direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiele herziening beheersverordening Natuurgebieden (standplaatsen)
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.PHBV2021STANDPLTSN-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op Terschelling zijn meerdere locaties voor standplaatsen voor ambulante handel. Deze standplaatsen worden een of meerdere dagen per week gebruikt door kramen of wagens die etenswaren te koop aan bieden (bijvoorbeeld vis of snacks) of die bijvoorbeeld fietsen verhuren. Deze ambulante handel voorziet, met name op plekken die druk bezocht worden door toeristen en waar geen reguliere detailhandel of horeca aanwezig is (zoals op het haventerrein en bij de strandovergangen), in een behoefte .

Onder een standplaats wordt verstaan het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening. Onder een standplaats wordt niet verstaan een vaste plaats op een warenmarkt of een vaste standplaats op een evenement.

Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Terschelling is het verboden om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) een standplaats voor ambulante handel in te nemen. Het college kan een vergunning verlenen voor het innemen van een standplaats, waarbij wordt getoetst aan de regels die zijn opgenomen in de APV en de beleidsregels die zijn opgenomen in de Beleidsnotitie Standplaatsen. In deze beleidsregels is opgenomen onder welke voorwaarden de vergunning verleend kan worden.

In de APV is opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders een standplaatsvergunning weigert indien de standplaats in strijd is met het geldende bestemmingsplan. In een aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente Terschelling zijn regels opgenomen die zien op standplaatsen, maar dit geldt niet voor alle bestemmingsplannen. Vanwege de koppeling tussen de APV en de geldende bestemmingsplannen is het nu in principe niet mogelijk om een standplaatsenvergunning te verlenen. In veel bestemmingsplannen zijn namelijk geen regels opgenomen die zien op standplaatsen. Dit betekent dat standplaatsen op grond van het bestemmingsplan niet zijn toegestaan en de standplaatsenvergunning daarom geweigerd moet worden.

Hetzelfde geldt ook voor beheersverordeningen die op het gemeentelijk grondgebied van Terschelling van toepassing zijn. Een beheersverordening is wat juridische status betreft gelijk aan het bestemmingsplan. Dit instrument is bedoeld om bestaande situaties vast te leggen en kan in plaats van een bestemmingsplan worden opgesteld.

Binnen het gemeentelijk grondgebied van Terschelling is in relatie tot de locatie van standplaatsen één beheersverordening van kracht: Beheersverordening Natuurgebied. In deze beheersverordening is ten aanzien van standplaatsen niets geregeld. De voorliggende partiële herziening beheersverordening moet de geldende beheersverordening aanvullen op het gebied van standplaatsen, zodat vergunningverlening mogelijk blijft. De regels die in deze partiële herziening zijn opgenomen, vullen daarmee de bestaande beheersverordening aan voor zover het gaat om de standplaatsen. De vergunningverlening via de APV stuit dan niet meer op strijdigheid.

1.2 Plangebied partiele herziening

De bestaande standplaatsen voor ambulante handel op Terschelling zijn gelegen binnen de dorpskernen: West-Terschelling, Midsland, Hoorn en Oosterend. Daarnaast is een aantal standplaatsen gelegen op locaties waar conserverende ruimtelijke regimes gelden, namelijk de beheersverordening Natuurgebieden en het bestemmingsplan Buitengebied Polder. Tot slot zijn in Midsland aan Zee enkele standplaatsen toegestaan.

Deze Partiële herziening beheersverordening Natuurgebieden (standplaatsen) heeft betrekking op de standplaatsen voor zo ver gelegen binnen het beheersverordeningsgebied van de beheersverordening Natuurgebieden.

De standplaatsen die met de partiële herziening beheersverordening geregeld worden zijn:

  • Parkeerterrein Badweg - 1
  • Parkeerterrein Badweg - 2
  • Strandovergang West aan Zee
  • Driesprong
  • Kruispunt
  • Parkeerterrein Duinmeer
  • Strandovergang Midsland aan Zee
  • Parkeerterrein Badweg Hoorn

Op een groot deel van het gemeentelijk grondgebied zijn bestemmingsplannen van kracht. Voor die gebieden is onderhavige regeling niet van toepassing maar hiervoor is, zoals eerder aangegeven, een aparte regeling opgesteld in de vorm van een paraplubestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.PHBV2021STANDPLTSN-VA01_0001.jpg"

Figuur: plangebied partiële herziening beheersverordening standplaatsen Terschelling

1.3 Geldende beheersverordening

Deze Partiële herziening beheersverordening Natuurgebieden (standplaatsen) heeft betrekking op de standplaatsen voor zo ver gelegen binnen het beheersverordeningsgebied van de beheersverordening Natuurgebieden, vastgesteld op 23 september 2014.

