direct naar inhoud van Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
Plan: Midsland Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.10640706-VG02

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
    • 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk;
    • 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 3. bij plaatsing binnen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de bouwhoogte van de mast ten hoogste 30,00 m mag bedragen;
    • 4. bij plaatsing binnen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, de bouwhoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen;
    • 5. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;

  • b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeer" dan wel de bestemming “Verkeer” wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 11 dan wel enige andere bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden dan wel ten behoeve van geringe uitbreidingen van tuinen en erven;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden;

  • c. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Water" dan wel de bestemming “Water” wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 dan wel enige andere bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden.