direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: West-Terschelling - Torenstraat 43
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2015TORENSTR43-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Torenstraat in West-Terschelling ligt een bebouwingslint met centrumvoorzieningen, zoals horeca, detailhandel en woningen. Op het perceel Torenstraat 43-45 is de Hema gevestigd. Door de beperkte omvang van het pand wordt ongeveer 80% van het totale assortiment van Hema gevoerd. Vanwege de goede omzetcijfers van de vestiging, is het van uit HEMA Nederland een eis dat de locatie wordt opgewaardeerd, zodat het gehele assortiment kan worden gevoerd. Om de winkel op een goede basis te kunnen exploiteren is een minimaal vloeroppervlakte van 500 m2 nodig. De winkel moet hiervoor worden uitgebreid. Achter de winkel staat een gestapelde woning aan de Zeevaartschoolstraat. Het plan is opgevat om de winkel uit te breiden in de begane grond van dit pand.

De gewenste situatie is in strijd met het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Daarom wordt voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de gewenste ontwikkeling mogelijk is.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied heeft betrekking op de percelen Torenstraat 43 en 45 en Zeevaartschoolstraat 22. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015TORENSTR43-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan West-Terschelling. Dit plan is (gedeeltelijk) vastgesteld op 22 april 2014. De huidige winkel is bestemd als 'Detailhandel' en de gestapelde woning valt onder de bestemming 'Wonen - 2'. Omdat het gebruik ten behoeve van detailhandel binnen de woonbestemming niet is toegestaan, kan de Hema in planologische zin niet uitbreiden in de eerste bouwlaag van de woning.

Tevens geldt voor het plangebied de bestemming 'Waarde - Archeologie', waarbinnen de verwachte archeologische resten worden beschermd. Ook ligt op het huidige perceel van de HEMA de 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', waarbinnen het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om de bestemmingen van het centrumgebied uit te wisselen.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

De Hema in West-Terschelling is gevestigd aan de westzijde van de Torenstraat, op korte afstand van de Brandaris. De Torenstraat loopt van de veerhaven naar de Brandaris en is één van de belangrijkste winkel- en horecastraten van het dorp. De winkelruimte van de Hema is verspreid over twee panden. Hierboven liggen twee woningen.

Achter het bebouwingslint van de Torenstraat ligt de Zeevaartschoolstraat. Via deze straat zijn de achterkanten van de centrumvoorzieningen bereikbaar, voor bijvoorbeeld bevoorrading. Ook zijn hier enkele woningen aanwezig. Achter de Hema staat een gestapelde woning en een magazijn van de winkel. Een aanzicht op de gebouwen vanaf de Zeevaartschoolstraat is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015TORENSTR43-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Aanzicht op het plangebied vanaf de Zeevaartschoolstraat

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

Om te kunnen voldoen aan de eisen van de Hema is een uitbreiding van het winkeloppervlak nodig. Het initiatief omvat de uitbreiding hiervan in de eerste bouwlaag van de gestapelde woning op het perceel Zeevaartschool 22. Omdat de woning aan de oostzijde los staat van de winkel wordt hier een koppeling gebouwd. Deze is met een oppervlakte van ongeveer 14 m2 zeer klein. De huidige situatie en uitbreiding van de winkelruimte is gevisualiseerd in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015TORENSTR43-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Huidige situatie en uitbreiding winkelruimte

Met de uitbreiding komt het totale winkeloppervlak op circa 530 m2, waarmee het gehele assortiment van Hema kan worden gevoerd en de winkel weer voldoet aan de eisen. De woning boven het nieuwe deel blijft als bovenwoning in gebruik.