De bestemmingsplannen en de beheersverordening zijn overeenkomstig het regime van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tot stand gekomen en vastgesteld en voldoen aan de (digitale) verplichtingen uit de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

1.4 Planvorm

Het is mogelijk om één of meerdere beheersverordeningen tegelijkertijd op één of meerdere thema's of onderdelen te wijzigen zodat ze weer zijn voorzien van een goede regeling. Dit kan in de vorm van een (partiële) herziening van de beheersverordeningen. Op één of meer aspecten worden meerdere beheersverordeningen aangevuld, voor het overige blijven de desbetreffende 'bestemmingen' (regels en verbeelding) van kracht. Dit maakt het dus mogelijk om met één beheersverordening alle beheersverordeningen aan te vullen of aan te passen waarvoor dit noodzakelijk is.

De voorliggende partiële herziening is daarmee een aanvullende regeling voor het onderwerp 'standplaatsen' en herziet de bestaande beheersverordening Natuurgebieden op dit onderdeel. De beheersverordening voorziet in een regeling om standplaatsen toe te staan.

Tegelijkertijd wordt voor hetzelfde onderwerp ook een paraplubestemmingsplan

opgesteld. Onderhavige partiële herziening beheersverordening heeft hetzelfde doel, maar kan juridisch gezien geen onderdeel zijn van een bestemmingsplanherziening, omdat het gaat om verschillende ruimtelijke instrumenten met elk een eigen procedure.

1.5 Opzet partiële herziening beheersverordening

Deze partiële herziening beheersverordening geeft regels die specifiek zien op standplaatsen. Deze partiële herziening is een aanvulling op de vigerende beheersverordening ten aanzien van standplaatsen. De partiële herziening bestaat naast deze toelichting uit een set planregels en een verbeelding. De toelichting geeft een uitleg van partiële herziening en de gedachten die hieraan ten grondslag liggen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar geeft meer informatie over welke keuzes er zijn gemaakt en is van belang voor een juiste interpretatie van de partiële herziening. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende kader van het plan. Deze onderdelen moeten in samenhang gelezen worden.

1.6 Leeswijzer toelichting

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleidskader.De regeling in de APV, het gemeentelijke beleid en de keuzes voor dit bestemmingsplan worden behandeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op omgevingsaspecten. Daarna wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid besproken. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Deze partiële herziening is opgesteld om het gemeentelijk standplaatsenbeleid goed te kunnen uitvoeren. Op grond van de APV kan namelijk een standplaatsenvergunning verleend worden indien het onder andere passend is binnen het bestemmingsplan. In een aantal bestemmingsplannen zijn regels voor standplaatsen opgenomen, maar dit geldt niet voor alle bestemmingsplannen. In de betreffende beheersverordening 'Natuurgebieden' is geen regeling opgenomen voor standplaatsen. Door middel van voorliggende partiële herziening beheersverordening wordt het standplaatsenbeleid in het kader van een goede ruimtelijke ordening ingebed.

Uit het rijks- en provinciaal beleid volgen geen randvoorwaarden voor standplaatsen. In dit hoofdstuk wordt daarom alleen ingegaan op het gemeentelijk beleid.

2.2 Algemene plaatselijke verordening (APV)

In hoofdstuk 5 van De Algemene Plaatselijke Verordening 2016 (APV) van de gemeente Terschelling zijn regels voor standplaatsen opgenomen. In artikel 5:17 APV is omschreven wat wel en wat niet onder een standplaats wordt verstaan:

Lid 1: Onder een standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

Wat niet onder een standplaats wordt verstaan, staat in het tweede lid vermeld: Een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160 , eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet, en/of een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de APV.

Het volgende artikel, artikel 5:18, geeft aan in welke gevallen een standplaatsenvergunning verleend dan wel geweigerd wordt door het college van burgemeester en wethouders:

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
  • 2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
    • a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
    • b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
  • 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Voor het innemen van een standplaats is een standplaatsenvergunning van het college van burgemeester en wethouders nodig. De aanvraag wordt getoetst aan de geldende planologische regels en aan de redelijke eisen van welstand. Hiernaast gelden ook de algemene weigeringsgronden die zijn opgenomen in artikel 1:8 van de APV. Is een aanvraag is strijd met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu, ook in die gevallen wordt de aanvraag geweigerd. Het college is bevoegde een standplaatsenvergunning te verlenen of te weigeren. Artikel 5:19 van de APV geeft aan dat het voor de rechthebbende van een perceel verboden is om toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college een standplaats wordt of is ingenomen. Er is dus altijd een standplaatsenvergunning van het college nodig. Tot slot regelt artikel 5:20 van de APV in welke twee gevallen artikel 5:18 niet van toepassing is. Dat is indien: 1. Het verbod van artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement. 2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.

