direct naar inhoud van Regels
Plan: Herstelbesluit Manege Boddelenweg 5 te Hoorn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.HERSTELMANEGE-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Herstelbesluit Manege Boddelenweg 5 te Hoorn met identificatienummer NL.IMRO.0093.HERSTELMANEGE-VG02 van de gemeente Terschelling;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.8 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijke recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bewoning:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen):

  • a. recreatieve bewoning:
    • 1. de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
  • b. permanente bewoning:
    • 1. het gebruiken van woonruimte als vaste woonplaats;
1.13 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.23 extensief dagrecreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.26 kantine:

een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie;

1.27 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.28 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Natuurbeschermingswet (1998) en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.29 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.30 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.31 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.32 paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen, stallen en verhuren, waaronder huifkarverhuur, van paarden, pony's en/of ezels;

1.33 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.34 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.35 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.36 relatie:

ter plaatse van de aanduiding "relatie" wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwpercelen;

1.37 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 vaste woonplaats:

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.39 vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.40 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw;

1.41 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

2.6. de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.7. de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.8. de oppervlakte van personeelsruimten:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.9. de breedte van randbeplanting/afschermende elzensingel:

de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de randbeplanting/elzenzingels;

2.10. de goothoogte van een lessenaarsdak:

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de hoge zijde van het dak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het grondgebonden agrarisch gebruik;
  • b. cultuurgrond;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polder en de binnenduinrand, zoals die zijn weergegeven op de gebiedsvisiekaart in Bijlage 1 Gebiedsvisiekaart,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. agrarisch natuurbeheer;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. infrastructurele voorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging,

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,50 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel, anders dan tijdelijk gedurende een periode van 9 maanden per jaar;
    • 2. het afgraven en/of vergraven en/of ophogen van gronden, niet zijnde de inrichting en het normale onderhoud van gronden ten behoeve van de cranberrycultuur;
    • 3. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor houtteelt, bosbouw, bollenteelt, boomkwekerijbedrijven, sier- en/of fruitteelt, niet zijnde de cranberryteelt, en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid;
    • 4. het opslaan op het perceel van bagger en organisch materiaal anders dan tijdelijk op de oever van het water waaruit de bagger en het organisch materiaal is verkregen, waarbij verwerking van de bagger en het organisch materiaal op het betreffende perceel is toegestaan;
    • 5. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto's, boten en caravans, anders dan in gebouwen;
    • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van agrarische of direct aanverwante producten die in de hoofdzaak op het eigen bedrijf zijn geproduceerd;
    • 7. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het hebben van recreatieappartementen en andere verblijfsrecreatieve doeleinden;
    • 8. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
    • 9. het gebruik van de gronden als parkeer- en/of speelterrein;
    • 10. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.3, sub a, onder 1 en toestaan dat gronden buiten het bouwperceel worden gebruikt voor het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten, mits:
    • 1. dit door een gebrek aan fysieke ruimte op het bouwperceel noodzakelijk is;
    • 2. sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
    • 3. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor opslag ten behoeve van de bestemming 'Sport - Manege';
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.3, sub a, onder 2 en toestaan dat gronden worden afgegraven en/of vergraven en/of opgehoogd, mits;
    • 1. dit noodzakelijk is voor de teelt van de binnen de bestemming toegestane gewassen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
    • 2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas buiten het bouwperceel, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
    • 3. het graven en/of dempen en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
    • 4. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen buiten het bouwperceel;
    • 6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, en/of het verharden en/of verbreden van bestaande wegen en bestaande paden buiten het bouwperceel;
    • 7. de aanleg van cranberryteeltpercelen;
    • 8. de aanleg van ontsluitingswegen/-paden ten behoeve van de ontsluiting van agrarische bouwpercelen.
  • b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op:
    • 1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
  • c. De in sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, aardkundige, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polders of de binnenduinrand. Bij de afweging van de toelaatbaarheid van vergunningplichtige werken en werkzaamheden zal Bijlage 2 Inventarisatie Cultuurlandschap Terschelling steeds onderdeel van het toetsingskader zijn.

Artikel 4 Sport - Manege

In de regels van de bestemming is de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, met datum van 25 april 2018 en ECLI:NL:RVS:2018:1397 verwerkt.