2.3 Ruimtelijke inpassing

De ontwikkeling heeft vrijwel geen ruimtelijke gevolgen. De beperkte uitbreiding van het winkeloppervlak van een bestaande winkel heeft geen gevolgen voor het winkelbestand van West-Terschelling en veroorzaakt ook geen wijzigingen in verkeersstromen en parkeerbehoefte. De verbouwingen zijn grotendeels inpandig, waardoor de uiterlijke verschijningsvorm van de gebouwen ongewijzigd blijft. Het toe te voegen tussenlid is vanuit de openbare ruimte niet zichtbaar door andere bebouwing. De ontwikkeling is dus ruimtelijk inpasbaar op de locatie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (laatste aanvulling op 1 oktober 2012 vastgesteld) stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Het plangebied valt binnen het Waddengebied. Het Barro bepaalt dat een bestemmingsplan in dat gebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt, geen significante negatieve gevolgen mag hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten. Nieuwe bebouwing in het stedelijk gebied moet qua toelaatbare bouwhoogte aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing. In dit geval is er sprake van een functiewijziging. Dit doet geen afbreuk aan de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteit van de omgeving.

Verder worden er geen rijksbelangen geraakt. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte'.

Volgens het Streekplan behoort Terschelling, met uitzondering van de kernen, tot de ecologische hoofdstructuur. West-Terschelling is aangewezen als 'overige kernen'. Algemeen geldt het beleid dat de bijzondere waarden van de Waddeneilanden voorop worden gesteld. Bij de kernen is ruimte voor ontwikkeling voor lokale bedrijven. Dit draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Deze ontwikkelingen mogen plaatsvinden binnen bestaand bebouwd gebied. De verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan zijn speerpunt. Maatwerk is daarom noodzakelijk, dit is in alle gevallen afgestemd op de eilander situatie.

Ten aanzien van wonen vindt de provincie het voor de Waddeneilanden belangrijk dat er ruimte is voor de opvang van de woningbehoefte van mensen die sociaal of economisch aan de eilanden gebonden zijn.

Grutsk op é Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op é Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Waddengebied'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Het gaat dan om landschappelijke kwaliteiten en kenmerken. De beperkte, perceelsgebonden ontwikkeling die dit plan voorstelt doet hier geen afbreuk aan.

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:

1.1. Bundeling

Het plangebied is volgens de begrenzing van het landelijk gebied gerekend tot het 'bestaand stedelijk gebied'. Binnen dit gebied hebben gemeenten beleidsvrijheid voor het ontwikkelen van stedelijke functies, waaronder winkels.

3. Wonen

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het aspect 'wonen'. De verordening is ten aanzien hiervan sturend als het gaat om het toevoegen van woningen aan de woningvoorraad. Er worden geen regels ten aanzien van het onttrekken van woningen gesteld.

4.4. Detailhandel

Op grond van lid 4.4.1 kan een bestemmingsplan in principe alleen ontwikkelingsmogelijkheden voor detailhandel bieden in het bestaande kernwinkelgebied. De Hema is gevestigd in het kernwinkelgebied van West-Terschelling.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan 'Terschelling voorbij 2000'

Het Structuurplan 'Terschelling voorbij 2000' stelt, in de vorm van thematische streefbeelden, kaders voor de ruimtelijke ordening op Terschelling voor de lange termijn. De bestaande ruimtelijke en functionele structuren zijn het uitgangspunt. Voor West-Terschelling ligt het speerpunt voor ruimtelijke ontwikkelingen op menselijke activiteiten. Het enigszins stedelijke karakter van onder meer West-Terschelling biedt mogelijkheden voor grootschaliger en meer stedelijke vormen van bebouwing, waaronder bebouwing voor voorzieningen.

Visie op uitvoeringsbeleid ruimtelijke ordening

Deze visie geeft richting aan hoe de gemeente met aanvragen en ontwikkelingen omgaat. In de visie is gesteld dat de gemeente de overtuiging heeft dat de bestemmingsplannen en binnenplanse afwijkingsmogelijkheden voldoende ruimte voor ontwikkelingen bieden. De algemene lijn is om binnen 7 jaar in principe niet buitenplans af te wijken van het bestemmingsplan. Wel houdt het college de bevoegdheid om in uitzonderlijke gevallen toch van deze mogelijkheid gebruik te maken, onder andere bij onvoorziene ontwikkelingen. De nadruk ligt hierbij niet op het afwijken van beleid, maar op het veranderen van beleid. Gekozen is om voor deze gevallen een nieuw bestemmingsplan op te stellen met een gewijzigde bestemming voor de betreffende locatie.