2.3 Gemeentelijke beleidsnotitie standplaatsen 2006

Met goed standplaatsenbeleid kan een gemeente sturen op locatie, aantal en diversiteit (branchering) van standplaatsen. In aanvulling op de regels van de APV is op 28 november 2006 de Beleidsnotitie Standplaatsen vastgesteld. In deze beleidsregels zijn aanvullende voorwaarden voor standplaatsenvergunningen opgenomen. Deze beleidsregels zijn het toetsingskader voor de verlening van standplaatsenvergunningen. Ook kunnen op basis van deze beleidsregels voorwaarden aan de standplaatsenvergunningen worden verbonden.

De Beleidsnotitie Standplaatsen is opgesteld om verstoring van de openbare orde en/of ongewenste ruimtelijke ontwikkeling te voorkomen op het gebied van ambulante handel. Terschelling is grotendeels natuurgebied, het heeft waardevolle dorpsgezichten en de verkeersdoorstroming staat niet overal een standplaats toe. De beleidsregels zorgen ervoor om deze waarden te beschermen.

In de beleidsnotitie wordt iedere standplaats omschreven. Een standplaatsenvergunning wordt op grond van gemeentelijk beleid in principe verleend aan de standplaatshouder die de standplaats het voorgaande jaar innam, mits de aanvraag voor 15 december van het voorgaande jaar wordt ingediend.

Het bestaande standplaatsenbeleid dateert van 2006. Diverse wet- en regelgeving is inmiddels veranderd en ook is er de nodige jurisprudentie ontstaan met betrekking tot standplaatsen. In 2016 heeft de Raad van State (RvS) uitspraak gedaan omtrent schaarse vergunningen en heeft geoordeeld dat schaarse vergunningen, waaronder standplaatsenvergunningen, niet voor onbepaalde tijd verleend mogen worden. Mede gezien deze ontwikkeling wordt het standplaatsenbeleid binnenkort herzien. De beleidsnotitie standplaatsen 2006 is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting.

2.4 Planologische vormgeving

De juridische vorm van deze beheersverordening is een partiële herziening beheersverordening. Door middel van een partiële herziening worden een of meerdere beheersverordeningen aangevuld op een of meerdere specifieke onderdelen. Deze partiële herziening geeft regels die specifiek zien op standplaatsen en de bestaande plannen op dit onderdeel aanvult. Voor het overige blijven de bestaande beheersverordeningen onverminderd van toepassing.

Op grond van de Algemene Plaatselijk Verordening is voor het innemen van een standplaats altijd een standplaatsenvergunning van het college van burgemeester en wethouders nodig. Indien een standplaatsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, dan wordt deze geweigerd.

Op grond van dezelfde APV is een standplaats het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

Kenmerk van ambulante handel is dat dit plaatsvindt vanuit een verrijdbaar of verplaatsbaar object: een kraam, een wagen of een tafel. Uit jurisprudentie volgt dat wanneer een standplaats langer dan 31 dagen wordt ingenomen er sprake is van een bouwwerk, mede ook omdat de locatie vastligt en er sprake is van een permanent aan een locatie gebonden bouwwerk. Naast een algemene gebruiksregel (die het gebruik als standplaats regelt) is in deze beheersverordening daarom ook een algemene bouwregel opgenomen.

De verbeelding van deze partiële herziening beheersverordening bestaat uit de verschillende locaties voor standplaatsen. Deze locaties zijn door deze herziening voorzien van de aanduiding 'overige zone - standplaats'. Het maximaal aantal toegestane standplaatsen per locatie bedraagt 1.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Algemeen

Bij het opstellen van een beheersverordening is het van belang om te bekijken in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling gevolgen kan hebben op aspecten als milieu, ecologie, water, archeologie en cultuurhistorie. Deze herziening brengt slechts beperkte gevolgen met zich mee. Bij de voorbereiding van deze partiële herziening zijn deze aspecten daarom niet opnieuw onderzocht. De aspecten zijn in de afzonderlijke onderliggende bestemmingsplannen behandeld. Wel wordt hierna ingegaan op de milieuaspecten en de verkeersveiligheid.

