direct naar inhoud van Regels
Plan: Willem Barentszkade 22, West-Terschelling
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2021WBKADE22-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Willem Barentszkade 22, West-Terschelling met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2021WBKADE22-VG01 van de gemeente Terschelling;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
    bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, al dan niet zijnde een hoofdgebouw, en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.17 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.20 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.21 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.22 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.23 oesterfabriek:

een bedrijf met werkschuur/keuken ten behoeve van het verwerken en verpakken van oesters met daarbij behorende ondersteunende detailhandel, als bedoeld in lid 1.24, en ondersteunende horeca, als bedoeld in lid 1.25;

1.24 ondersteunende detailhandel:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit waarbij de verkoop van oesters de hoofdrol speelt en daaraan ondergeschikt de verkoop van verwante producten, zoals handschoenen, messen en bijpassende drink- en etenswaren is toegestaan.

1.25 ondersteunende horeca:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren die direct voortvloeien uit de hoofdactiviteit voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van niet-alcoholische dranken voor directe consumptie ter plaatse. De openingstijden van de horeca-activiteiten zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

1.26 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.27 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.28 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.29 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.30 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 tijdelijke huisvesting:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen voor de duur van maximaal 9 maanden per jaar;

1.32 vaste woonplaats:

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.33 verblijfsrecreatie:

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.34 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw:

  • 1. bewoning:
    de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen);
  • 2. permanente bewoning:
    het gebruiken van woonruimten als vaste woonplaats;
  • 3. recreatieve bewoning:
    de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
  • 4. weekend- en/of verblijfsrecreatie:
    het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;
  • 5. vaste woonplaats:
    de plaats waar een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen) gedurende negentig dagen van een halfjaar gehuisvest is;
1.35 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat wat betreft uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil of het maaiveld* tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil of het maaiveld* tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein of het maaiveld* ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelsgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;

2.7 de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2021WBKADE22-VG01_0005.png"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Oesterfabriek

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Oesterfabriek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een oesterfabriek als bedoeld in lid 1.23;
    • 2. overnachtingsruimte voor tijdelijke huisvestiging van personeel;
    • 3. verblijfsrecreatie;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bouwwerken wordt nagestreefd;

alsmede in beperkte mate voor:

  • b. straten en paden;
  • c. nuts- en communicatievoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak worden uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde oesterfabriek gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen geen aanpassingen worden gedaan aan het uitwendig karakter van het gebouw voor wat betreft de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling alsmede de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • e. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen bedraagt niet minder respectievelijk niet meer dan de bestaande dakhelling;
  • f. recreatieappartementen worden inpandig gerealiseerd;
  • g. overnachtingsruimten voor de tijdelijke huisvestiging van personeel worden inpandig gerealiseerd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (de) dichtst bij de weg gesitueerde gebouw(en) niet meer dan 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,00 m.
3.3 Nadere eisen

Er kunnen ten behoeve van:

  • de milieusituatie;
  • de cultuurhistorische waarden;
  • de archeologische waarden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid; en,
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen gesteld worden aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in sublid 3.2.1 sub c, in die zin dat:
    • 1. de karakteristieke waarden van het bouwwerk, mede in relatie tot het straatbeeld en de omgeving, niet in onevenredige mate worden aangetast;
    • 2. bij verandering van het karakteristieke pand de met het desbetreffende karakteristieke pand identieke en/of gelijkwaardige karakteristieke waarden worden teruggebracht.
  • b. het bepaalde in sublid 3.2.2, sub b, in die zin dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor fietsenverhuur;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, met uitzondering van ondersteunende horeca met dien verstande dat de totale bruto-vloeropervlakte ten behoeve van ondersteunende horeca niet meer bedraagt dan 25% van de bruto-vloeroppervlakte dat voor detailhandel wordt gebruikt, met een maximum van 25 m2;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer dan één recreatieappartement;
  • d. het gebruik van het recreatieappartement ten behoeve van recreatieve bewoning indien de bedrijfsmatige activiteiten van de oesterfabriek zijn beëindigd;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van overnachtingsruimte voor tijdelijke huisvestiging van personeel met een grotere vloeroppervlakte dan 30% van de oppervlakte van het bedrijfsgebouw op het perceel;
  • f. het gebruik van het recreatieappartement ten behoeve van recreatieve bewoning zonder de realisatie van 1 parkeerplaats op het eigen terrein ten behoeve van het recreatieappartement.
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ is een omgevingsvergunning vereist.

3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen van een bouwwerk betreffen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 6 Algemene gebruikregels

6.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen.
6.2 Afwijken van de gebruikregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1, sub f, in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan zes weken per jaar;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van het 'Bestemmingsplan West-Terschelling 2012' (NL.IMRO.0093.086406-VA03) ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
  • b. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
    • 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk;
    • 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 3. de bouwhoogte van de mast niet meer dan 15,00 m bedraagt;
    • 4. het aantal masten binnen de gemeente niet meer bedraagt dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Willem Barentszkade 22, West-Terschelling' van de gemeente Terschelling.