In dit geval is sprake van een onvoorziene ontwikkeling. Het was op voorhand niet te verwachten dat de HEMA een dusdanige omzet zou kennen, waardoor het noodzakelijk is geworden om uit te breiden.

Beleidsregels 'toepassen planologische afwijkingen'

Op 8 juli 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsregels 'toepassen planologische afwijkingen' vastgesteld. Deze beleidsregels geven handvatten in de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan. Er wordt alleen meegewerkt aan een ontwikkeling als er sprake is van een algemeen of maatschappelijk belang. Een activiteit is van algemeen of maatschappelijk belang als het een ruimtelijk, sociale én economische kwaliteit in zich heeft (artikel 4.2). De activiteit moet aan alle drie de kwaliteitscategorieën gezamenlijk een positieve bijdrage leveren door minimaal aan één subthema uit elke categorie te voldoen.

Hierbij wordt opgemerkt dat de te leveren bijdrage evenredig moet zijn aan de afwijking van het bestemmingsplan. Wat feitelijk van belang is, is de afweging om een woonruimte te transformeren naar winkelruimte.

Artikel 4.3 Categorie ‘ruimtelijke kwaliteit’

In deze categorie gaat het om de kwaliteitscategorieën: landschap, ecologie, water en bodem of beeldkwaliteit. Doordat  slechts interne verbouwingen plaatsvinden worden landschap, ecologie en bodem niet aangetast en treedt ook geen verandering op in de waterhuishoudkundige situatie in en rond het plangebied. Voor dit plan is daarom alleen het aspect beeldkwaliteit relevant. Aangezien de uiterlijke vorm van de gebouwen ongewijzigd blijft, heeft het plan geen effect op de beeldkwaliteit. Overigens biedt de functiewijziging en verbouwing wel kansen om de woning, die in de huidige situatie geen hoge beeldkwaliteit heeft, op te waarderen en te laten aansluiten bij de omgeving.

Artikel 4.4 Categorie ‘sociale kwaliteit’

In deze categorie zijn de kwaliteitscategorieën leefbaarheid, cultuurhistorie of de belevingswaarde in of van een gebied van belang. De Torenstraat heeft vooral een functie voor het centrumgebied, voor recreëren en winkelen. De uitbreiding van de winkel komt de belevingswaarde in dat opzicht ten goede. Ten aanzien van het aspect 'leefbaarheid' geldt dat de HEMA een winkel is die vooral ook voor de lokale bevolking een belangrijke assortiment heeft. Door de ontwikkeling wordt het behoud hiervan gewaarborgd, hetgeen bijdraagt aan het behoud van het voorzieningenniveau.

Artikel 4.5 Categorie ‘economische kwaliteit’

Bij economische kwaliteit staat het verbeteren van werkgelegenheid, duurzaamheid, innovatie of promotie van de naamsbekendheid van Terschelling voorop. Het plan leidt tot een vergroting van het personeelsbestand en extra mogelijkheden voor de Terschellingers en toeristen. Dit draagt duidelijk bij aan de economische kwaliteit van het gebied. Daarnaast geldt dat, wanneer de HEMA niet kan voldoen aan de eisen die door HEMA Nederland worden gesteld, deze vestiging mogelijk uit de winkelstraat verdwijnt. Die ontwikkeling zou afbreuk doen aan de economische kwaliteit.

Woonplan 2008-2016

Het Woonplan Terschelling 2008 - 2016 vormt de basis voor het maken van prestatieafspraken met de woningcorporatie en andere ontwikkelaars en organisaties. Het Woonplan en de prestatieafspraken tezamen leiden tot de uitvoering van concrete bouwprojecten. Dit alles met het doel te voorzien in de huisvestingsbehoefte van de inwoners van Terschelling.