3.2 Bedrijven en milieuzonering

Een standplaats voor ambulante handel heeft een beperkte invloed op de omgeving en levert niet of nauwelijks hinder naar de omgeving. Voor de beoordeling van hinder van een (bedrijfs-)activiteit op de omgeving wordt gebruik gemaakt van de door de VNG opgestelde Handreiking Bedrijven en milieuzonering. Een goede ruimtelijke ordening voorkomt hinder en gevaar. Dit kan door voldoende afstand te houden milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. De handreiking bevat een lijst met (bedrijfs-)activiteiten met daarbij horende milieucategorieën en richtafstanden op basis van geur, stof, geluid en gevaar. Standplaatsen voor ambulante handel zijn niet als afzonderlijke (bedrijfs)activiteit opgenomen. Wel kent de Handreiking soortgelijke (bedrijfs-)activiteiten. Dit zijn bijvoorbeeld 'detailhandel vlees, wild, gevogelte met roken, koken, bakken' en ' restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons, viskramen'. Deze categorieën zijn qua activiteit en mogelijke hinder vergelijkbaar met de activiteiten die plaatsvinden in een kraam voor ambulante handel. Deze activiteiten vallen onder milieucategorie 1, de minst zware categorie. Dit betekent dat de (bedrijfs)activiteiten plaats kunnen vinden dichtbij andere (gevoelige)functies, zoals de woonfunctie. Hieruit kan worden afgeleid dat standplaatsen geen of slechts beperkte hinder aan de omgeving veroorzaken. Het aspect milieuzonering staat de vaststelling van de partiële herziening beheersverordening standplaatsen dan ook niet in de weg.

3.3 Verkeer en parkeren

Op grond van de APV kan een standplaatsenvergunning geweigerd worden als er sprake is van risico's voor de openbare veiligheid. Hieronder valt ook verkeersveiligheid. Risico's kunnen bijvoorbeeld ontstaan door verkeersaantrekkende werking van standplaatsen. Hierdoor kan gevaar ontstaan voor fietsers en voetgangers. Daarnaast kan er groepsvorming bij een standplaats ontstaan, wat kan leiden tot lawaai, rommel en/of vernieling. In principe heeft een standplaats niet of nauwelijks verkeersaantrekkende werking. In een aantal gevallen zijn standplaatsen op een parkeerterrein toegestaan. Hierdoor zijn op die locatie minder parkeerplekken beschikbaar. Bij de vergunningaanvraag worden omstandigheden als openbare veiligheid, verkeersaantrekkende werking en parkeren beoordeeld. Deze afweging is aan de orde bij de beleidsmatige toetsing aan het gemeentelijk standplaatsenbeleid en is niet aan de orde in de partiële herziening beheersverordening.

3.4 Overige omgevingsaspecten

Standplaatsen voor ambulante handel hebben een beperkte ruimtelijke impact op de omgeving. Door het innemen van standplaatsen treden er geen wezenlijke gevolgen op voor aspecten als bodem, geluid, archeologie, water, externe veiligheid en luchtkwaliteit op. Om die reden zijn deze omgevingsaspecten ten behoeve van dit paraplubestemmingsplan niet onderzocht. Er heeft wel een ecologische beoordeling plaatsgevonden en er is een stikstofdepositie-berekening uitgevoerd.

Ecologische beoordeling

Ten behoeven van deze partiële herziening beheersverordening is een ecologische effectanalyse van het gebruik van standplaatsen in relatie tot de beschermde natuurwaarden van het eiland. uitgevoerd. Doel is het gebruik van de standplaatsen te toetsen aan de geldende natuurbeschermingswetgeving Het gaat daarbij niet alleen om de effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura2000-gebied als gebiedsbescherming van de Wet Natuurbescherming (Wnb), maar ook om de soortenbescherming van de Wnb. De ecologische beoordeling is opgenomen als bijlage bij de toelichting.

De eindconclusie is dat voor de Natura2000-gebieden geldt dat de plaatsing en het gebruik van de locaties niet leidt tot significant negatieve effecten op alle instandhoudingsdoelen. Er is geen sprake van strijdigheid met de gebiedsbescherming van de Wet Natuurbescherming. Het doen opstellen van een Passende Beoordeling of de aanvraag van een vergunning van de Wet Natuurbescherming is niet nodig.

Ten aanzien van de soortenbescherming zijn de conclusies:

  • Schade aan individuen en populaties van strikt beschermde soorten op alle standplaatslocaties blijft achterwege.
  • Er is geen sprake van schade aan de nestlocaties van soorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn.
  • Er is geen sprake van een blijvende verslechtering van de staat van instandhouding van de populaties van soorten in relatie tot de zorgplicht.
  • De plaatsing en het gebruik van de standplaatsen op de locaties leidt niet tot strijdigheid met de Wet Natuurbescherming aangaande de soortenbescherming.