Dit betreft artikel 4, lid 4.4, onder 4.4.2, onder b en onder 4.4.2, onder d. De doorhalingen zien op de vernietigde plandelen in de regels, de vet gedrukte delen zijn ingevoegd rechtstreeks voortkomend uit de uitspraak.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen zoals een midgetgolfbaan of een ponybaan;

met de daarbij behorende voorzieningen:

  • b. onderdelen:
    • 1. kantines;
    • 2. een manege met de daarbij behorende voorzieningen zoals stallen, opslagloodsen en beheersruimten;
    • 3. bij de manege behorende logiesruimten;
  • c. manegefaciliteiten in de vorm van een mestplaat, longeercirkel, stapmolen en een buitenrijbak;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. een vrijstaande- of inpandige bedrijfswoning;
  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning,
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

alsmede in beperkte mate voor:

  • h. wegen en paden;
  • i. water.

Ter plaatse van de aanduiding "relatie" mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van één manege.

4.2 Bouwregels
  • a. Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - manegefaciliteiten" mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - manegefaciliteiten" kan uitsluitend worden verleend wanneer de landschappelijke inrichting zoals opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting is gerealiseerd en wordt behouden, dan wel dat de realisatie van de landschappelijke inrichting zoals opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting is gerealiseerd en wordt behouden krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning voldoende is verzekerd.

  • c. Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw ten behoeve van de in lid 4.1 onder a genoemde functies gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van het gebouw zal per bestemmingsvlak ten hoogste 75 m2 bedragen;
    • 2. de goothoogte van gebouwen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
    • 3. het gebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de helling ten minste 25 graden zal bedragen.

  • d. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de in lid 4.1 onder b, e en f genoemde functies en gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.HERSTELMANEGE-VG02_0001.png"

  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, hekwerken en/of keerwanden zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten beheove van het onderhoud, beheer en inrichting van de dagrecreatieve voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen. en lichtmasten ten behoeve van een buitenrijbak, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2, sub d en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 4.2, sub e, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van sport - manegefaciliteiten".

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke bepaling

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - manegefaciliteiten" zonder dat de landschappelijke inrichting zoals opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting is gerealiseerd en wordt behouden. Deze bepaling geldt niet voor het bestaande gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - manegefaciliteiten".

4.4.2 Algemeen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b.  het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan bedoel in lid 4.1 sub b onder 1; het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan bedoeld in lid 4.1, onder b, ten eerste en ten derde, van de planregels;
  • c. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d.  het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie van de in lid 4.1, sub b onder 3 bedoelde activiteiten; het gebruik van de bij de manege behorende logiesruimten anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2, sub e en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:

  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • 2. de personeelsverblijven uitsluiten worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
  • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij het bestaande oppervlak met niet meer dan 500 m² wordt vergroot;
  • b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m² ten behoeve van de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 5.2, sub a en sub c, en toestaan dat bestaande bouwwerken worden uitgebreid en bouwwerken ten behoeve van de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen worden opgericht met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de uitvoering van de bouwactiviteiten te laten begeleiden tot een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld onder c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden, om op de gronden, bedoeld in lid 5.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm;
    • 2. het graven, baggeren en dempen van sloten, vaarten en andere watergangen;
    • 3. het aanbrengen van drainage;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    • 5. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.

  • b. Lid 5.4, sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    • 1. die het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen tot een diepte in de grond van ten hoogste 30 cm;
    • 2. al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4, sub a kan alleen worden verleend als:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden verstoord:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
      • een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
      • een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden tot een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld onder 3, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op te nemen, mits door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te verwijderen, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de gronden bestemd voor Sport - Manege;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein".

8.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.1, sub g en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste zes weken per jaar;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:

  • de afwijking om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied' worden heringericht ten behoeve van de manege en bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. voor zover de gronden niet zijn voorzien van een bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit plan, is het bestemmingsplan Buitengebied Polder, NL.IMRO.0093.BP2013BUITENGEBIED-VG03, van overeenkomstige toepassing en werkt deze wijzigingsbevoegdheid aanvullend;
  • b. de gronden gewijzigd mogen worden ten behoeve van de manege aan de Boddelenweg 5 in de bestemming 'Sport - Manege' ten behoeve van een clustering van manegefaciliteiten, niet zijnde gebouwen;
  • c. de overige gronden mogen worden gewijzigd naar de bestemming 'Agrarisch';
  • d. voor het overige de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Sport-Manege' van overeenkomstige toepassing zijn
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significante negatieve aantasting plaatsvindt van de gebieden Duinen Terschelling, Waddenzee en Noordzeekustzone.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 12.1 sub a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Herstelbesluit Manege Boddelenweg 5 te Hoorn van de gemeente Terschelling.

Behorend bij het besluit van 25 oktober 2016 en uitspraak van 25 april 2018