Uit het woonplan blijkt dat er sprake is van een woningtekort van ongeveer 80 woningen op heel Terschelling. Er wordt gestreefd om dit tekort weg te werken door verschillende woningbouwprojecten te ontwikkelen.

Ten aanzien van het onttrekken van woningen worden in het woonplan geen beleidsuitgangspunten genoemd. De Huisvestingswet regelt de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte. De wet biedt gemeenten de mogelijkheid om in een huisvestingsverordening regels te geven voor de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woningvoorraad. In de Huisvestingsverordening van de gemeente Terschelling zijn voorwaarden ten aanzien van het onttrekken van woningen opgenomen.

Huisvestingsverordening

Het huisvestingsbeleid van de gemeente is opgenomen in de Huisvestingsverordening 2004. Hierin is bepaald dat voor het geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken van een woonruimte een onttrekkingsvergunning nodig is. Voorwaarde hiervoor is dat het met de onttrekking gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Hiervoor geldt tevens een compensatieverplichting in de vorm van een gelijkwaardige vervangende woonruimte of compensatiegeld.

Voor het onttrekken van de onderwoning op het perceel Zeevaartschoolstraat 22 is een onttrekkingsvergunning aangevraagd.

3.4 Afweging en conclusie

Vanuit het rijks- en provinciaal beleid worden geen specifieke uitgangspunten ten aanzien van dit bestemmingsplan gegeven. Het voornemen is in ieder geval in overeenstemming met de algemene beleidslijnen en verordeningen van het rijk en de provincie.

Vanuit het gemeentelijk beleid geldt dat het uitbreiden van winkelruimte niet stuit op beleidstechnische belemmeringen. Allereerst wordt opgemerkt dat in het bestemmingsplan voor het lint aan de Torenstraat een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de woonbestemming te wijzigingen ten behoeve van het vestigen van winkels. Deze wijzigingsbevoegdheid ligt echter niet op het perceel Zeevaartschoolstraat 22. Ook is een omgekeerde bestemmingswijziging mogelijk in dit aansluitend gebied, van Detailhandel naar Wonen. Gelet op de ruimtelijke situatie en het karakter van het lint aan de Zeevaartschoolstraat (veel achterkantsituaties van functies aan de Torenstraat) sluit het plan aan bij dit omgevingsbeleid waarbij mogelijkheden zijn in de uitwisselbaarheid woon- en detailhandelsfunctie.

Het is wel nodig om van het bestemmingsplan af te wijken. Voor deze afwijking, in dit geval vorm van een postzegelbestemmingsplan, moet er sprake zijn van een algemeen of maatschappelijk belang (zie kop vastgestelde beleidsregels 'toepassen planologische afwijkingen'). In dit hoofdstuk is beoordeeld dat de ontwikkeling voldoet aan de kwaliteitscriteria die hiervoor gelden. Hieruit is naar voren gekomen dat het plan:

  • geen afbreuk doet aan landschappelijke, ecologische, waterhuishoudkundige en bodemkwaliteiten alsmede aan beeldkwaliteit en cultuurhistorische waarden;
  • een positieve bijdrage levert aan de beleveringswaarde en leefbaarheid van het dorp;
  • een stimulans geeft aan de economie op het eiland.

Er kan binnen de vastgestelde beleidskaders dus worden meegewerkt aan de ontwikkeling; het planvoornemen is op dit punt uitvoerbaar.