Uit het onderzoek blijkt aldus dat er vanuit de gebieds- en soortenbescherming geen belemmeringen zijn voor het alsnog planologisch vastleggen van de bestaande standplaatsen.

Stikstofdepositie

Ook standplaatsen kunnen stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden veroorzaken. Als dat voor een standplaats het geval is, dan is er mogelijk ook een natuurvergunning van de provincie nodig. Dat is het geval als uit een stikstofberekening blijkt dat de betreffende standplaats stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied veroorzaakt en door die stikstofdepositie significante negatieve effecten voor Natura 2000-gebied niet uitgesloten kunnen worden. In die gevallen is een standplaats zonder een natuurvergunning van de provincie niet toegestaan, ook niet als er van de gemeente een standplaatsvergunning is ontvangen.

Ook door andere factoren kunnen significante negatieve effecten ontstaan, bijvoorbeeld verkeers- of publieksaanrekkende werking. Juist door de situering op knooppunten van waar mensen al bijeen komen en er niet of nauwelijks zelfstandige aantrekkende werking van de kramen uitgaat, is er geen sprake van een negatief effect.

In het kader van de partiële herziening beheersverordening heeft een stikstofberekening plaatsgevonden. De stikstofberekening met bijbehorende memo zijn opgenomen als bijlage 3. Uit de resultaten van het stikstofonderzoek en de berekening blijkt dat er is sprake van een significant effect op hexagonen van Natura 2000-gebied de Duinen van Terschelling. Het gaat hier om hexagonen nabij het parkeerterrein Badweg West aan Zee en Badweg Hoorn. (Beide standplaatsen worden planologisch geregeld met de herziening 'beheersverordening Natuurgebieden'. ) De depositie en het significant effect kan verholpen worden door gasloze standplaatsen te realiseren.

Hoofdstuk 4 Juridische regeling

In artikel 1 is het begrip standplaats opgenomen waaruit blijkt wat een standplaats inhoudt. In artikel 4 is een (algemeen) gebruiksverbod opgenomen waarin is geregeld dat het verboden is gronden voor een standplaats te gebruiken, met uitzondering van de gebieden die hiervoor zijn aangewezen. Hiertoe is op de verbeelding de aanduiding 'overige zone - standplaats' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is het gebruik als standplaats toegestaan voor maximaal 1 standplaats. Een standplaats mag een oppervlakte hebben van maximaal 30 m², inclusief bijbehorend terras. Omdat een standplaats tevens een bouwwerk kan zijn (zie paragraaf 2.4) zijn er in artikel 3 bouwregels gesteld aan de hoogte van een bouwwerk en het aantal. De overige regels binnen de geldende beheersverordening Natuurgebieden blijven onverkort van toepassing.

De andere artikelen in deze partiële herziening zijn opgenomen omdat dat op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht is. In artikel 5 is de anti-dubbeltelregeling opgenomen. Deze standaardbepaling is bedoeld om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt. De overgangsregels (artikel 6 en 7) zijn overgenomen van de wettelijk verplichte standaardregels uit het Bro. Tenslotte is er nog een slotregel (artikel 8) opgenomen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. De beheersverordening wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend. De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de bekendmaking van het vaststellingsbesluit, tenzij in het besluit daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.

Gelijktijdig met het vooroverleg van het paraplubestemmingsplan is ook de 'Partiële herziening beheersverordening Naturgebieden' toegezonden naar de overlegpartners provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. Wanneer de vooroverlegreacties aanleiding geven tot aanpassing van de beheersverordening is dit in de ontwerpherziening verwerkt.

De ontwerpherziening beheersverordening Natuurgebieden (standplaatsen) is met ingang van 11 februari 2022 zes weken ter inzage gelegd voor het indienen van zienswijzen. Er zijn 2 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien, waarbij is nagegaan óf en hóe het plan bijgesteld moet worden. De 'Reactienota Zienswijzen partiële herziening beheersverordening Natuurgebieden (standplaatsen)' is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.

De zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen in het plan. De regels zijn nauwgezetter afgestemd op de inhoud van de verleende vergunningen en in de toelichting op beide plannen is het ecologisch onderzoek toegevoegd. De partiële herziening beheersverordening Natuurgebieden (standplaatsen) is op 13 juli 2022 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggende partiële herziening beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar vult de bestaande beheersverordening 'Natuurgebieden' aan op een specifiek onderwerp, de standplaatsen. Van kostenverhaal in de zin van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is daarom geen sprake. Dit betekent dat voor deze partiële herziening geen afzonderlijk exploitatieplan hoeft worden vastgesteld.