebouwing in de waardevolle dorpsgebieden wordt gekenmerkt door kleinschalige bebouwing die in een lintstructuur is gesitueerd.

Formerum, Lies, Hoorn en Oosterend hebben een historisch-waardevol karakter. Met name de integratie van karakteristieke kleinschalige dorpsbebouwing in het omringende landschap, de lintbebouwing met een lage goot- of druiplijn, de nokrichtingen wisselend, loodrecht op, en evenwijdig aan de weg, en de karakteristieke voormalige Terschellinger boerderijen zijn bepalende kenmerken in de dorpen. Het beschermen van het ruimtelijk karakteristieke nederzettingspatroon is een belangrijke doelstelling voor de waardevolle dorpsgebieden van Formerum, Lies, Hoorn en Oosterend. Bij nieuwbouw, wijzigingen en aanvullingen in het waardevolle dorpsgebied moet overwegend worden aangesloten op de bestaande structuur en bebouwingskenmerken en mag het kenmerkende karakter van het gebied niet in gevaar worden gebracht.

Het bouwplan voor de woning moet binnen de volgende uitgangspunten tot stand komen:

Plaatsing

De panden zijn in een wisselende rooilijn geplaatst en in wisselende richting.

Hoofdvorm

De bebouwing is klein tot middelgroot, in relatie tot het gangbare bebouwingsbeeld van het eiland, en bestaat uit 1 of 2 bouwlagen met kap. Er bestaat een variatie in de kapvorm, waarbij het zadeldak en met name ook het schilddak als karakteristieke vormen kunnen worden aangemerkt. De mansardekap komt in mindere mate voor. Soms is een zadeldak voorzien van een wolfseind. Bij sommige kapvormen zijn kleine dakkapellen toegepast of is er een dakvenster aanwezig. De voormalige Terschellinger boerderij komt als hoofdvorm veelvuldig voor.

Aanzichten

De indeling van de gevel is kleinschalig. Gevels hebben overwegend als kenmerk dat de hoogte van gevelopeningen groter is dan de breedte.

Opmaak

De gevels zijn uit gebakken materiaal opgetrokken. De kozijnen bestaan uit hout, plaatselijk kunststof. De hellende daken zijn voorzien van gebakken dakpannen. Het kleurgebruik van de gevelwanden is geel of rood genuanceerd. Stucwerk is wit. Kozijnen zijn in verschillende kleurstellingen uitgevoerd. De combinatie wit/standgroen is de traditionele en veel voorkomende is de traditionele kleurstelling. De pannen zijn rood of zwart. De detaillering is zorgvuldig en traditioneel. De voormalige Terschellinger boerderijen kennen een eigen karakteristieke detaillering.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor de gemeente Terschelling wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaarten blijkt dat in het plangebied een grote kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Voor de periode steentijd - bronstijd geldt een lage verwachtingswaarde. Op basis van deze verwachtingswaarde is geen onderzoek nodig bij ingrepen in de bodem.

De ingrepen die nodig zijn voor de bouw van de woning zijn kleiner dan 200 m2. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van 180 m2. Het is daarom niet nodig om archeologisch onderzoek uit te voeren. Als bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen dan moet dit gemeld worden bij het bevoegd gezag.

4.2 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

De bouwlocatie is momenteel al in gebruik als tuin bij een woning. Er is geen sprake van een verdachte locatie. In het kader van de behandeling van de omgevingsvergunning wordt aan het Bouwbesluit getoetst. In dit kader is het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt bij de bouwaanvraag ingediend. Daarmee is gewaarborgd dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan. Gelet op het huidige gebruik komt de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan door dit aspect niet in het geding.

4.3 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. De historische structuren van het dorp en het typerende bebouwingspatroon hebben wel cultuurhistorische betekenis. Daarom gelden striktere welstandscriteria (zie paragraaf 3.3). De welstandstoetsing waarborgt een goede inpassing op detailniveau. Het plan doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden van de omgeving.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Terschelling heeft een hoge natuurwaarde. Op het eiland zelf ligt het Natura 2000-gebied 'Duinen Terschelling'. Aan de noordzijde ligt de Noordzeekustzone en aan de zuidkant de Waddenzee. Het grootste deel van het eiland is ook aangewezen als onderdeel van de EHS. Het plangebied ligt in het dorp en valt buiten beschermde gebieden.

De natuurgebieden rondom het dorp hebben een vrij intensief recreatief medegebruik en door de aanwezigheid van stedelijke functies is er sprake van een vrij hoge verstoring in de zone direct rondom het dorp. Het oprichten van een woning in een bestaand dorpsgebied heeft geen significante effecten op de natuurdoelen en de natuurlijke kenmerken van de beschermde natuurgebieden tot gevolg. Vanuit de gebiedsbescherming bestaan dus geen belemmeringen voor het plan.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft een deel van een tuin bij een woning. Onlangs is hierop al een schuur gebouwd en een oprit aangelegd. De gronden worden intensief gebruikt en beheerd. Er is dus sprake van een verstoord gebied. Als gevolg van de uitvoering van het plan worden geen gebouwen gesloopt, bebossing gekapt of sloten gedempt. Het is zodoende niet aannemelijk dat het plan schade veroorzaakt aan verblijfplaatsen en/of het habitat van beschermde soorten. De ontwikkeling veroorzaakt geen conflicten met de Flora- en faunawet.

Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, mogelijk gemaakt. Als gevolg van dit plan ontstaan geen externe risico's.

4.6 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

De Dorpsstraat is een doorgaande weg met een maximumsnelheid van 50 km/uur. Deze weg heeft op grond van Wgh een geluidszone. De woning wordt binnen deze geluidszone gebouwd. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1.

Uit de berekeningen blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Dorpsstraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op het bouwvlak van de nieuwe woning wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt echter niet overschreden. Er zijn verschillende maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren denkbaar. Het gaat dan om bronmaatregelen, zoals het beperken van de verkeersomvang of -samenstelling of maximumsnelheid of het toepassen van stiller asfalt. Deze maatregelen zijn verkeerskundig en/of financieel niet haalbaar. Overdrachtsmaatregelen, zoals het plaatsen van een geluidscherm of het naar achteren plaatsen van de woning zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt onwenselijk. Hierop wordt in de rapportage in bijlage 1 nader ingegaan. Er dient dan ook een besluit hogere waarde te worden vastgesteld.

Voor de woning geldt dat aanvullende gevelwerende maatregelen nodig kunnen zijn om te kunnen voldoen aan het, in het Bouwbesluit opgenomen, maximum binnenniveau. Hieraan wordt bij de behandeling van de omgevingsvergunning getoetst.

4.7 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen en -kabels van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 15 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine woningbouwlocatie tot 1.500 woningen horen daar ook bij. Het toevoegen van één woning draagt in elk geval niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.

4.9 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de uitgangspunten uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Het plangebied ligt in een gemengde omgeving met kleinschalige voorzieningen en woningen.

Rondom de nieuwe woning komen verschillende vormen van bedrijvigheid voor. Het gaat om horecabedrijven, maatschappelijke functies en kleinschalige bedrijven. Nabij het plangebied zijn een hotel, een pension en een restaurant aanwezig. Daarnaast is een kerk, een winkel en een ambachtelijk bedrijf (hoefsmid) aanwezig.

Alle bedrijfsactiviteiten rondom het plangebied, met uitzondering van de smederij, vallen onder milieucategorie 1 of 2. Een smederij valt onder milieucategorie 3.1, waarbij een richtafstand van 30 meter geldt. Aan deze afstand wordt niet voldaan. In dit geval gaat het niet om een gemiddelde smederij, maar om een kleinschalige ambachtelijke bedrijfsactiviteit. De werkzaamheden van deze hoefsmid vinden bovendien elders plaats. Op de locatie ten zuiden van het plangebied vindt uitsluitend opslag plaats. Daarmee is dit bedrijf gelijk te stellen aan een bedrijf uit milieucategorie 2.

Voor dergelijke activiteiten geldt dat deze in een gemengde omgeving goed verenigbaar zijn met woningen. Voor categorie 1 activiteiten hoeft geen afstand te worden aangehouden, voor de categorie 2 activiteiten geldt hier een richtafstand van 10 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D11) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. Als drempelwaarden gelden een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2.000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 200.000 m2.

De ontwikkeling vindt niet plaats in een gevoelig gebied (geen Natura 2000 of verbindingszone in de EHS). Er wordt slechts één woning mogelijk gemaakt. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren.

De voorgaande paragrafen hebben aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.

4.11 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Aspecten die van belang zijn voor de waterhuishouding zijn ingrepen in watergangen en waterkeringen, toename van verharding en wijzigingen in de afvoer van hemel- en afvalwater. Daarnaast zijn nog een aantal voor het waterschap van belang zijnde zones relevant.

Dit plan heeft beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt niet in de zone van een watergang, waterkering of een andere relevante zone. De oppervlakte verharding neemt toe met minder dan 200 m2, waardoor er geen sprake is van een significante versnelde afvoer van hemelwater. Compensatie is daarom niet nodig. Afvalwater wordt afgevoerd op het rioleringsstelsel. Daarom kan de korte procedure voor de watertoets worden doorlopen. Dit betekent dat wordt volstaan met het opnemen van een standaard wateradvies. Dit is opgenomen in Bijlage 2. Nader overleg met het waterschap is niet nodig. Wetterskip Fryslân heeft geen bezwaar tegen de ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Systematiek

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Verbeelding

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt.

Regels

De regels die deel uitmaken van het Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie: NL.IMRO.0093.BP2013HOORNDUUNT-VG03 met de bijbehorende regels (en bijlagen) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. Ter bevordering van de leesbaarheid van dit wijzigingsplan zijn de voor dit wijzigingsplan relevante regels ongewijzigd opgenomen.

5.2 Toelichting op de bestemming

Het plangebied behoudt de bestemming ‘Wonen’ (artikel 18 van het bestemmingsplan). De planregels bieden ruimte voor wonen, eventueel met een combinatie met de uitoefening van een vrij beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. De woningen zijn vastgelegd in een bouwvlak en hebben een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 en 10 meter. Bij ieder woonhuis (hoofdgebouw) mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m².

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een wijzigingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure:

Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 21 augustus 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is voor belanghebbenden de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen geboden. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 8 december besloten over de vaststelling van het wijzigingsplan. Het is ongewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De ontwikkeling is een particulier initiatief. Het perceel is eigendom van de aanvrager. De kosten voor het bouwrijp maken zijn van dusdanige omvang dat het plan als haalbaar kan worden aangemerkt.

6.3 Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.

In dit wijzigingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.