Tenslotte geldt in algemene zin dat er terughoudend wordt omgegaan met het onttrekken van woningen aan de woonruimtevoorraad. Op grond van de  Huisvestingsverordening is een onttrekkingsvergunning aangevraagd. In dit hoofdstuk is beoordeeld dat het belang van de HEMA in dit geval prevaleert boven het behoud van de woonruimte.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de uitgangspunten uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Het plangebied ligt in een gemengde omgeving met centrumvoorzieningen en woningen. In bijlage 4 van de VNG-brochure zijn activiteiten genoemd die in een gemengd gebied, al dan niet aanpandig, met woningen kunnen voorkomen. Winkels vallen hierin in categorie A. Dit betekent dat een winkel in hetzelfde pand als een woning kan voorkomen. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

De bebouwde kom van West-Terschelling is aangewezen als 30 km/uur zone. De winkel is bovendien geen geluidsgevoelige functie. Ook is er door de ontwikkeling geen sprake van een toename aan verkeer over de ontsluitende wegen. Het is daarom niet noodzakelijk om te toetsen aan de Wgh.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Omdat het plan feitelijk alleen een functiewijziging van de bestaande bebouwing voorstel (met een uitbreiding van het gebouw van 14 m2), kan de korte procedure voor de watertoets worden doorlopen. Daarom wordt volstaan met het opnemen van een standaard wateradvies. Dit is opgenomen in Bijlage 1. Nader overleg met het waterschap is niet nodig. Wetterskip Fryslân heeft geen bezwaar tegen de ontwikkeling.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

De locatie waar de functiewijziging plaatsvindt is momenteel in gebruik als woning. In het verleden is er in het plangebied een ondergrondse tank aanwezig geweest. Deze (deels) ondergrondse tank werd gebruikt voor de opslag van meel en is rond 1960 verwijderd. Bij latere bouwactiviteiten op de locatie is niets meer van deze tank gebleken. De opslag van meel veroorzaakt ook niet dat de locatie als verdacht wordt aangemerkt.

Als gevolg van de ontwikkeling worden geen nieuwe verblijfsruimten voor mensen gebouwd. Aangezien de nieuwbouw een oppervlakte kleiner dan 50 m2 heeft, is het uitvoeren van bodemonderzoek niet nodig. Het bouwwerk is dan namelijk naar aard en omvang gelijk aan een licht-vergunningplichtig bouwwerk, waarvoor geen onderzoek nodig is.

4.5 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor de gemeente Terschelling wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaarten blijkt dat het plangebied op een AMK-terrein ligt. Hier wordt gestreefd naar het behoud van de archeologische waarden van het gebied. Het gebied is in het geldende bestemmingsplan onder de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' gebracht. Hierin is geregeld dat bij ingrepen groter dan 50 m2 een archeologisch onderzoek nodig is.

De ingrepen die nodig zijn voor de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn kleiner dan 50 m2, namelijk circa 14 m2. Het is daarom niet nodig om archeologisch onderzoek uit te voeren. Wel is de beschermende regeling in dit bestemmingsplan overgenomen, voor eventuele toekomstige aanvragen. Als bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen dan moet dit gemeld worden bij het bevoegd gezag.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. West-Terschelling is niet aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Ook hebben de gebouwen in het plangebied geen monumentale status. Het winkelpand ten zuiden van het plangebied is wel aangewezen als rijksmonument. De historische structuren van het dorp en het typerende bebouwingspatroon zijn wel zeer waardevol. Deze dragen ook bij aan de toeristische aantrekkingskracht van het dorp. Het behoud hiervan staat voorop.

Aangezien de uiterlijke verschijningsvorm van de gebouwen in het plangebied niet wijzigt, doet de ontwikkeling geen afbreuk aan de waarden van het naastgelegen monument en ook niet aan de structuren en het bebouwingsbeeld van het dorp. Het plan doet dus geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden van de omgeving.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Terschelling heeft een hoge natuurwaarde. Op het eiland zelf ligt het Natura 2000-gebied 'Duinen Terschelling'. Aan de noordzijde ligt de Noordzeekustzone en aan de zuidkant de Waddenzee. Het grootste deel van het eiland is ook aangewezen als onderdeel van de EHS. Het plangebied ligt in het dorp en valt dus buiten beschermde gebieden.

De natuurgebieden rondom het dorp hebben een vrij intensief recreatief medegebruik en door de aanwezigheid van stedelijke functies is er sprake van een vrij hoge verstoring in de zone direct rondom het dorp. Het plan stelt een beperkte functiewijziging met een kleine bouwactiviteit in de bebouwde kom voor. Deze ontwikkeling leidt niet tot een toename van de verstoring op de omgeving.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling geen significante effecten op de natuurdoelen en de natuurlijke kenmerken van de beschermde natuurgebieden tot gevolg heeft.

Soortenbescherming

Het plangebied is een grotendeels bebouwd, volledig verhard en intensief gebruikt terrein. Dit terrein is niet geschikt als habitat voor planten en dieren. Wel komen in de gebouwen mogelijk verblijfplaatsen van dieren voor. Soorten als vleermuizen, zwaluwen en huismussen hebben vaak verblijfplaatsen onder goten, dakpannen en/of in holten in de bebouwing.

Door de verbouwingswerkzaamheden worden nauwelijks ingrepen in de hoofdvorm van de gebouwen gedaan. Eventuele verblijfplaatsen worden dus niet geschaad. De ontwikkeling veroorzaakt dus geen conflicten met de Flora- en faunawet.

Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 15 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De beperkte perceelsgebonden ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt hoort daar ook bij. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen en -kabels van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

De wijze van bestemmen is afgestemd op het bestemmingsplan West - Terschelling 2012.

Detailhandel

De winkel is onder de bestemming 'Detailhandel' gebracht. Deze bestemming is gericht op winkels. In combinatie hiermee zijn woningen toegestaan. Het maximum aantal woningen is op de verbeelding aangegeven. Het gaat om twee woningen aan de zijde van de Torenstraat en één aan de Zeevaartschoolstraat (de bovenwoning boven de uitbreiding).

De maatvoeringen zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan, evenals de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lunchroom'. Deze heeft betrekking op de lunchroom in de Hema.

Waarde - Archeologie

De archeologische waarde van het gebied is beschermd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor bouwactiviteiten en bodemingrepen geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is. Hiervoor is een vrijstellingsoppervlakte van 50 m2 bepaald. Aangezien de ingreep die nodig is voor dit bestemmingsplan kleiner is, heeft deze bestemming geen gevolgen voor de uitvoering van de plannen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Op basis van de Inspraakverordening wordt geen inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft wel het overleg plaatsgevonden met diensten van Rijk, Provincie en waterschap. Alleen de provincie heeft een schriftelijke reactie gestuurd, welke is opgenomen in Bijlage 2. Hierin wordt aangegeven dat de provinciale belangen op een juiste manier zijn verwerkt en dat het plan geen aanleiding geeft voor het maken van opmerkingen.

Zienswijzen

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan van 5 februari tot en met 17 maart 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Gewijzigde vaststelling

De gemeenteraad heeft op 21 juni 2016 besloten over de vaststelling van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is gewijzigd vastgesteld. De wijzigingen betreffen het opnemen van een begripsbepaling voor 'een lunchroom' en het toevoegen van een specifieke gebruiksregel waarmee de oppervlakte van een lunchroom wordt beperkt.

De bij de vaststelling behorende stukken (vaststellingsbesluit) is als los onderdeel bij het (digitale) bestemmingsplan gevoegd. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Financiële haalbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen financiële bemoeienis. De kosten voor de uitvoering van het plan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De aanleiding voor het initiatief is het gebleken tekort aan winkelruimte. De financiële haalbaarheid van het plan is dus niet in het geding.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit bestemmingsplan stelt geen bouwplannen in de zin van het Bro voor. Het is daarom niet verplicht om een grondexploitatieplan vast te stellen. Bovendien is er geen sprake van bovenplanse kosten, bijvoorbeeld voor infrastructuur en dergelijk. De gemeente sluit met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst, waarmee het verhaal van eventuele planschade is gedekt. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.